Metroen busstation Canillejas
CALLE ALCALÁ 634
Het einde van de Calle Alcalá wordt al zo’n tien jaar gemarkeerd door Churreria Kini. Deze kleurige kraam staat nu aan de grens van het stadsdeel dat alleen met een speciale vergunning mag worden verlaten. Hier gaat de straat over in de A2, de autosnelweg naar het even verderop gelegen stadje Alcalá de Henares. Op weg naar hun werk halen reizigers hier snel even het typische Madrileense ontbijtje: een kop warme, pure chocolademelk met een gefrituurde deegstengel. Zo heb je iets in de maag in afwachting van de belangrijkste maaltijd van de dag: de lunch.
De Boliviaan José Luís Seoane is zelf niet zo van de churros, maar hij verkoopt wat zijn baas van hem verlangt. ‘Ik eet zelf liever een empanada, maar Madrilenen zijn dol op onze waar’, zegt hij vanachter een zwart-wit mondkapje. ‘Voldoende voor mij om van te leven. Als we open mogen blijven, tenminste.’
Halverwege maart moest zijn kraam dicht en kreeg hij een tijdelijke uitkering van enkele honderden euro’s ‘Gelukkig heb ik geen gezin om voor te zorgen’, zegt Seoane, terwijl hij wat suiker over een portie churros strooit en die overhandigt aan een buschauffeur. ‘Nu de stad weer op slot zit, loopt het aantal klanten terug.’
Seoane is een van de twintigduizend migranten uit Bolivia die officieel geregistreerd staan in Madrid. De stad telt bijna een miljoen buitenlanders. Van alle positieve coronagevallen zou volgens onderzoek 40 procent migrant zijn. Dat komt door ‘hun manier van leven’, zegt de conservatieve gouverneur Isabel Díaz Ayuso. Seoane moet erom lachen. Woonde hij maar aan de andere kant van de Calle Alcalá. Daar hebben de Madrilenen het geld en de tijd om te ontbijten met champagne en broodjes ham.