Hoelang houdt het onderlinge niet-aanvalspact stand?
De voorzitters van Open VLD, SP.A en CD&V trekken tegenover de buitenwereld bewust eendrachtig aan hetzelfde federale zeel. Maar het regeerakkoord zaait de kiemen van toekomstige confrontaties.
Corona verandert alles. Slechts zo’n 200 van de 1.000 stoelen mochten worden ingenomen voor het openingscollege politicologie aan de UGent. Professor Carl Devos had de drie nieuwe Vlaamse voorzitters van de zogeheten traditionele partijen uitgenodigd: Egbert Lachaert (Open VLD), Conner Rousseau (SP.A) en Joachim Coens (CD&V). ‘Quo vadis, K(lassieke)3’, vroeg hij zich af.
De drie partijen verliezen al decennia leden en kiezers. Tegelijk zijn ze cruciaal: elke regering sinds de Tweede Wereldoorlog bevatte minstens een van de traditionele partijen aan Vlaamse kant. In de regering-De Croo zitten ze allemaal, plus de groenen. Komt het kritische punt dat ze hun rol niet meer kunnen spelen? En hoe keren ze het tij?
Show, don’t tell
Het eerste antwoord op die vraag is het regeerakkoord zelf, benadrukte Coens. ‘We gaan in collegialiteit besturen.’ Het werd de rode draad doorheen de verschillende tussenkomsten. ‘We communiceren bewust niet te euforisch over het regeerakkoord’, bekende Rousseau. ‘We zullen pas kunnen zegevieren als we samenwerken en de rit uitdoen. Show, don’t tell. De tegenstelling is niet zozeer links versus rechts of conservatief versus progressief, maar wel destructief versus constructief.’
Lachaert beaamde dat. ‘Ik kan naar de pers stappen, alleen de blauwe accenten opsommen en Conner zo in de problemen brengen. Er zit voor iedereen iets in. Wij gaan het verschil maken omdat we wíllen samenwerken. Mensen missen dat al jaren.’
Het impliceert dat de voorzitters zich de komende jaren wat gedeisd zullen moeten houden, beseffen de heren. Anders dreigt premier Alexander De Croo (Open VLD) met zeven schoonouders rekening te moeten houden. ‘Ik ben heel blij met de samenstelling van de regering’, maakte Lachaert zich sterk. ‘Het zal weleens verkeerd lopen, dan moeten wij geen schoonmoeders maar coaches zijn.’
‘Misschien zullen we af en toe onderling de gemaakte afspraken opnieuw moeten aftoetsen’, bleef Coens toch wat op zijn hoede. Rousseau: ‘Er zal absoluut soms misschien wat wrijving zijn tussen wat Meryame Kitir en Frank Vandenbroucke (de twee SP.A-ministers, red.) moeten verdedigen en wat ik vind dat de partij nodig heeft. Maar dat zal in goede verstandhouding gebeuren.’
Lachaert preciseerde: ‘Als de federale gang van zaken ingaat tegen de geest van ons onderling akkoord en er dreigt een probleem voor de stabiliteit, dan hebben we de taak om in te grijpen.’
Bewust vaag
Dat moment kan er weleens vroeger komen dan gedacht, want tijdens het debat werd nog maar eens duidelijk dat het regeerakkoord er alleen is kunnen komen door een aantal zaken bewust vaag te houden. Zo gaf Rousseau onomwonden toe dat de discussie over de zware beroepen ‘geparkeerd’ werd om te kunnen landen. Idem voor de discussie over politieke vernieuwing. ‘We hebben daar voorstellen over bediscussieerd, maar het was niet slim om die in detail op te lijsten’, maakte Coens zich sterk.
En dan is er natuurlijk de netelige discussie over de extra bijdrage van de grootste vermogens en de grotere fiscale hervorming. Alleen al het concept vermogensbelasting leidt tot klamme handen aan liberale kant. Lachaert viel zelfs even uit zijn serene rol toen hem gevraagd werd of liberalen rechtvaardige belastingen niet belangrijk vinden. ‘We vinden dat wel belangrijk. En ik betwist dat ons systeem onrechtvaardig is. Er is al een progressieve fiscaliteit. Ze is eerlijk, zelfs al ontsnappen sommige groepen via uitwegen.’
Rousseau schudde het hoofd. Eerder had hij al erkend dat socialisten en liberalen over fiscaliteit ‘niet altijd op dezelfde golflengte zullen zitten’. Toen Lachaert een pleidooi afstak voor een federale kieskring, was het aan Coens om op zijn stoel te schuiven. ‘Wij hebben geen taboes. Maar in ons land zit je met twee realiteiten, twee soorten media, twee partijstructuren. Een federale kieskring lijkt me niet evident.’
Eerste stresstest
De voorvallen typeren hoe nog maar drie van de zeven partijvoorzitters binnen Vivaldi het regeerakkoord danig anders benaderen. Het is dus de vraag hoelang het onderlinge niet-aanvalspact standhoudt. De eerste stresstest volgt snel. Voor de begrotingscontrole 2021 moet de bijdrage van de grootste vermogens uitgewerkt zijn. Een jaar later wil de regering de pensioenhervorming aanvangen die moet samengaan met hogere minimumpensioenen. En ten laatste in 2023 moet de kieswet aangepast worden, wil ze van kracht worden voor de verkiezingen van 2024.
Lachaert, Rousseau en Coens willen elk de komende jaren het eigen verhaal aanscherpen, de ramen van de partij opengooien en weer groeien. Het te verdedigen federale compromis kan dat net in de weg staan
Die verkiezingen worden de echte test voor zowel Lachaert, Rousseau als Coens. Elk willen ze de komende jaren het eigen verhaal aanscherpen, de ramen van de partij opengooien en weer groeien. Het te verdedigen federale compromis kan die oefening net in de weg staan. En zal het succes van de ene niet ten koste gaan van de rest? ‘Deze partijen kunnen samen winnen’, hield Lachaert vol.
Voorlopig genieten de Vivaldisten zo nog van hun wittebroodsweken. Maar dat het huwelijk ook kwade tijden wacht, lijkt vast te staan. De Vlaamse voorzitters kijken daarbij ook bezorgd naar de Franstalige overkant, waar de machtsstrijd tussen de PS en de MR misschien wel de grootste bedreiging kan vormen voor het welslagen van de federale regering. De kwestie deed Rousseau aarzelen. ‘Ik ga daar niet veel over zeggen. Ieder zijn ideologie en karakter, maar hier staat een project dat tegelijk heel sterk én heel kwetsbaar is. Ik hoop dat eigen profilering het niet gaat torpederen.’