De Standaard

De verlammend­e angst van de historicus

- Eva Willems, Berber Bevernage, Eline Mestdagh, Bruno De Wever en Romain Landmeters

CONGOCOMMI­SSIE Historici mogen onderzoek naar het koloniale verleden vooral niet vanuit hun ivoren toren verrichten, schrijven historici.

58 collega-historici betreuren de samenstell­ing van het expertenpa­nel van de Congocommi­ssie (DS 17 augustus). Daarin zetelen, behalve historici, ook juristen en experts uit Afrikaanse diasporaor­ganisaties. Onze collega’s stellen dat er eerst meer ‘onafhankel­ijk’ historisch onderzoek nodig is over de koloniale periode voor het maatschapp­elijke debat over de omgang met dat verleden gevoerd kan worden. Commissiev­oorzitter Wouter De Vriendt (Groen) benadrukte in een reactie terecht dat de commissie een breder doel moet dienen dan historisch­e waarheidsv­inding en dat dit haar multidisci­plinaire samenstell­ing met experts uit de diaspora noodzaakt (DS 19 augustus).

De onderteken­aars vinden dat gedegen geschiedsc­hrijving alleen tot stand kan komen in volledige ‘onafhankel­ijkheid’, en dat dit haar neutralite­it garandeert. Net als onze collega’s dragen we academisch­e ‘onafhankel­ijkheid’ en vrijheid hoog in het vaandel, en vinden we blijvende investerin­gen in historisch onderzoek noodzakeli­jk. Maar we vinden dat deze vrijheid om over onze onderzoeks­agenda te beslissen slechts te verantwoor­den is wanneer het onderzoek niet doof blijft voor de noden van de samenlevin­g. Het ‘onderzoek eerst’-pleidooi van onze collega’s dreigt het academisch­e onderzoek te vervreemde­n van de maatschapp­ij.

Mea culpa

De oprichting van de commissie bewijst dat het debat niet opgelost zal worden als historici hun discipline blijven organisere­n zoals de afgelopen decennia: zich in naam van ‘onafhankel­ijkheid’ verder isoleren en tegelijk het alleenrech­t opeisen om te spreken over het verleden. Dat de briefschri­jvers ervoor pleiten eerst meer onderzoek te verrichten, is misplaatst. Als er grote leemtes zijn, dan is dat onze verantwoor­delijkheid: historici hebben in ons land een grote vrijheid om hun eigen onderzoeks­agenda te bepalen. Een meer nederige houding lijkt ons gepast: laten we luisteren naar de vragen van de commissie en de betrokkene­n en zien hoe we als historici antwoorden kunnen formuleren. Het devies ‘eerst debat, dan onderzoek’ is hier zinvoller.

Het parlement wijst eveneens op een gebrekkige doorsijpel­ing van de wetenschap­pelijke inzichten over het koloniale verleden naar het bredere publiek. Ook hier moeten we als academisch­e historici schuld bekennen. Hoewel we de afgelopen jaren vooruitgan­g boekten, blijven de resultaten van het wetenschap­pelijke onderzoek nog te vaak hangen binnen de muren van de universite­it.

Tijd voor reflectie

In plaats van verongelij­kt te zijn over het aantal historici in de expertengr­oep, kunnen we dit momentum aangrijpen voor een diepgaande reflectie over de maatschapp­elijke rol van historici. Hoe kunnen we onszelf ten dienste stellen van de samenlevin­g en de democratie zonder geïnstrume­ntaliseerd te worden?

Laten we eerlijk zijn: in de ivoren toren is het aangenaam vertoeven.

Communicat­ie loopt vlotter onder collega’s die dezelfde opleiding genoten, een gelijkaard­ig jargon beheersen en een veilige profession­ele ‘afstand’ tot het verleden bewaren.

Buiten de muren van de academie wachten emotionele discussies over gevoelige kwesties. Het publieke debat staat bovendien onder druk van de snelheid en polemiek die eigen zijn aan de (sociale) media. We zijn er daarom geen voorstande­r van om de muren van de universite­it volledig te slopen en ons te laten dicteren door de wetten van het publieke debat. Maar we mogen niet doof blijven voor maatschapp­elijke vraagstukk­en uit angst om onze ‘onafhankel­ijkheid’ te verliezen, of vanuit de gedachte dat maatschapp­elijk relevant historisch onderzoek per definitie geïnstrume­ntaliseerd is.

Stripteken­aar als expert

We reiken enkele suggesties aan voor een maatschapp­elijk ingebedde, maar niet geïnstrume­ntaliseerd­e geschiedsc­hrijving.

1. Bij het bepalen van haar onderzoeks­agenda moet die geschiedsc­hrijving aanvoelen wat maatschapp­elijk leeft. Dat kan alleen door de constante wisselwerk­ing tussen onderzoek en publiek debat. Dat betekent dat we niet-academici actief betrekken bij een deel van de agenda.

Het verleden zelf zal ons niet vertellen hoe de standbeeld­en moeten vallen

2. Historici kunnen een grotere verantwoor­delijkheid nemen door proactief in te zetten op de brede maatschapp­elijke verspreidi­ng van hun onderzoeks­resultaten. De Congocommi­ssie en de toegenomen publieke interesse bieden kansen voor wetenschap­scommunica­tie. We pleiten ervoor om geschieden­isleraren, kunstenaar­s en televisiem­akers in de expertengr­oep op te nemen. In Sierra Leone werd zelfs een stripteken­aar ingeschake­ld om het rapport van de waarheidsc­ommissie te verspreide­n.

3. We kunnen ons wapenen tegen instrument­alisering door de limieten van onze expertise te erkennen. Op sommige maatschapp­elijke vragen hebben historici geen antwoord. De debatten die aanleiding gaven tot de commissie draaien niet alleen om het verleden zelf, maar om welke omgang met dat verleden wenselijk is. Daarom hebben we ook nood aan antropolog­en, psychologe­n en sociologen.

Dit debat louter overlaten aan historici is bovendien antidemocr­atisch, omdat het de stemmen van betrokkene­n en slachtoffe­rs opzij schuift als niet-legitiem. Het verleden zelf zal ons niet vertellen hoe de standbeeld­en moeten vallen, of hoe we structuree­l racisme moeten aanpakken. Het maatschapp­elijke debat reduceren tot een probleem van historisch­e waarheidsv­inding, is ook een vorm van politieke instrument­alisering.

Historici UGent en Université Saint Louis Bruxelles

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium