Wat als je corona én griep krijgt?
Alsof we nog niet genoeg in de penarie zitten, komt straks de grieppiek boven op de coronagolf. ‘Een infectie met twee virussen tegelijk kan de sterfte de hoogte injagen.’
Wat gebeurt er als de griep en covid-19 komende winter elkaars pad kruisen? Experts zijn om meerdere redenen bezorgd over mogelijke parallelle uitbraken van het griepvirus en het sars-CoV-2virus, dat covid-19 veroorzaakt. Niet alleen zijn de symptomen van beide luchtweginfecties erg gelijkend, zodat artsen alleen op basis van tests zullen kunnen uitmaken of iemand besmet is met corona of een ander virus – of met beide virussen tegelijk. De vraag is ook of infectie met een griepvirus de kans op besmetting met het coronavirus zal verhogen – en omgekeerd – en of een infectie met de griep de kans op een ernstig verloop van een gelijktijdige covidinfectie zal doen toenemen, en vice versa.
Twee epidemieën tegelijkertijd: Pasi Penttinen, griepexpert bij de Europese Dienst voor Ziektepreventie ECDC, durft het zich amper voor te stellen. ‘Het zou catastrofaal zijn, want de risicogroepen voor de griep en covid-19 zijn precies dezelfde: oudere mensen, vaak verzwakt door chronische ziektes. Terwijl beide infecties ook nog eens op precies dezelfde organen mikken. Je wilt er niet aan denken dat een stel longen dat al door de griep ontstoken is, daarnaast nog eens covid over zich heen krijgt.’
Of en hoe vaak we de komende winter zulke dubbelinfecties van griep en covid zullen zien, is volgens Penttinen niet te voorspellen. ‘Toen het sars-CoV-2-virus begin maart in Europa zijn intrede deed, was het griepseizoen nagenoeg afgelopen, zodat we nauwelijks iets weten over de interactie tussen de twee luchtweginfecties.’
In China, waar de covid-epidemie al in december op gang kwam, leek het wel mee te vallen. Hooguit drie op de honderd covid-patiënten bleken behalve corona een ander virus onder de leden te hebben. Meestal ging het om influenza A (een griepvirus) of RSV (het respiratoir syncytieel virus, dat bovensteluchtweginfecties veroorzaakt). Een rapport van de Stanford-universiteit vermeldde 20 procent co-infecties onder 116 covid-patiënten die in maart in Californië voor de ziekte werden opgenomen. Meestal ging het om een gelijktijdige infectie met rhinovirussen die verkoudheden veroorzaken of om
RSV, of andere coronavirussen dan sars-CoV-2.
Minder blootstelling
Uit de ervaring die wetenschappers met andere virusziekten hebben opgedaan, weten ze dat besmetting met het ene virus de kansen om te worden geïnfecteerd met een andere ziektekiem, kan verhogen of verlagen. Doorgaans verkleint infectie met een eerste virus de infectiekans met een tweede virus. Dat komt doordat de eerste infectie de immuunafweer van geïnfecteerden op gang brengt, met onder meer een verhoogde productie interferonen. Die immuuneiwitten leggen de lat een stuk hoger voor elk volgend virus dat aan de deur klopt, om met succes een nieuwe infectie uit te lokken.
Maar er zijn ook aanwijzingen dat een eerste infectie vatbaarder kan maken voor een tweede – mogelijk is dat het geval voor wie covid-19 heeft en met RSV in contact komt. Wat de interactie tussen griep en covid-19 betreft, hebben wetenschappers er voorlopig het raden naar. ‘Tot dusver zijn daarover slechts twee studies gepubliceerd, die suggereren dat wie al covid heeft, minder kans maakt op een infectie met griep, en vice versa. Mogelijk komt dat doordat wie covid-symptomen heeft in isolatie gaat, en zichzelf dus minder blootstelt aan circulerende ziektekiemen. Maar mogelijk is het ook een biologisch mechanisme dat we nog niet begrijpen’, zegt Penttinen.
Áls mensen de twee virussen tegelijkertijd oplopen, lopen ze twee keer zo veel kans op een fatale afloop dan als ze alleen covid-19 hebben, suggereert een derde, nog niet gepubliceerde studie. ‘Maar die studie heeft de kwaliteitstoets nog niet doorstaan’, houdt Penttinen een slag om de arm.
Volgens de griepexpert is het aannemelijk dat het griep- en het sars-CoV-2-virus deze winter met elkaar de degens zullen kruisen in de strijd om zo veel mogelijk mensen ziek te maken. Virussen kunnen immers niet overleven zonder gastheer. Om zich te vermenigvuldigen moeten ze cellen van mensen of dieren infecteren: alleen daar vinden ze de celmachinerie om eiwitten en andere virusonderdelen mee te bouwen – zelf zijn ze daarmee niet uitgerust.
Maar misschien komt het zover niet, want het is lang niet zeker of er dit jaar een griepepidemie volgt. ‘In het zuidelijk halfrond ging deze zomer veel minder griep rond dan anders’, zegt Penttinen. ‘Vermoedelijk kwam de epidemie nooit goed op gang, omdat iedereen er vanwege corona afstand hield en continu de handen ontsmette.’
Met dank aan beperkt vliegverkeer
In Australië eiste het griepseizoen, dat down under van mei tot oktober loopt, nog geen veertig levens – in normale jaren zijn het er ruim tien keer zoveel. Ook in ZuidAfrika en Chili viel het griepseizoen deze zomer best mee.
Om op het noordelijk halfrond een griepepidemie op gang te brengen, moeten de griepvirussen die op het zuidelijk halfrond circuleerden, hun weg vinden naar het noorden. Maar omdat het vliegverkeer tussen zuid en noorden momenteel beperkt is, wordt het voor het griepvirus lastiger dan anders om in groten getale die afstand te overbruggen, zegt Penttinen. ‘Het zou kunnen betekenen dat we straks redelijk gespaard blijven van de griep.’
Stel dat de griepepidemie toch voet aan de grond krijgt in Europa: zal dat dan de koers van de covid-epidemie veranderen? Penttinen denkt van niet. Omdat covid-19 een stuk besmettelijker is dan griep, gokt hij dat het sars-CoV-2virus het in een eventuele tweestrijd om zo veel mogelijk mensen ziek te maken, van het griepvirus zal halen. ‘Maar dat is een theoretische uitspraak. Het is afwachten wat de winter brengt.’
Hilde Van den Eynde
Doorgaans verkleint infectie met een eerste virus de infectiekans met een tweede virus
De Belgische corona-app is vrij goed gestart. ‘We mogen ons niet blindstaren op het percentage gebruikers.’
Coronalert, de Belgische app voor contactopsporing, telde gistermiddag om twee uur afgerond 403.600 gebruikers. Eenenzestig procent daarvan gebruikt een toestel op Android (het besturingssysteem van Google), de rest werkt op iOS (van Apple). Het cijfer slaat op het aantal installaties met het aantal verwijderingen daarvan afgetrokken. Dat biedt dus een betrouwbare indicatie van het aantal gebruikers, meer dan louter het aantal downloads. Want het komt al eens voor dat mensen een app downloaden om gewoon te zien wat ze is en om ze daarna weer te verwijderen.
‘Het is zeker geen flop’, zegt cryptograaf Bart Preneel (KU Leuven), die mee aan de wieg van de app stond. In het voorjaar al bedacht hij met internationale collega’s de technologie achter de meeste Europese corona-apps. ‘Als woensdag (de dag van de lancering én van de regeringsvorming, red.) een kalmere nieuwsdag was geweest, dan waren er misschien al meer gebruikers.’
Grootste succes in Ierland
Als de app de kaap van het half miljoen gebruikers rondt, komt dat overeen met een goeie 4 procent van de Belgische bevolking. Om de adoption rate van landen als Duitsland en Zwitserland eventueel te halen, zal er dus nog wat tijd nodig zijn. Daar heeft respectievelijk 22 en 18 procent van de bevolking de app gedownload. In Ierland is het zelfs nog meer: 37 procent van de Ieren heeft de ‘Covid Tracker’ op zak. In de drie landen is de app wel al minstens enkele weken beschikbaar.
‘Hoe hoog of laag ze ook zijn: de percentages van het aantal gebruikers op een volledige bevolking moet je altijd met een korrel zout nemen’, vindt Preneel. ‘Je hebt altijd een percentage inwoners dat gewoon geen smartphone heeft, onder wie ouderen, terwijl die net meer kwetsbaar zijn voor het virus. Dan heb je ook nog eens sociale en demografische karakteristieken: de meeste mensen bewegen zich vooral in enkele bepaalde contexten.
Bart Preneel Ik zou me dus niet blindstaren op de percentages. De app kan heel nuttig zijn als ze goed doordringt in bepaalde gemeenschappen, zoals universiteiten, hogescholen, grote bedrijven … Dat zal toelaten om in die context vooral een veel snellere contactopsporing uit te voeren.’
Superverspreiders
In de eerste maanden van de pandemie was er vaak sprake van ‘60 procent’ van de bevolking dat een corona-app zou moeten downloaden voor die app effect zou hebben. Het cijfer valt terug te voeren op een invloedrijke paper van de universiteit van Oxford die als een van de eerste grondig inging op de kwestie van digitaal contactonderzoek (DS april). ‘Onze modellen tonen dat we de epidemie kunnen stoppen als ongeveer 60 procent van de bevolking de app gebruikt’, stond daarin. Maar wat daarna kwam, was minstens even belangrijk en werd vaak vergeten: ‘Zelfs met een lager aantal gebruikers, voorspellen we nog altijd een daling van het aantal besmettingen met het nieuwe coronavirus, en van het aantal doden.’
Als 56 procent van de bevolking een app zou gebruiken, kan dat genoeg zijn om de verspreiding tegen te gaan zonder dat er enige andere vorm van contactopsporing gebeurt – wat zeker niet het geval is. In België wordt er al sinds half mei aan manuele contactopsporing gedaan, hoofdzakelijk via callcenters.
‘De onderzoekers van Oxford waren zelfs zo boos over die foute interpretatie van die “60 procent” dat ze al meermaals hebben gezegd dat dat er net niet in staat’, zegt Preneel. ‘Het belangrijkste is dat deze technologie toelaat om contacten heel snel in kaart te brengen, sneller dan manueel contactonderzoek. Dat kan helpen om de besmettingen door superverspreiders vlotter een halt toe te roepen.’
Smartphone ouder dan vijf jaar? Pech
Een manco van Coronalert en de meeste andere corona-apps is dat ze niet zomaar op alle iOS- en Androidtoestellen draaien: er is Android 6 of iOS 13.6.1 voor nodig. Die beperking is bepaald door Google en Apple zelf, niet door de ontwikkelaars van de apps.
‘Apple en Google hebben de grens getrokken bij telefoons die meestal vijf jaar en ouder zijn’, zegt Preneel. ‘Daar hadden wij niets over te zeggen.’
‘Je hebt altijd een percentage dat geen smartphone heeft, zoals ouderen, terwijl die net kwetsbaarder zijn voor het virus’ Cryptograaf