Is het doel nu volbracht voor de boeddhist?
Leni Franken
BOEDDHISME Moeten boeddhisten wel blij zijn met de erkenning van de regering? Volgens Leni Franken zou de overheid beter geen énkele levensbeschouwing financieren. ‘Het zou best kunnen dat voor het boeddhisme een erkenning op dit ogenblik het ergste is wat het zou kunnen overkomen’, schreef Edel Maex, voormalig voorzitter van de Boeddhistische Unie van België (BUB) in 2013. We zijn ondertussen zeven jaar verder en wat Maex liever niet had zien gebeuren, staat in het nieuwe regeerakkoord: de federale regering besliste om het boeddhisme te erkennen.
Daarmee toont de regering alvast dat ze diverse levensbeschouwingen gelijk wil behandelen. Ze bevestigt ook dat het Belgische erkennings- en financieringssysteem van levensbeschouwingen, dat teruggaat op het concordaat met Napoleon (1801) en verankerd is in onze grondwet, openstaat voor nieuwe erkenningen.
De katholieke, protestantse en israëlitische erediensten waren al voor de Belgische onafhankelijkheid erkend, de anglicaanse kwam erbij in 1835. Meer dan een eeuw later volgden de islamitische (1974) en de orthodoxe eredienst (1985). In 2002 werd het vrijzinnig humanisme als eerste niet-confessionele levensbeschouwing erkend. Het boeddhisme zal onder diezelfde vlag erkend worden.
Vanaf dan zal het boeddhisme een aantal voorrechten krijgen. De overheid zal de boeddhistische ‘priesters’ (lama’s) bezoldigen, die zullen morele bijstand kunnen verlenen in gevangenissen en ziekenhuizen. Daarnaast zal er budget zijn om boeddhistische ontmoetingshuizen en tempels te onderhouden en zal het officieel onderwijs boeddhistische lessen kunnen aanbieden.
Eigen boontjes doppen
Dat het boeddhisme, dat al een aanvraag indiende in 2006, eindelijk erkend zal worden, kun je vanuit het principe van gelijke behandeling alleen maar toejuichen. De vraag is of het wel zo’n goed idee is om als overheid levensbeschouwingen te financieren. Is het, in een liberale democratie, wenselijk dat het belastinggeld van iedereen – gelovig of niet, vrijzinnig of niet – gebruikt wordt voor een handvol levensbeschouwingen? Is dat rechtvaardig? Is dat neutraal? En is dat wel nodig?
Uit onderzoek (2011) blijkt dat slechts 13 procent van de Vlamingen te vinden is voor het systeem. 26 procent gaat er niet mee akkoord en zou liever hebben dat levensbeschouwingen hun eigen boontjes doppen. Ruim 40 procent van de ondervraagden geeft aan dat subsidies op een eerlijkere manier zouden moeten worden verdeeld, zodat ze beter zijn afgestemd op de sociologische realiteit of op de levensbeschouwelijke voorkeur van de burgers.
Ook zonder die cijfers kun je je vragen stellen bij het erkennings- en financieringssysteem. Zo moeten levensbeschouwingen om erkend te worden, gestructureerd zijn in een representatief orgaan. Maar dat is voor de meeste levensbeschouwingen (met uitzondering van de katholieke kerk) niet evident. Wat levensbeschouwingen kenmerkt, is net een interne diversiteit en dynamiek, en die zijn moeilijk of niet te vatten in één alomvattende en overkoepelende structuur. Dat geldt ook voor het boeddhisme, dat uit talloze scholen en strekkingen bestaat. Het idee om die allemaal onder één koepel onder te brengen, ligt dan ook moeilijk.
Eisen dat iedereen meebetaalt voor de levensbeschouwelijke voorkeur van anderen, is niet democratisch en niet neutraal