De trage implosie van Amerika
Ontstellend ruig is deze verkiezingscampagne nu al. Onder het dodelijke geweld in Amerikaanse steden tussen strijdende partijen gaan grote kwesties schuil. Meest acuut: wie heeft het staatsgezag? Donald Trumps boodschap, vanaf zijn Witte Huis-podium: Biden zal het land prijsgeven aan linkse meutes, oproerkraaiers en plunderaars, voor wet en orde moet je bij mij wezen. Joe Bidens boodschap, maandag vanuit Wisconsin: de president stookt het geweld zelf op en heeft geen greep op de ‘gewapende militie’ van zijn aanhangers.
Extremisten aan beide zijden nemen het recht in eigen handen. Wie kan hen intomen? Het leger? Blijf thuis met je federale troepen, zegt de gouverneur van Oregon. De politie? Een racistische bende, zegt Black lives matter. De staat verliest het geweldsmonopolie – en bijgevolg verliest de bevolking het vermogen om een samenleving te zijn.
Langzamerhand doen de taferelen in Amerika denken aan het oude Rome, waar in de jaren tussen republiek en keizertijd de grens vervaagde tussen factiestrijd in de Senaat en burgeroorlog op straat. In nauwe Romeinse straatjes zetten rivaliserende politici en generaals rellende stoottroepen in om de verkiezing van de ene of andere magistraat af te dwingen. (Voor het sfeertje toen: lees Robert Harris’ Cicero-trilogie.) In Rome hield respect voor Senaat en traditie de boel lang bijeen, in Amerika is er nog één grondwet en één vlag – oude symbolen van de publieke zaak.
Hoe kon het in hemelsnaam zo ver komen? Dat is de andere, historische kwestie die onder het protestgeweld ligt. Een vlijmscherpe analyse over ‘het uiteenvallen van Amerika’ stond vorige maand in Rolling Stone. Auteur Wade Davis, Canadees antropoloog, kiest 1945 als kanteljaar. Pal na de Tweede Wereldoorlog, met Europa en Japan in puin, beschikte Amerika met 6 procent van de wereldbevolking over de helft van de mondiale welvaart. Die voorspoed leidde tot een staakt-het-vuren tussen kapitaal en arbeid, met grotere kansengelijkheid plus hogere belastingen voor de rijken, die anderen van hun succes lieten meeprofiteren.
Gouden jaren van het Amerikaanse kapitalisme, maar met twee keerzijden. Om te beginnen kwamen vrijheid en voorspoed met de prijs van militaire inspanningen overzee. Terwijl de VS in 1940 minder soldaten hadden dan Portugal of Bulgarije, waren het er vijf jaar later 18 miljoen, nog los van de miljoenen fabriekswerkers die thuis tanks en wapens produceerden. Sinds de zege in WO II gingen de troepen nimmer naar huis en kenden de VS geen jaar zonder oorlog.
Het andere verstoorde evenwicht betreft het sociaal contract. ‘Meer dan enig ander land vierden de VS in de naoorlogse periode het individu ten koste van gemeenschap en familie’, schrijft Davis. Hij vervolgt, met een zinnetje dat lang nabrandt: ‘Dit was het sociologische equivalent van de atoomsplitsing.’ Alle energie die in Amerika werd en wordt gewonnen aan mobiliteit en persoonlijke vrijheid – en die is enorm – gaat ten koste van common purpose, een gezamenlijk doel. Davis’ essay verscheen begin augustus en lijkt met opzet gedateerd op de zesde van die maand, oftewel de 75ste verjaardag van de atoombom op Hiroshima.
Ook de maatschappelijke kernsplitsing liet sporen na: al in de jaren 60 eindigden vier op de tien huwelijken in een echtscheiding, de economische ongelijkheid verveelvoudigde, mensen beulen zich af in 24/7-jobs, te dik wordende kinderen hebben op hun achttiende al twee jaar achter beeldschermpjes gezeten en kregen dagelijks twintig minuten aandacht van hun vaders. Op de wereldranglijst voor antidepressivaconsumptie staan de VS op één, op die voor persvrijheid op plek 45.
Wat al die fenomenen verbindt, is de verwaarlozing van de publieke zaak, voorwaarde voor vreedzaam conflict en collectieve machtsontplooiing. Feilloos legt de covid-19pandemie deze zwakte bloot: het Amerikaanse onvermogen om met statelijke wilskracht, verfijnde afwegingen en burgerzin een respons op de schok te bieden. Het resultaat: én 180.000 covid-19-doden én 30 miljoen corona-werklozen.
Terwijl West-Europa na de ervaring van het nazisme en de Tweede Wereldoorlog versneld welvaartsstelsels opbouwde om een nieuw evenwicht tussen individu en samenleving gestalte te geven, deden de VS die aanpak – met een blik op de tegenstander in de volgende, Koude Oorlog – af als communisme. Ieder voor zich. Uit naam van de vrijheid, maar zelfs dat publieke goed wordt in de VS nog enkel individualistisch opgevat: als het recht jezelf te bewapenen.
In dit imploderende landschap kon het gebeuren dat een egomane en bluffende makelaar in 2016 president werd en vandaag een gerede kans op herverkiezing maakt. Zijn presidentschap is geen oorzaak van Amerika’s nationale verval, maar een symptoom, de Tower op de ingezakte taart.
De pandemie legt het Amerikaanse onvermogen bloot om met statelijke wilskracht, verfijnde afwegingen en burgerzin een respons op de schok te bieden
van Caleb Ewan, een wonderlijk soepele en zwierige sprinter die ik nooit van al het bovenstaande zou verdenken. De kuiten van Ewan speelden de hoofdrol in de foto: strakker gespannen dan een bungee-elastiek waar honderd kilo waaghals aan bungelt – een compositie vol expressie. De kuiten van Ewan knipoogden en grijnsden tegelijk. Ik probeerde de kuiten tevergeefs te spotten in het lusteloos keuvelende peloton. Sprinters beschikken over de goddelijke gave van het onzichtbaar opgaan in de massa. Verdwijnen is een kunst die sprinters goed uitkomt: zorg dat niemand op je let, zodat je plots kunt verschijnen in een flits.
‘Er gebeurt geen reet’, verzuchtte Renaat Schotte halverwege de etappe, een waarheid als een kudde koeien. Er gebeurde niets van enig belang. Renners fietsten door het landschap als een groep schoolkinderen op begeleide excursie. Ik hoopte bijna dat iemand zou vallen ter animatie, een lelijke gedachte die ik meteen verdrong.
Toch horen sprintetappes bij de Tour om tal van redenen. Waar en wanneer krijgt de indommelende koerskijker zoveel gedetailleerde duiding over koersromances, vetes, transfers en akkefietjes als tijdens een slaapverwekkende Touretappe? Op een kleurrijke achtergrond van futloze fietsers leren wij nutteloze weetjes over kastelen, lokale gebruiken, het rijpingsproces van deze of gene Franse kaas of het vervaardigen van eikenhouten wijnvaten; over horlogerie, suikergoed, het café van wijlen de schoonvader van Eddy Merckx of in welke uitspanning ze de lekkerste coq au vin serveren. Lange, vlakke Touretappes zijn een unieke vorm van volksverheffing.
Volksverheffend of slaapverwekkend, de laatste kilometer van de sprintetappe brengt doorgaans genoeg instant suspense om het geeuwen snel te vergeten. Vooral wanneer Wout van Aert de sprint wint, al was het maar omdat iedereen nu eindelijk kan stoppen met zeuren.