‘Queer’ is niet hetzelfde soort label als ‘spionage’ U
itgeverij Querido lanceert volgende week haar Glowfonds: een speciaal jeugdboekenfonds voor queerboeken. Dat er eindelijk meer boeken verschijnen met lgbtq-thema’s en personages, vind ik fantastisch. Als dat in de jaren 80 het geval was geweest, had dat me veel tristesse en eenzaamheid bespaard. En ook vandaag is die (h)erkenning voor veel jonge holebi’s van levensbelang, dus wat dat betreft deel ik het enthousiasme waarmee Johanna Pas van lgbtq-boekhandel Kartonnen Dozen dit initiatief afgelopen zaterdag toejuichte (DS Letteren 12 september). Maar of dat in een apart fonds moet, is een andere vraag. Dat zou van deze verrijking wel eens een verarming kunnen maken.
Natuurlijk is het belangrijk dat lgbtq-jongeren makkelijk hun weg vinden naar kwaliteitsvolle queerliteratuur. Precies daarom ben ik een groot voorstander van een Roze Plank in de bibliotheek en van holebiboekhandels, waar een expert met kennis van zaken je kan helpen vinden wat je zoekt. Maar dat is nog iets anders dan een apart uitgavefonds. Een queerlabel is niet hetzelfde als het etiket young adult of spionage. Queer verwijst naar je identiteit. En dan wordt het tricky.
Onze obsessie met identiteit is een van de grootste valkuilen van onze tijd. Identiteit en inclusie hebben namelijk de vervelende neiging elkaar in de weg te lopen; het is altijd zoeken naar een balans tussen onze eigenheid affirmeren en de ander omarmen. Kunst kan als geen ander die twee zaken verenigen: door ons empathie te doen voelen met wat ons vreemd is en met wat van ons verschilt. Zo biedt ze ook tegengif tegen de heersende identitaire discoursen, waarin we ons alleen nog identificeren met ‘onze eigen mensen’.
Als we boeken gaan labelen op identitaire kenmerken, lopen we het risico dat ze alleen nog gelezen worden door lezers die zichzelf erin herkennen. De emanciperende kracht van de grote holebiklassiekers was net dat ze ook heteroseksuele lezers wisten te charmeren, die dankzij boeken als Kartonnen Dozen of Je moet dansen op mijn graf plots beseften dat er in de wereld ook mensen rondliepen die anders in elkaar zaten dan zijzelf. En dat ze die konden begrijpen. Met hen konden meeleven. Omdat hun gevoelens en besognes niet zoveel verschilden van die van henzelf. In die empathie ligt de sleutel van integratie. Werkt dat nog, in een queerfonds? Hoeveel leerkrachten durven een volledige klas een boek op te leggen met een queerlabel? Hoeveel heteroseksuele tienerjongens gaan spontaan een boek ter hand nemen dat queer is? En hoeveel twijfelende pubers durven een boek met zo’n label mee naar huis te nemen?
Misschien had ik liever quota gezien in plaats van een apart fonds. Nu hoop ik vooral dat dit een en-enverhaal wordt. En dat de oprichting van een queerfonds niet betekent dat queerliteratuur nu helemaal geen plaats meer zal vinden in de reguliere jeugdboekenfondsen. Want dat zou betekenen dat deze ongetwijfeld goedbedoelde poging om de diversiteit in de letteren te verhogen alleen tot meer verenging leidt. En de mainstreamliteratuur, de canon, die we net inclusiever wilden maken, nog witter, heteroseksueler en mannelijker zal worden dan die al was.