De Standaard

Kritiek op radicaal geloof is nodig

- Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfste­r. Haar column verschijnt tweewekeli­jks op donderdag.

Het satirische tijdschrif­t Charlie Hebdo heeft opnieuw de Mohammed-cartoons gepublicee­rd die op 7 januari 2015 het motief waren voor vreselijke terreuraan­slagen (DS 2 september). Twee radicale islamisten, de broers Kouachi, vermoordde­n toen bijna de hele redactie. Later schoot hun handlanger Amédy Coulibaly vijf slachtoffe­rs dood in een Joodse supermarkt. Nu staan hun medeplicht­igen terecht – de daders stierven door politiekog­els, zoals ze gepland hadden.

Deze week verschenen de oorspronke­lijke cartoons dus nog eens, volgens de hoofdredac­teur Riss als historisch­e duiding voor jongere generaties: ‘Tout ça pour ça’ – ‘hierover ging het dus: tekeningen’.

Bij die nieuwe publicatie voel ik me ongemakkel­ijk. Niet omdat ik meega met het schijnargu­ment dat het tijdschrif­t zelf het geweld over zich heeft afgeroepen. Dat is zoals beweren dat het meisje met de minirok om verkrachti­ng vroeg. Elke mens blijft verantwoor­delijk voor zijn daden, en wie de vrijheid van anderen niet verdraagt, heeft een probleem. Niet wie zijn of haar vrijheid benut, zonder anderen schade te berokkenen. Ik voel me ook niet ongemakkel­ijk omdat ik de makers van het tijdschrif­t als de onderdrukk­ers van onderdrukt­e groepen beschouw. Maar omdat ik hen iets zie doen wat ik niet zou durven. Omdat ik mijn leven niet aan de strijd tegen obscuranti­sme wil opofferen. Geweld maakt me bang. En als je te veel je mond opendoet tegen islamitisc­h extremisme, riskeer je permanente bedreiging­en. Heel wat critici maakten het al mee, onder wie schrijver Salman Rushdie en politica Ayaan Hirsi Ali.

Juist dat geweld toont nochtans dat kritiek op radicaal geloof nodig is. Zo’n geloofsopv­atting laat alle macht aan haatpredik­ers, die onvrijheid en ongelijkhe­id in stand houden. De reactie na de publicatie van Mohammed-cartoons door het Deense Jyllands-Posten in 2005 in een land als Pakistan was veelzeggen­d: een woedende massa van tienduizen­den mensen bedreigde westerse ambassades. Enkele imams loofden financiële beloningen uit voor wie de ongelovige daders zou vermoorden. Fanatisme is een handig middel voor wie macht heeft. De arme, gefrustree­rde, vaak ongeletter­de bevolking die nooit het tijdschrif­t in kwestie zou kunnen lezen (verschenen in een ander schrift, een andere taal, aan de andere kant van de wereld), krijgt een uitlaatkle­p voor haar diepe gevoelens van frustratie en vernederin­g: de ongelovige­n in het Westen zijn de oorzaak van haar ellende. Intussen blijft een kleine, rijke, corrupte elite het land domineren.

Die dynamiek is niet nieuw. Ze werkte vroeger in Frankrijk op een gelijkaard­ige manier. Voltaire klaagt die bijvoorbee­ld aan in L’affaire Calas, een rechtszaak over een protestant­se vader die onterecht van moord wordt beschuldig­d op zijn bekeerde, katholieke zoon. Een heel juridisch apparaat trad in werking om de onschuldig­e man te veroordele­n. Ook daarbij werd het volk opgeruid, want hun geloof, ‘la vraie religion’, werd aangevalle­n. Dankzij die strategie kon de elite haar positie verstevige­n.

Daarom aanvaard ik het argument niet dat ik al zo vaak tegen spotprente­n heb gehoord: dat mensen die mondiger, sociaal en cultureel rijk zijn die zouden maken om de zwakke gelovige te kwetsen. Ten eerste was dat vroeger dus ook al het geval: filosofen en denkers hebben altijd niet-leuke boodschapp­en geuit. Dat hoort nu eenmaal bij de pluralitei­t. En daarbij kun je gewoon niet om godsdienst­kritiek heen als je het lot van mensen wilt verbeteren. Dit is het idee van de verlichtin­g: je klimt uit het tranendal van sectair geweld, armoede en uitbuiting door alle vormen van machtsmisb­ruik te leren doorzien. En daarna moet je politieke oplossinge­n voor onvrijheid en ongelijkhe­id aandragen, want de fanatieke religieuze ideeën helpen niemand vooruit.

Religieus fundamenta­lisme in het Westen wordt deels gefinancie­rd door buitenland­se organisati­es. Je kunt hierover Nos très chers émirs van onderzoeks­journalist­en Christian Chesnot en Georges Malbrunot lezen. Zij belichten de verregaand­e financiële invloed van de Golfstaten op het Franse bestel. Invloedrij­ke fundamenta­listen en haatpredik­ers moeten zonder reserve worden ontmaskerd als wat ze zijn: praatjesma­kers die op de frustratie­s van mensen inspelen om zelf meer macht te verwerven. En die ontmaskeri­ng lukt alleen als je vrij kunt onderzoeke­n, en ook vrij godsdienst kunt bekritiser­en.

Het argument dat godsdienst­kritiek beter wordt ingeslikt, omdat ze de zwakkere treft, overtuigt me niet om een tweede reden: oordelen wie welke macht heeft, ligt complexer dan groepen indelen volgens hun sociaal-economisch­e positie. Sinds de aanslagen en bedreiging­en wordt ‘godslaster­ing’ wellicht ook uit angst vermeden. Zoals gezegd begrijp ik die angst. Alleen moet wie daarom zwijgt zich niet voor de gek houden, en denken dat hij of zij nog alle machtsverh­oudingen bepaalt. Want macht is niet in handen van wie te bang is om te spreken. Ze is in handen van wie de anderen voldoende kan intimidere­n dat ze zichzelf censureren. Charlie Hebdo houdt stand. Kudos.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium