Zijn volwassenen dan niet te veel met hun smartphone bezig?
Jongeren hebben wel degelijk belang bij inspraak, schrijft Alexandra Smarandescu. Waarom zouden ze dan niet mogen meebeslissen over de toekomst van Europa?
Alexandra Smarandescu
Over de ‘jeugd van tegenwoordig’ wordt al sinds de oudheid gefoeterd en geklaagd. Aristoteles schreef er in de vierde eeuw voor Christus een belangrijke tekst over. Die is Mia Doornaert wellicht niet onbekend, aangezien ze zelf in een ver verleden nog Latijn en Grieks doceerde. In haar column bekritiseerde ze de beslissing van de regering-De Croo om jongeren vanaf 16 jaar stemrecht te geven bij de Europese verkiezingen (DS 8 oktober). Dat de verkiezingen geen gimmick zijn, vinden wij ook. Waarom onze eensgezindheid over stemrecht op zestien jaar daar meteen ook stopt, doe ik hier graag uit de doeken. Mét behulp van cijfers, in tegenstelling tot Doornaert.
Laten we even stilstaan bij het thema werk, aangezien ze zelf aanhaalt dat dit een grote invloed heeft op de maturiteit van jongeren. Uit een grootschalige enquête van de Vlaamse Jeugdraad blijkt werk een van de issues te zijn waarvan jongeren het meest wakker liggen. Doornaert beweert stellig dat de jeugd van vandaag niet eerder, maar juist láter volwassen wordt, omdat jongeren niet meer meewerken op de hoeve, in huis of in de fabriek. Daarvoor wijst ze de ‘schoolplicht’ aan. Voor alle duidelijkheid, die bestaat niet in België: we spreken over ‘leerplicht’ tot achttien jaar. Die maakt het mogelijk voor scholieren om vanaf vijftien of zestien jaar leren en werken te combineren. Bovendien weerhoudt die leerplicht jongeren er niet van om naast hun schoolloopbaan ook een studentenke
dezelfde zijn als die waar onze hele samenleving mee geconfronteerd wordt.
Het verschil is wel dat het niet meer volstaat om louter een schooldebat te houden voor minderjarigen als de verkiezingen weer om de hoek loeren. Partijkopstukken komen jongeren dan elke keer gretig op het hart drukken dat hun mening er wel degelijk toedoet, hoewel ze goed weten dat hun geringe gewicht in de electorale weegschaal het tegendeel bewijst.
Met stemrecht op zestien jaar wordt de politieke daad eindelijk bij het woord gevoegd en krijgen de jongeren die dat willen de kans om hun stem uit te brengen. Degenen die daar niet op zitten te wachten, zullen dat ook niet doen, maar het kan minstens een vonk van nieuwsgierigheid aansteken en jongeren veel beter voorbereiden wanneer ze op achttienjarige leeftijd verplicht hun democratische plicht moeten vervullen. Laten we dus vooral leren uit dit experiment, in plaats van het voorbarig af te breken. Wie weet kan dit op termijn ook op andere niveaus een politieke gamechanger worden.