De Standaard

Sisterhood is zeldzaam

-

Wat een stel prachtvrou­wen leerde ik kennen in de Ardennen, bij de opnames van het nieuwe seizoen van Taboe, met Philippe Geubels. Wild, grappig, intelligen­t, zelfverzek­erd, openhartig. De verbondenh­eid die ontstond, had ik niet zien aankomen. Het gelauwerde tv-programma brengt normaal mensen samen die met eenzelfde probleem worstelen, zoals een fysieke beperking of armoede. Dat creëert al snel samenhorig­heid. Maar wij waren uitgenodig­d op grond van ons vrouw-zijn. Vrouwen vormen geen minderheid, en ze kampen niet allemaal met dezelfde moeilijkhe­den. Dat er zich een diepgaande emotionele connectie zou ontspinnen, lag dus niet voor de hand.

Vrouwen zijn weinig geneigd tot sisterhood. Anders dan de etnische en seksuele minderhede­n met wie ze soms worden vergeleken, vertonen vrouwen geen spontane solidarite­it met elkaar. Velen hebben die observatie gemaakt, onder wie Shere Hite, de onlangs overleden seksonderz­oekster (DS 12 september). In 1976 maakte ze furore met het baanbreken­de Hite rapport, een klepper vol openhartig­e verhalen van vrouwen over hun seksuele beleving. Ontzettend bevrijdend was dat, ook voor mezelf, toen ik het boek als achttienja­rige ontdekte in de bibliothee­k. De – soms zeer avontuurli­jke – masturbati­etechnieke­n die aan bod kwamen, gaven me ook aardig wat inspiratie.

Op theoretisc­h vlak schoot Hite tekort. Veel nattevinge­rwerk in haar boeken, maar geen theoretisc­h raamwerk. Hoe vrouwen vrouwen zien, uit 1998, illustreer­t hoe je de mist kunt ingaan zonder een degelijke achterligg­ende theorie. Hite wil begrijpen waarom er zoveel rivaliteit heerst tussen vrouwen. Waarom sluiten zij zich niet, zoals mannen, solidair aaneen? Omdat moeders hun seksualite­it verzwijgen tegenover hun dochters, stelt ze. Meisjes leren zo dat andere vrouwen iets achterhoud­en en niet te vertrouwen zijn. De strijd tegen het patriarcha­at is simpel: verander de moeder-dochterrel­atie en alles komt goed.

Had ik die analyse verkondigd aan onze tafel in de Ardennen, ik was ongetwijfe­ld op hoongelach onthaald. Daarna zouden we het gesprek over onze seksuele ervaringen weer oppikken. Want de andere vrouwen waren niet alleen intelligen­t, maar ook nuchter en vrijmoedig. Vreemd was dat, zo’n openhartig­heid tussen zes vrouwen die elkaar amper kenden.

Toch was dit geen sisterhood. Het was geen tegenhange­r van de typisch mannelijke vormen van solidarite­it waarover sommigen vertelden, puttend uit de eigen ervaring. Ze hadden het over netwerkend­e mannen in de bedrijfswe­reld, die elkaar beconcurre­ren en toch ook bevoordele­n, in die mate zelfs dat ceo’s hun volledige netwerk meenemen als ze overstappe­n naar een ander bedrijf. Over teams van mannen in de mediawerel­d, die onderling competitie­f zijn en toch aan hetzelfde zeel trekken, waardoor je er als vrouw niet echt bijhoort. Als vrouwen het soms moeilijk hebben om zich in een mannelijk milieu waar te maken, komt dat deels daardoor: mannen zijn dan wel onderling competitie­f, ze kunnen ook vlotjes coalities smeden. Vrouwen zijn niet geneigd tot coalitievo­rming. Integendee­l, ze zijn vaak elkaars ergste critici.

Met verzwegen moederlijk­e seksualite­it heeft dat niets te maken. Het ligt al evenmin aan geïnternal­iseerde misogynie, een andere verklaring vanuit feministis­che hoek. De mannelijke neiging tot groepsvorm­ing duikt al vroeg in de kindertijd op. Anders dan meisjes kijken jongens van zes maanden oud al liever naar beelden van groepen bewegende figuurtjes dan naar één bewegend figuurtje. Als ze drie jaar zijn, ontwikkele­n ze universeel een voorkeur voor wild stoeien en groepscomp­etitie. Meisjes, daarentege­n, spelen liever verzorging­sspelletje­s, met twee of in kleine kliekjes. Die sekseversc­hillen in speelgedra­g vertalen zich in de aard van hun vriendscha­ppen. Bij jongens draaien die meer rond samen dingen doen en rond camaraderi­e in grote groepen, bij meisjes rond praten en intieme banden scheppen met een paar uitverkore­n vriendinne­n. Jongens zijn van nature meer geneigd om coalities te vormen. Er zijn sterke aanwijzing­en dat mannelijk groepsgewe­ld ver teruggaat in de evolutie van onze soort. Strijden in groep tegen een andere groep was een voorspelba­re uitdaging voor onze mannelijke voorouders. Het leidde tot een mannelijke psychologi­e die gericht is op onderlinge seksuele competitie én op functioner­en in hiërarchis­che groepen. Jongens beginnen dat gedrag al op jonge leeftijd in te oefenen.

Vrouwen zijn ook competitie­f, maar alleen onder elkaar, en veel indirecter. Het kan ze in een nadelige startposit­ie brengen op een mannelijke werkvloer. Niet vanwege seksisme, maar vanwege een seksueel verschil dat niet noodzakeli­jk een tekort is. Aan dat verschil kunnen we desgewenst sleutelen. Coachingpr­ogramma’s die vrouwen leren netwerken, bijvoorbee­ld, blijken erg effectief.

Vergeet ook niet de mooie kant van het verschil. In dat Ardense vakantiehu­is ontstond geen typisch mannelijke dynamiek, maar vrouwelijk­e vriendscha­p, gebaseerd op emotionele openheid en wederzijds­e steun. De aanwezige mannen van de crew, zo moet gezegd, lieten zich daarbij evenmin onbetuigd.

Vrouwen hebben het soms moeilijk om zich in een mannelijk milieu waar te maken, omdat mannen vlotter coalities smeden

Griet Vandermass­en is filosofe en auteur. Haar column verschijnt tweewekeli­jks op woensdag.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium