RE Moeskroen officieel verdacht van oplichting
De onderzoeksrechter meent dat eersteklassevoetbalclub RE Moeskroen de voorbij jaren gelogen heeft om een licentie te krijgen.
De Brusselse onderzoeksrechter Michel Claise heeft de voetbalclub RE Moeskroen vrijdag in verdenking gesteld van oplichting en schriftvervalsing.
Concreet meent de onderzoeksrechter dat hij over genoeg aanwijzingen beschikt dat de club tussen 2015 en 2018 gecontroleerd en gefinancierd werd door supermakelaar Pini Zahavi. Het is sinds 2015 reglementair verboden dat clubs in de handen van makelaars zijn. Om de licentiecommissie om de tuin te leiden, zou Moeskroen de bewijzen van de invloed van Zahavi verdoezeld hebben en zelfs vervalsingen hebben gepleegd.
Malta
De voorbije weken kregen de onderzoekers vanuit het fiscaal paradijs Malta bezwarend materiaal dat aantoont dat Zahavi geld in de club pompte terwijl dat eigenlijk al niet meer mocht.
Met de officiële inverdenkingstelling is het gerechtelijk onderzoek naar Moeskroen ten einde. Het federaal parket opende in april 2018 een onderzoek naar schriftvervalsing, oplichting en witwassen bij de Waalse voetbalclub. Dat onderzoek kwam er na jarenlange aanhoudende geruchten dat Moeskroen niet zuiver op de graat was.
Veel van de bezwarende elementen waarover het gerecht beschikt tegenover Moeskroen kwamen voort uit de onthullingen van Football leaks. In november 2018 berichtte De Standaard samen met partners van het onderzoeksnetwerk European Investigative Collaborations (EIC) over de rol die Zahavi speelde bij Moeskroen. Ondanks al de aanwijzingen die er tegen de club waren, kreeg Moeskroen ieder jaar opnieuw toch een licentie om in de Jupiler League te blijven. Ook nu blijft de club, die ondertussen in handen is van de Franse club Rijsel, kalm bij de situatie.
‘We zijn van plan, zoals we altijd hebben gedaan, onze volledige medewerking aan het onderzoek te blijven verlenen'
Woordvoerder Moeskroen
‘Moeskroen werd op de hoogte gebracht van de aanklacht over zaken die gebeurd zijn vóór november 2018’, reageert de club in een persbericht. ‘Wij nemen akte van de beslissing van onderzoeksrechter Michel Claise en zijn van plan, zoals we altijd hebben gedaan, onze volledige medewerking aan het onderzoek te blijven verlenen. Deze aanklacht is een stap in de gerechtelijke procedure tegen de club maar die is nog lang niet ten einde.’
In 1990 sloeg een historisch boek in als een bom. Toen publiceerden Luc Huyse en zijn medewerkers Steven Dhondt en Kris Hoflack met Onverwerkt verleden de eerste grote studie over hoe het militaire gerecht na de Tweede Wereldoorlog de collaboratie bestraft had. Tot dan toe overheerste in de Vlaamse publieke opinie de overtuiging dat de repressie genadeloos en anti-Vlaams was, stellingen die van de collaborateurs geen daders maar slachtoffers van een juridisch en politiek onrecht maakten. Die visie groeide vooral in Vlaams-nationalistische kringen uit tot een erg invloedrijke mythe, die het onder meer politici van diverse partijen mogelijk maakte om vieringen van ex-collaborateurs bij te wonen en er stemmen te ronselen, zonder dat dit op kritiek stuitte.
Onverwerkt verleden maakte een eind aan de mythe over het onrecht van de repressie. Vandaag is het boek nog altijd een standaardwerk. Zozeer zelfs dat er nu een tweede, ‘verbeterde’ editie verschijnt, aangevuld met studies van de jongere historici Bruno De Wever, Koen Aerts en Pieter Lagrou, die met eigen onderzoek Huyses conclusies aanscherpen.
Wat vooral tot ‘verbetering’ leidde, zegt Pieter Lagrou (ULB), is de toegang tot de archieven. Huyse en de zijnen moesten hun cijfers via het Staatsblad bijeensprokkelen, vandaag krijgen onderzoekers vrije toegang tot de dossiers van het krijgsauditoraat, het militaire gerecht. ‘Dat is een zeer gecentraliseerde organisatie, die constant aan monitoring deed en ontzettend veel cijfers verzamelde.’
‘Nu we toegang krijgen tot die archieven, kunnen we de cijfers vanuit een heel ander perspectief bekijken, van binnenuit. We kunnen in het vel en het hoofd van die krijgsauditeurs kruipen. Om eerlijk te zijn, dan duikt er zelfs een Stockholmsyndroom op. Als je onbeperkt kunt werken in de bronnen zelf, ontwikkel je een sympathie voor de producent van die bronnen. Luc Huyse moest het houden bij de rol van outsider. Zo ontstond, tot in zijn hoofdstelling toe, het perspectief van het boek: de repressie is politiek geïnstrumentaliseerd in een politieke strijd tussen rechts en links. Want Luc kon het debat over de repressie alleen via de pers of parlementaire bronnen analyseren omdat de rest voor hen nog niet toegankelijk was.’
‘Nee, dat is in 2003 afgeschaft en ondertussen is zijn archief overgedragen aan het Rijksarchief. Sinds het verschijnen van Onverwerkt verleden is er veel veranderd.
In het strafwetboek zijn nu genocide, misdaden tegen de menselijkheid, foltering en racisme opgenomen. Pas door het internationale recht in het Belgische recht op te nemen, kreeg men de juridische instrumenten om de collaboratie volop te berechten, maar dus met zestig jaar vertraging.’
Was het toeval dat dit gebeurde onder ‘paars’ van Guy Verhofstadt (Open VLD)? ‘Absoluut niet. Je kunt stellen dat Onverwerkt verleden een kind van de jaren 80 is, bij het einde van de Koude Oorlog. De rakettenbetogingen zijn een teken aan de wand: een belangrijk deel van de publieke opinie wil van die Koude Oorlog af, wat ook het anticommunisme van de collaboratie aan betekenis doet verliezen. In die tijd doen zich nog andere grote verschuivingen voor, zeker in het milieu waar Huyse als hoogleraar aan de KU Leuven deel van uitmaakte. Het boek is in zekere zin ook een kind van de jaren van toenmalig premier Wilfried Martens (CVP), die in de jaren 50 nog vlammende pleidooien had gehouden voor amnestie voor veroordeelde collaborateurs. Maar in de jaren 80 duikt het toen ongehoorde fenomeen op van Leuvense professoren die zich kandidaat stellen op