De ‘bitch’ die moeilijk te slikken is V
rienden en collega’s begroet ik weleens met ‘konichiwa, bitches’. Zij weten dat ik verwijs naar een song van de – kleurrijk feministische – zangeres Robyn. Zij staan hiërarchisch ook op dezelfde hoogte als ik – ik zou het noch tegen een stagiaire van de krant zeggen, noch tegen de hoofdredacteur, om misverstanden en gekwetste gevoelens te vermijden.
Daar hield Conner Rousseau blijkbaar geen rekening mee toen hij de terugkeer van Frank Vandenbroucke in de Belgische politiek aankondigde met een triomfantelijk ‘He’s back, bitches’. Die ‘bitches’ schoot bij veel mensen in het verkeerde keelgat, net zoals – pun intended – Bart De Wevers uitspraak ‘Ik denk dat de blauwe vrienden op de knieën zullen moeten gaan, de mond zullen moeten opendoen en dat er wat zal moeten worden doorgeslikt’ in Gert late night, twee weken geleden.
Op de knieën gaan om een man te pijpen: het is iets dat vooral vrouwen doen. Sinds de seksuele revolutie mogen zij zich wijsmaken dat dit een pleziertje is dat ze een gelijkwaardige partner gunnen, sommige mannen schijnen het toch nog altijd als een daad van onderwerping te beschouwen. ‘Je zult maar een vrouw zijn die Bart De Wever ooit oraal heeft bevredigd’, zoals Knack-journaliste Nathalie Le Blanc op Facebook opmerkte.
Véronique De Kock merkte het terecht op in Dag Allemaal: ‘De drie BV’s van de blootfilmpjes zijn nu slachtoffers, vrouwen zouden sletten genoemd worden.’ Die dubbele seksuele moraal is niet de schuld van de politiek. Maar de politiek draagt ook niet bij tot de oplossing met achteloze bon mots over seksueel geweld en denigrerende benamingen voor vrouwen. Gaea Schoeters stelde zich de vraag ‘wat dit soort taal (...) zegt over hoe mannen met macht naar vrouwen kijken. Hoe iedereen naar vrouwen kijkt, want zelfs vrouwelijke politici posten dit vrolijk door.’
Niet alle vrouwen vielen inderdaad over het woord ‘bitch’. Phara de
Aguirre deelde het bericht van documentairemaakster Nahid Shaikh: ‘Is het zo dat wij morgen gaan communiceren met elkaar? Willen wij dat onze dochters elkaar bitch noemen? Willen wij straks als moeders bitch worden genoemd? Willen wij dat onze zonen morgen hun vriendin bitch gaan noemen?’ Maar voor radiovrouw Heidi Lenaerts is ‘bitch’ gewoon hiphoptaal waarmee je mannen én vrouwen kunt aanspreken. Het woord ‘neger’ voelt voor haar wel altijd fout aan. Maar zwarte hiphopfans gebruiken de Engelse variant, ‘nigger’, wel onder elkaar. Alleen hebben ze niet graag dat blanken hem gebruiken.
Een woord is geen woord is geen woord. Een neutraal woord als ‘dames’ kan negatief worden gebruikt: dat is meestal het geval in zinnen die beginnen met ‘er zijn zo van die dames die ...’ ‘Bitch’ is misschien een courante term onder jongeren, maar het is een nog couranter scheldwoord om vrouwen af te serveren. Elke vrouw die een ambitie formuleert, al was het maar om de schoonmaak van het clublokaal beter te organiseren, kan een ‘bitch’ worden als er een concurrent (m óf v) voor die taak is.
Zolang geen overweldigende meerderheid zich als ‘geus’ identificeert, is ‘geus’ geen geuzennaam, maar een scheldwoord. Het is niet aan politici om te beslissen dat een meerderheid zich niet mag storen aan zo’n uitspraak. Het is ook vreemd voor een branche die zogezegd voortdurend de stemming polst van de kiezers. En voor politici die uitgebreide mediatraining zouden moeten krijgen. Ofwel klopt dat niet. Ofwel hebben de mediatrainers ook geen benul wat kiezers stoort. Ofwel, en dat is de verontrustendste optie, is het dog whistling naar mensen die echt geloven dat vrouwen ‘teven’ zijn: het toenemende protest drukt dan niet alleen bezorgdheid over ruwer taalgebruik uit.
Het probleem is niet de boodschap, maar de geloofwaardigheid van de boodschapper. Meent de N-VA het als ze zegt dat ze in een confederaal bestel een win-winsituatie voor Vlamingen, Walen en Brusselaars ziet? Of is dat maar een voorwendsel om het slabakkende Belgische systeem finaal klem te rijden, waarna de onafhankelijkheid haar als een rijpe appel in de schoot valt?
Eenmalige gestes, wellicht zelfs goed bedoeld, zoals die van de intelligente, fijnbesnaarde Loones, zetten geen zoden aan de dijk. Evenmin als de in het Frans ingesproken spotjes die Bart De Wever enkele dagen voor de verkiezingen op sociale media postte. Je kunt niet vier of vijf jaar lang hameren op de onwil, het onvermogen en de onbekwaamheid van een potverterende natie en verwachten dat een pardoes uitgestoken hand met warmte wordt beantwoord.
Nu de Vivaldi-trein vertrekt en de N-VA gefrustreerd achterblijft op het perron, is het tijd voor een herijking van die aanpak. Gisteren leek Bart De Wever in een interview met Het Laatste Nieuws aan te geven dat de aangekondigde oorlog ‘van De Panne tot Opgrimbie’ tegen deze regering niet zinvol is. Dat maakt slechts de uiterste rechterzijde slapend rijk. Er moet een nieuw, meer genuanceerd verhaal komen.
Ten laatste rond vier uur in de namiddag van 14 oktober 2018, toen de eerste uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen binnenliepen, moet het De Wever zijn gedaagd dat zijn plan niet zou werken. Dat plan, zijn grote spel met België, was om met een hard centennationalisme en een potig asiel- en migratiebeleid een groot aantal kiezers aan zich te binden tot de dag dat een nieuwe, wellicht definitieve ronde staatshervorming onvermijdelijk zou zijn geworden. Nu bleek dat zijn zo zorgvuldig opgebouwde citadel afbrokkelde. Dat de N-VA na die tegenvallende gemeenteraadsverkiezingen haar gok verdubbelde met de verwerping van het VN-Migratiepact is in dat licht onbegrijpelijk en slechts verklaarbaar door tunnelvisie.
De verkiezingen van 26 mei vorig jaar brachten de bevestiging: Vlaams Belang was back in business. De Wever heeft, met bar slechte kaarten, nog tot het uiterste gepokerd, maar moest uiteindelijk het hoofd buigen. Uitzoomend en terugblikkend op de voorbije politieke jaren moet de conclusie zijn dat de beste kans op een vernieuwende deal voor België al in de zomer van 2010 teloorging.
Toen was de N-VA na een steile opgang marktleider geworden in Vlaanderen. De PS domineerde als vanouds de Franstalige arena. Dat dubbele momentum maakte een groot akkoord mogelijk voor wie het zag en bereid was de nodige concessies te doen. Helaas was de jonge partij daartoe niet bij machte. Sindsdien is de kans op een groot vergelijk alleen weggedreven.
Zich vastklampend aan de noodzaak om de verworven dominantie te behouden, heeft de N-VA gaandeweg haar focus verloren. Een zoekende De Wever lanceerde deze week een idee over een meerderheidsstelsel bij verkiezingen, zodat grotere partijen zouden ontstaan die akkoorden kunnen sluiten. De waarheid is dat die toestand, met sterke marktleiders, ook bij het huidige kiessysteem in 2010 bestond, maar dat er niets mee is gebeurd.
Het volstaat niet zich nu vast te klampen aan de hoop dat de PS, die de voorbije maanden bereid bleek om op communautair vlak te bewegen, in 2024 opnieuw zal meewerken aan een staatshervorming. De vraag is welk aanbod Vlaanderen de Franstaligen dan zal doen: het voorspel van de definitieve ontmanteling of een waarachtige poging om de structuren van het rare land België te moderniseren en slagkrachtig te maken? Verder aanmodderen om de 200ste verjaardag te halen, wat de regering-De Croo van plan lijkt, zou onver
Kortom: ook als een autonomer Wallonië rijker zou worden, blijft de kloof voor afzienbare tijd bestaan. En dat is niet erg, op voorwaarde dat het gevoerde beleid in noord en zuid doeltreffender is, zodat iedereen erop vooruitgaat. Daarover valt wel een akkoord te bereiken onder verantwoordelijke politici, van een generatie die komaf wil maken met de institutionele miserie van het verleden.
De toenadering tussen de N-VA en de PS die we even mochten beleven, houdt misschien toch nog een belofte in. Beide hebben niet meer dezelfde greep op hun politieke domein als voorheen. Beide staan onder druk van extreme partijen, de ene op rechts, de andere op links. Op het laten aanslepen van het Belgische conflict kan geen van beide een toekomst bouwen. Slechts als ze samen oplossingen brengen, kunnen ze hun positie weer versterken. Dat maakt van hen objectieve bondgenoten in het nastreven van het algemeen belang. Daarvoor aan politiek doen is nog altijd de moeite waard, toch?
De N-VA moet een verhaal brengen dat niet langer focust op afscheiding en opsplitsing, maar op beter bestuur