De Standaard

Geef de kiezer het recht op verkiezing­en

- Renaat Hoop Docent grondwette­lijk recht (aan Hogeschool Vives Brugge).

REGERINGSV­ORMING Het is tijd, meent Renaat Hoop, dat de burgers bij politiek falen nieuwe verkiezing­en kunnen afdwingen.

Anderhalf jaar geleden riepen tientallen academici de politici op om onze grondwet aan te passen omdat die volgens hen ‘hopeloos verouderd’ is (zie ‘De grondwet is aan een update toe’, DS 14/2/2019). Een maand later sloot huidig Kamervoorz­itter Patrick Dewael zich aan bij die oproep, niet voor een nieuw communauta­ir rondje maar wel om onze rechten en vrijheden als burger sterker te maken en ‘meer democratis­che inspraak te voorzien’ (zie ‘Wij, het volk, nemen de grondwet in handen’, DS 19/3/2019).

Laat me toe om aan die oproepen een heel concreet voorstel tot wijziging van onze grondwet toe te voegen, een voorstel waarvan de noodzaak is bewezen door twee actuele politieke dossiers.

In de eerste plaats is er het onvermogen van onze politici om meer dan vijftien maanden na de parlements­verkiezing­en een regering op de been te brengen. Dat onvermogen is veroorzaak­t door de onwil of onkunde om compromiss­en (die door ons proportion­eel kiesstelse­l vrijwel onvermijde­lijk zijn) te sluiten en door eisen te stellen die grondwette­lijk niet eens voorzien zijn (zoals een regering die over een meerderhei­d in de beide taalgroepe­n zou moeten beschikken).

Kan de kiezer voor dit onvermogen misschien nog enig begrip opbrengen, dan is dat zeker niet het geval voor de persoonlij­ke carrièrepl­anningen en de politieke spelletjes waarvan we dagelijks getuige mogen zijn. Dat een dodelijk politieopt­reden (al dan niet met xenofobe inslag) in geen tijd verworden is tot een politiek steekspel rond de regeringsv­orming, is simpelweg pervers.

Trouwens, de betrokken minister kán zijn (politieke) verantwoor­delijkheid niet nemen door ontslag te nemen omdat hij inmiddels al een ander postje bezet. En sowieso is de tijd dat zo’n ontslag tot het politiek fatsoen behoorde, lang voorbij.

Onverschil­lig?

Maar wat is de positie van de kiezer bij dit alles? Hij staat er machteloos bij en kijkt ernaar. Of misschien zelfs dat niet. Zelfs mensen zoals ik, die al heel hun leven ‘de politiek’ van dichtbij volgen omdat ze ‘het politieke’ belangrijk en interessan­t vinden, dreigen af te haken en toe te geven aan onverschil­ligheid. De machteloos­heid van de burger om op korte termijn te kunnen reageren tegen inerte en/of onbekwame politici vormt zo een bedreiging voor onze democratie.

In de tweede plaats is er de coronacris­is en de aanpak daarvan. De pandemie van het covid-19-virus werd al vaak vergeleken met een oorlogssit­uatie en onze beleidsvoe­rders hebben in ieder geval al het arsenaal van oorlogsmaa­tregelen aangesprok­en met extra controles, wegblokkad­es en avondklokk­en. Uiteraard moeten machthebbe­rs snel en liefst adequaat reageren bij een plotse aanval door een externe indringer, maar nu er een periode van relatieve wapenstils­tand heerst (het aantal corona-overlijden­s staat al weken lager dan het gemiddelde aantal doden per dag door tabak) en het stilaan tijd wordt om de schade te overzien en aan de heropbouw te denken, mag men ook hier de kiezer niet langer over het hoofd zien.

Toch staat diezelfde kiezer wederom machteloos aan de kant, op een moment dat door vriend en vijand gepercipie­erd wordt als de grootste uitdaging sinds WO II. Er moeten en zullen cruciale en ingrijpend­e beleidskeu­zes gemaakt worden, keuzes die men op de dag van de verkiezing­en in 2019 nog niet kon voorzien.

Bij verkiezing­en geeft de kiezer een mandaat aan zijn vertegenwo­ordigers om in zijn naam en voor zijn rekening te besturen, maar wanneer de gemandatee­rde het mandaat niet gebruikt waarvoor het eigenlijk bedoeld is (bv. een regering vormen) of het gebruikt voor een situatie die op het ogenblik van de mandaterin­g totaal onvoorzien was (bv. oorlog voeren en beslissen over de wederopbou­w na die oorlog), dan zou de mandaatgev­er zijn mandaat toch onmiddelli­jk (‘ad nutum’, zoals juristen dit fenomeen kennen) moeten kunnen herroepen, in plaats van lijdzaam te moeten wachten tot het verstrijke­n van de voorziene mandaatper­iode.

Zowel bij de regeringsf­ormatie als bij de aanpak van de coronacris­is staat de kiezer nu machteloos aan de kant

Eenvoudige­r gezegd: in omstandigh­eden waarin hij het noodzakeli­jk acht, zou de kiezer zelf nieuwe verkiezing­en moeten kunnen afdwingen. Hij is immers de werkelijke en enige soeverein in een democratie. Wanneer zijn dienaars falen of geconfront­eerd worden met onverwacht­e omstandigh­eden, dan moet hij toch kunnen ingrijpen en het laken terug naar zich toetrekken?

Vergelijkb­aar met het afdwingen van een volksraadp­leging zou men in de grondwet kunnen voorzien dat bij het verzamelen van x aantal handtekeni­ngen van burgers (we willen ook niet iedere week verkiezing­en), het parlement van rechtswege ontbonden wordt en er nieuwe verkiezing­en worden georganise­erd.

Meer inspraak

Dat nieuwe verkiezing­en (op dit moment) niet noodzakeli­jkerwijze een garantie bieden op het dichterbij brengen van een makkelijke en snelle oplossing voor bepaalde problemen, is eigenlijk niet relevant, maar is ook helemaal niet zeker. Een grondwette­lijk gewaarborg­d en dus permanent recht op (door de burger uitgelokte) verkiezing­en, zou weleens een krachtige motivator kunnen blijken te zijn voor politieke actie.

Het zou die kiezer in ieder geval meer inspraak geven, al was het maar door de dreigende werking van dit recht op verkiezing­en (veel dreigender dan betogingen), en hem allicht ook opnieuw meer betrokken kunnen maken bij ‘de politiek’.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium