De botviering der ijdelheden W
oensdag kreeg ik via Whatsapp een foto toegestuurd, met de stand in derde klasse A op zondagavond 17 december 2000, zoals die op pagina 544 van teletekst te vinden was. Meteen raasde ik Memory Lane af, de kronkelige weg waarover Bregje Hofstede in haar prachtige boek Drift schreef dat die wordt gemetseld waar je bij staat, en in de richting die je uit wilt. Wat hier volgt, is een metselwerk waarmee ik, en ik doe weer een beroep op Hofstede, iets wil bewijzen, ontkrachten, voorspellen of verklaren.
Teletekst was de voorloper van wat we inmiddels een nieuwsapp noemen: een hangar vol informatie, die je er met de afstandsbediening als vorkheftruck moest zien uit te pikken. Omslachtig, zeker, en het duurde vaak even voor de juiste pagina op je televisiescherm verscheen, maar die luttele seconden vergrootten ook de pret, het ongewisse bleek vaak mooier en zachter dan de harde realiteit.
De afbeelding hierboven is een foto van matige kwaliteit, de reflectie van het scherm speelt de zichtbaarheid parten. Maar wie aan de leiding staat, is wel duidelijk: Lyra, samen met Ronse. Die ploeg staat in het wit, omdat ze de eerste periodetitel had gewonnen, leert de asterisk ons. Minder leesbaar is de uitslag van de wedstrijd van de fiere competitieleider, maar mijn geheugen metselt hem (correct, daar durf ik een eed op zweren) tot 0-4, een eclatante zege op het veld van Racing Mechelen.
Wij speelden graag tegen de Racing, een traditieclub met een stadion waar boven de spelerstunnel de leuze ‘Waar een wil is, is een weg’ stond te lezen. De man die daags na de wedstrijd deze foto nam om het glorierijke moment te vereeuwigen (Gert ‘Gertje’ Michiels, een uitstekende box-to-box middenvelder), beet, toen we na het vieren van het derde doelpunt terug naar onze eigen speelhelft liepen, zijn rechtstreekse tegenstander toe: ‘Wel, waar is uw wil nu? Weg zeker?’
Dat soort ploeg waren wij. Elf jongens voor wie voetbal alles was, maar die er ook onnoemelijk veel plezier uit puurden. Daarom mis ik ze, die mannen, die tijden, daarom slaagt een kiekje van een teletekstpagina uit het jaar 2000 erin om me in nostalgie te doen zwelgen. De foto is ook een egodocument: ik zie het nog voor mijn geestesoog, de doorsteekpass, ik ga alleen op de doelman af, omspeel hem en schuif de bal in het lege doel. De stoot adrenaline doet me even wegglijden, ik krabbel half overeind, en dan, beng!, neemt mijn geestesoor het over, is er gekraak, lig ik kermend van de pijn op de grond. Op de beelden van de regionale omroep RTV zie ik later hoe een verdediger van de thuisploeg me aanloopt, vol frustratie om de tegentreffer, en zo mijn sleutelbeen breekt.
Wat volgde, was de oude clubdokter die iets te hardhandig mijn arm testte, het kotsen in de kleedkamer, de rit naar het ziekenhuis in de auto van mijn ouders, de tranen om het verdict (zes weken niet voetballen), de rit ’s avonds weer naar Lier om er mijn ploegmaats in een of andere dwaze dancing op te zoeken, zij die al hun versierpogingen met de plaatselijke schonen staakten om zich rond me te scharen, me op te beuren.
Vergankelijk, die kameraadschap, we zien of horen elkaar nog nauwelijks. Maar als het gebeurt, vallen we onmiddellijk weer in onze rol van vroeger, is het alsof we weer in die kleedkamer zitten waar het naar de kamferolie geurde waarmee Florke, de oude masseur wiens handen nog over de spieren van Eddy Merckx waren gegaan, onze benen los werkte. Hij leeft niet meer, net als onze elftalbegeleider Walter, een mens uit de duizend.
Ik lees de foto verder uit, zie Zulte staan, de ploeg die toen al werd gecoacht door Francky Dury. Een geweldig team dat niet veel later zou worden opgeslokt door Waregem, in een (naar later bleek succesrijke) poging om uit de as van het faillissement aldaar een nieuwe club als een feniks te laten herrijzen.
Weer naar Bregje Hofstede. Het verleden, schrijft ze, wordt elke dag gekneed, met als doel de toekomst. Het geheugen dient niet om te weten wat er gebeurd is, maar wat er gaat gebeuren. Het is een vorm van verbeelding.
We selecteren wat in ons kraam past, gaat de schrijfster verder. En dus verstoten we herinneringen die feitelijk waar zijn omdat ze geen plek hebben in het verhaal dat we onszelf over onze toekomst vertellen. Een inconsistent geheugen dat gebeurtenissen vervormt, is eerder een teken van succes dan van falen.
Ze heeft gelijk, denk ik. De digitale wereld helpt een handje bij die koehandel: de miljoenen foto’s die dagelijks op sociale media gepost worden, zijn instant geschiedvervalsing. Met de juiste filter wordt iedereen een shiny happy human. Ook al zit je diep in de put, het snapshot toont een smiley, en na verloop van tijd is dat wat rest: een langgerekt, lachend fotoarchief.
Dat is bij deze foto anders, omdat hij een monument van vergankelijkheid is. Lyra bestaat niet meer, het stadion is met de grond gelijk gemaakt ten faveure van een woonproject, mijn lichaam kan geen spurt naar doel meer aan. En de laatste keer dat ik Gertje ontmoette, slenterde hij in de Ikea achter vrouw en kind aan, veel box to box straalde zelfs hij daar niet uit.
TT pag 544 17/12/2000. Het lijkt een code. Ik heb ze gekraakt, en wrijf over het stukje botaanwas op mijn schouderblad, de stille, maar tastbare getuige van een inmiddels banale zaterdagavond in Mechelen.
De laatste keer dat ik Gertje ontmoette, slenterde hij in de Ikea achter vrouw en kind aan, veel box to box straalde zelfs hij daar niet uit