Wetenschappers op het breekpunt
Erika Vlieghe: ‘Ik vraag me vaak af wat ik in die overlegcomités zit te doen’
Ze wil haar bijdrage leveren om het land doorheen de coronacrisis te loodsen. Maar Erika Vlieghe stelt zich ‘existentiële’ vragen bij haar rol. ‘Als ik in die overlegcomités zit en het nieuwste rapport voorstel, vraag ik me af wat ik er eigenlijk zit te doen.’
‘Jullie treffen me op een breekpunt’, zegt Erika Vlieghe aan het begin van het gesprek. ‘Of op een kruispunt, om het minder dramatisch te zeggen.’
Vlieghe twijfelt. Of ze in deze coronacrisis nog langer in de cockpit van de macht wil blijven zitten, of dat voor haar de beste plek is om haar steentje bij te dragen aan een goede afloop van de epidemie. Of het niet beter zou zijn om ook eens langs de zijlijn te gaan staan roepen, zoals talloze critici van het Belgische coronabeleid de voorbije maanden hebben gedaan.
Al sinds het begin van de coronacrisis staat Vlieghe in de vuurlijn. Als diensthoofd infectieziekten van het UZ Antwerpen, een van de twee Belgische referentieziekenhuizen voor covid-19, maar ook als beleidsadviseur – eerst als voorzitter van de expertengroep GEES, nu binnen de evaluatieraad Celeval. En niet te vergeten als een van de coronatenoren die ’s avonds in de televisiestudio’s duiding kwamen geven.
Afgelopen week liet Vlieghe voor het eerst verstek gaan. Ze had toegezegd om na de Nationale Veiligheidsraad van woensdag de genomen beslissingen in het VRTprogramma Terzake toe te lichten. Na de persconferentie van premier Sophie Wilmès belde ze af. Geen enkele journalist kreeg haar nog aan de lijn voor commentaar op wat de Veiligheidsraad had gedaan met het rapport dat ze met andere leden van de Celeval had opgesteld. ‘Ik wist niet wat ik moest vertellen. Eigenlijk had ik al eerder moeten zeggen: ík moet de politieke beslissingen niet komen uitleggen.’
U bent het duidelijk niet eens met de genomen beslissingen.
‘Ik was niet blij dat de bubbel werd ingeruild voor een aantal nauwe contacten per persoon. Dat voorstel stond weliswaar in ons rapport, maar dan ingebed in een context van een bijbehorende barometer met kleurencodes. Die context heeft de Veiligheidsraad niet meegenomen. Die barometer had duidelijk gemaakt: nu zitten we nog in fase geel, maar we staan op de rand van oranje. De bevolking had het loslaten van de bubbel dan misschien anders begrepen.’
Was de barometer woensdag al klaar voor gebruik? Politici vonden van niet.
‘De barometer was klaar. Natuurlijk moest nog uitgeklaard worden op welk punt de scholen weer zouden sluiten, hoe de internationale kleurcodes zich tot de onze zouden verhouden … Maar dat was niet het hete hangijzer. De barometer is er niet doorgekomen, omdat niet iedereen op de Veiligheidsraad het eens was met de drempel die we hadden voorgesteld om van geel naar oranje te gaan.’
Omdat met die drempel code oranje voor de deur staat?
‘Ah ja! De perceptie over de ernst van de zaak loopt uiteen. Je hebt mensen die geloven in preventie, zoals ik. Die willen voorzichtig zijn en leggen de drempel voor een omslag naar oranje eerder laag. Anderen zeggen: leg die drempel hoger, anders wordt de impact van de stijgende cijfers te groot. Dáárover gaat de onenigheid over de barometer.’ ‘De opdracht was moeilijk en abstract: leer uw land te leven met het virus. Zoiets moet je kunnen laten bezinken en laten rijpen. Dat lukt niet met eender welke ploeg. De nieuwe samenstelling van de Celeval maakte het er niet gemakkelijker op. Het is een grote, heterogene ploeg, de leden kennen elkaar niet. Iedereen heeft een ander idee over wat het betekent “te leven met het virus”. Om dan in tweeënhalve week tijd tot een gezamenlijk standpunt te komen waarachter alle leden zich min of meer kunnen scharen, dat is een schier onmogelijke taak. Maar we hebben hard gewerkt en toch een advies afgeleverd.’ (zucht) ‘Ik wil consequent zijn. Ik heb het ondertekend, dus ja. Had ik er meer tijd voor willen hebben en het meer verfijnd willen zien? Natuurlijk.’
‘Zo’n advies moet dan ook nog eens door een hele politieke molen. Als je daarbij op politici botst die zich luidop afvragen of er wel iets aan de hand is, wordt zo’n advies iets waarover onderhandeld wordt. Er worden delen uit gehaald. Dan wordt het moeilijk om achter het eindresultaat te blijven staan. Maar er staan in het rapport óók stukken die ik mee heb geschreven en die ik zeer belangrijk vind. Bijvoorbeeld over mensen in kwetsbare omstandigheden en hoe die te bereiken.’
‘Helaas kwam dat thema zelfs niet op tafel. Het gaat veel over de horeca en de economie, maar niet over de brandhaarden waar de epidemie nu woedt. De arme wijken in Brussel, of in Antwerpen.’
In de cockpit van de macht
Toen Erika Vlieghe in april tot hoofd van de expertengroep GEES werd benoemd, zei de ceo van het UZ Antwerpen tegen haar: Erika, je gaat een dik vel moeten kweken. ‘Help, dacht ik eerst: hoe dan? Maar dat dikke vel komt na een tijdje vanzelf. Je staat in de spotlights, iedereen kijkt naar jou, iedereen heeft een mening over jou. Ik probeer gewoon elke dag opnieuw mezelf te zijn, of ik nu in het parlement zit, of op de Veiligheidsraad. Natuurlijk zijn er shitty moments, maar daar berust ik in. Je hebt niet alles in de hand en je kunt niet alles rechttrekken. Ik heb geleerd dingen naast me neer te leggen. Als er problemen opduiken, stel ik me de vraag: kan ik er iets aan
‘Het gaat veel over de horeca en de economie, maar niet over de brandhaarden waar de epidemie nu woedt. De arme wijken in Brussel en in Antwerpen’
doen? Zo ja, dan probeer ik dat. Zo neen, dan klasseer ik het.’
‘Dat heb ik tijdens mijn werk in Afrika heb ik geleerd, om dingen die je niet kunt veranderen te accepteren. Moeders die naar het ziekenhuis komen met stervende kinderen die je niet kunt redden. Ik heb er ook een zekere gelatenheid geleerd, het besef dat je niet elke strijd kunt aangaan, dat je beleefd moet blijven tegen mensen, altijd, wat er ook gebeurt.’
‘Een andere skill die ik op mijn buitenlandse reizen heb geleerd, is afbieden – ik hou ervan om tapijten in de soeks te kopen. Geloof me: om in een discussie aan het langste eind te trekken komt het van pas als je weet hoe je de prijs naar beneden kunt praten.’
Hoe houdt u het allemaal vol? Ook de experts zijn schietschijf geworden.
‘Er zit uiteraard een grens op wat je kunt verdragen. Er komt een moment dat je voelt: nu moet ik de stekker eruit trekken, nu moet ik mijn hoofd leegmaken, anders red ik het niet meer.’
Lukt dat, de stekker eruit trekken? U heeft uw werk in het ziekenhuis, u heeft een gezin ...
‘Tja. Alles gaat, hè. Ik geef toe: de dingen zijn niet in balans. Tijdens de lockdown heb ik geregeld thuis gewerkt. Toen zag ik mijn vriend en mijn kinderen vaak. Maar de jongste weken heb ik best vaak aan mijn zoons gezegd: jongens, koop maar alvast een pizza, ik zal weer laat thuis zijn vanavond.’ (lacht)
‘Soms zeg ik bij mezelf: als de Bijzondere Jeugdzorg ooit bij ons thuis binnenvalt, gaan ze niet weten wat ze zien. En mijn huishouden is een compleet drama – dat is een goed bewaard geheim. Om maar zeggen: als je perfectionistisch in het leven staat, is een bestaan zoals het mijne geen haalbare kaart. Maar het is nu wel erg uit evenwicht. Dat zit me niet lekker, ik wil dat daar snel verandering in komt.’
In de Celeval zitten enkele alfamannetjes, die elkaar voortdurend bestoken op Twitter. U lijkt daarboven te staan? (schaterlacht) ‘Maak u geen illusies: in de wetenschap heb je alfamannen én -vrouwen. Wetenschappers kunnen net als politici ijdeltuiten zijn – ik spreek ook voor mezelf. We zijn niet bevreesd om op een podium te gaan staan en te zeggen wat we denken, dus ja: wij zijn a bunch of egos.’
‘Mij lijkt het belangrijk om zulke discussies binnenskamers te houden, de persoonlijke vetes en de. De inhoudelijke discussies eigenlijk ook. We hebben al een hechte, groeiende groep van wetenschappers die intens en boeiend, 24 uur per dag, 7 dagen per week, met elkaar discussiëren. Maar we verschillen niet fundamenteel van mening en zitten sterk op dezelfde lijn.’
‘Die discussies moeten niet per se in het verborgene blijven, maar wel rond de wetenschappelijke tafel worden gevoerd, niet op Twitter of in de krant. Dat is verwarrend voor het publiek. En het straalt af op de rest.’
Sommige coronatenoren spelen het handig. Ze sturen een tweet, de media springen erop, en hop, hun mening wordt een feit. ‘Ook emoties worden een feit. Van mensen met een wetenschappelijke achtergrond verwacht je meer. En dat is een probleem met die open brieven. Je kunt perfect goed onderbouwde kritiek geven. Dán heb je een interessant debat.’
‘Ik heb bewust geen Twitteraccount. Het is me allemaal te druk en te veel, ik ben vrij ouderwets op dat vlak. Nu en dan neem ik weleens een kijkje op Twitter, om de temperatuur te voelen. Meestal sla ik het dan heel snel weer dicht. Shit man, denk ik dan.’
U heeft ook geen open brieven gezonden om het debat te sturen.
‘Neen. Maar ik blijf niet zwijgend langs de kant staan. Toen ik een conflict had met Jan Jambon, heb ik daar niet over gelogen. De dingen die ik dan zeg, die meen ik ook. Weet je: je moet gewoon weten wat je wilt en je moment goed kiezen.’
Tot dusver heeft niemand geprobeerd u een hak te zetten?
‘Nog niet, nee. Maar the night is still young.’ (schaterlacht)
Herhalen
Vandaag is de toestroom van covid-19patiënten nog behapbaar voor de ziekenhuizen. Het UZ Antwerpen ziet het aantal nieuwe patiënten wel toenemen, maar niet exponentieel, zoals in maart. ‘Voorlopig komen de patiënten druppelsgewijs’, zegt Vlieghe. ‘Maar we houden rekening met álle scenario’s voor de komende weken en maanden.’
Behalve met het scenario van maart. Toen werden de Belgische ziekenhuizen omgebouwd tot coronaziekenhuizen en werd alle ‘niet-urgente’ zorg opgeschort. Bij een tweede golf moet de gewone zorg wel blijven doorgaan (DS 25 september). Het is goed dat daar al expliciet voor is gekozen, vindt Vlieghe. ‘Maar daardoor zijn de buffers van de ziekenhuizen kleiner dan tijdens de eerste golf. Soms hoor ik beleidsmakers zeggen: we hebben 2.000 bedden op intensieve zorg, dus we zitten goed. Maar als die bedden vol liggen, kunnen de ziekenhuizen zich met weinig anders bezighouden dan met covid-zorg. Een bed en een ventilator zijn niet genoeg om patiënten te verzorgen. Je hebt extra handen aan het bed nodig, materiaal, diagnostiek. Dat heeft enorme gevolgen voor het hele ziekenhuis. En dus vrezen we voor het moment dat de covid-patiënten niet langer druppelsgewijs binnenkomen, maar binnenstromen.’
‘Op mijn buitenlandse reizen heb ik leren afdingen – ik hou ervan tapijten in de soeks te kopen. Om een discussie te winnen komt het van pas als je weet hoe je de prijs naar beneden kunt praten’
‘Ook in een crisis moet je je die vragen stellen. Waar liggen mijn taken, waar ligt mijn loyaliteit? Is dit nog een constructieve manier van werken? Ik moet alles in de waagschaal leggen en dan een beslissing nemen.’
Speelt daarbij ook mee in alle overwegingen: de balans tussen het werk in het ziekenhuis en het ‘nationale’ werk zoals Vlieghe het noemt. ‘Als ik in die overlegcomités zit en het nieuwste rapport voorstel, vraag ik me vaak af wat ik er eigenlijk zit te doen. Dan mis ik mijn patiënten.’
De voorbije week heeft er waarschijnlijk geen goed aan gedaan.
‘Die existentiële vragen zijn niet allemaal van deze week. Die stel ik me al maanden. Maar je gaat door, want de volgende Veiligheidsraad komt er weer aan.’
‘Begin juni zeiden we binnen de GEES al dat onze taken voorbijgaan aan waar we goed in zijn: de wetenschap en de geneeskunde. Op den duur waren we alleen nog protocollen van sectoren aan het nalezen en aan het bedenken hoe de casino’s hun deuren weer kunnen openen. Met alle respect, maar dat is mijn job niet.’