Als werelderfgoed op de markt komt
De kans is groot dat FC Barcelona en Lionel Messi beter zullen worden van de scheiding, denkt Filip Joos. Maar waar kan de speler der spelers terecht?
Filip Joos
Naar verluidt kwam het laatste zetje van Ronald Koeman, de kersverse coach van Barcelona. De Nederlander bezwoer Lionel Messi dat hij dolgraag met hem wilde werken, maar voegde er in een adem aan toe dat de tijd van privileges voorbij is. Dat het Koeman menens was, bleek een paar dagen later, toen Messi’s bloed- en spitsbroeder Luis Suárez de wacht werd aangezegd. De boodschap was duidelijk: Barcelona zou niet langer naar de pijpen van Messi dansen. Voortaan zou niet de Argentijn bepalen wie het vergund was naast en met hem te voetballen, in een stramien dat op maat van zijn goddelijke talent gesneden was, maar wel de coach. Messi, die voelde dat zijn vleugels geknipt zouden worden, besloot prompt die uit te slaan (DS 26 augustus).
Als, zoals enigszins te vrezen valt, het Bayern van de geweldenaren echt de weg heeft getoond die het voetbal zal inslaan, in die finale waarin voor het eerst zó opvallend belangrijker was wat je deed in balverlies dan in balbezit, dan zit Messi over tien jaar hoofdschuddend naar wedstrijden te kijken, bij zichzelf denkend: oef, ik ben net op tijd geboren. Zijn tijdperk bij Barcelona was subliem, een ode aan voetbal zoals we erg lang dachten dat het gespeeld hoorde te worden, maar het mooie aan sport is dat niks definitief is. Alles is volatiel.
En dus ook Messi. Het valt zelfs niet uit te sluiten dat hij zijn eigen oppermacht beu raakte, zelf het nefaste effect van zijn status op Barcelona onderkende. Jarenlang profiteerde Barça van clan-Messi: zolang Lionel en zijn gunstelingen wedstrijden domineerden, mochten ze best ook de club naar hun hand zetten. Corona legde de scheve machtsverhoudingen nog meer bloot: Messi moest geen boterham minder eten, terwijl het water het instituut Barça wel heel snel aan de lippen stond.
Groter dan de club
Dat het tot een clash zou komen, stond al langer in de sterren geschreven. Het grote FC Barcelona klopt zich op de borst met het motto ‘Més que un club’ (meer dan een club, in te vullen zoals u wil, maar denk toch vooral aan een filosofie, een superieur gedachtengoed, aan Catalonië, aan trots). Net die leuze is de laatste jaren uitgehold door het immense talent van een speler, die nieuwsgierigen uit alle hoeken van de wereld lokte. Chinegegroeid. zen, Russen, Arabieren, als vliegen op een pot stroop vlogen ze af en aan naar Camp Nou om Messi te aanschouwen. Door die planetaire populariteit werd het fenomeen Lionel Messi més que el club, groter dan de club.
Het is welhaast cynisch: toen Messi als veertienjarig wonderkind bij Barcelona arriveerde, kreeg hij injecties met groeihormoon toegediend. Zijn lengte was het enige obstakel dat een glorieuze carrière in de weg stond, daar waren ze in Catalonië van overtuigd. Gelijk kregen ze, en hoe. De mens Messi haalde een meter zeventig, het merk Messi is de club anno 2020 al een poosje boven het hoofd
De 8-2 nederlaag tegen Bayern München in de kwartfinales van de Champions League was de katalysator van de recente gebeurtenissen, een optater die het proces dat al bezig was – de verwijdering tussen club en sterspeler – in de deeltjesversneller stopte. Met als resultaat de breuk, en misschien zelfs een vechtscheiding, want het verschil tussen voor nul euro vertrekken (zoals Messi dat wil, hij pleit niet ten onrechte dat corona de tijdslimiet waarbinnen hij gratis de deur uit mag, heeft opgerekt) en voor zevenhonderd miljoen euro andere oorden opzoeken (de visie van de club), lijkt te groot om in goede verstandhouding uit elkaar te gaan.
Opgeruimd staat netjes?
Het bestuur van Barcelona zit tussen twee vuren: enerzijds heeft de club geld nodig, maar een open oorlog met de speler der spelers zou ongezien veel imagoschade berokkenen. Natuurlijk staan er supporters aan de poorten van Camp Nou. Ze zijn boos op het bestuur, dat een stuk werelderfgoed niet in Barcelona wist te houden. Maar wie voorbij die emotie durft te kijken, weet dat de kans groot is dat ze beiden, club en speler, beter zullen worden van de scheiding. Dat ergens in de hersenpan van Ronald Koeman misschien wel dat ene, blasfemische zinnetje knettert: opgeruimd staat netjes.
De Nederlander kan nu in volstrekte vrijheid aan een nieuwe ploeg bouwen, zonder dogma’s, zonder voortdurend rekening te moeten houden met de wensen van misschien wel de allerbeste voetballer die ooit heeft geleefd, in elk geval de allerbeste van de voorbije vijftien jaar.
Messi is dus op de markt. De geruchtenmolen draait op volle toeren: Manchester City, Inter Milaan of PSG, bij een van die drie teams zou hij zijn carrière afsluiten. City zou verbazingwekkend zijn, omdat Guardiola in symbiose leeft met Kevin De Bruyne, en de komst van Messi veel geduld en lijdzaamheid zou vergen van onze landgenoot, niet meteen zijn primaire karaktereigenschappen. De Bruyne lijkt onverenigbaar met Messi, de middenvelder heeft lopende mensen nodig en hoe groter de waaier aan opties op het veld, hoe beter hij wordt. De bal inleveren bij Messi is een taakomschrijving die KDB te kort doet. In Milaan hebben Inter en Antonio Conte, na een zoveelste ruzie, net bevestigd dat ze ook volgend seizoen zullen samenwerken. Conte is een man van strakke schema’s en idolaat van Lukaku, niet meteen de ideale aanvalspartner voor Messi.
Dan blijft PSG over. Messi wilde Neymar terug bij Barcelona, nu kan de hereniging plaatsvinden onder de Eiffeltoren, misschien wel de plaats bij uitstek voor de creatie van de Harlem Globetrotters van het voetbal: Messi, Neymar, Mbappé. Drie prima donna’s in de spits, het zou bizar genoeg weleens evenwichtiger kunnen zijn dan een.
Maar balverliesvoetbal kan je er niet mee spelen. Het valt dan ook zeer te betwijfelen dat ze er in München hun slaap voor laten.
De mens Messi haalde een meter zeventig, het merk Messi is de club anno 2020 al een poosje boven het hoofd gegroeid