‘We hebben de dood in een klein kamertje weggestopt’
In de documentaire richt Griet Teck de lens op drie mensen in hun laatste levensfase. Geen hapklare cinema, wel een raak (en rakend) portret.
Is jouw film een aanklacht tegen hoe wij met de dood omgaan?
‘Ik wil tonen dat sterven deel uitmaakt van het leven. Ik ben die laatste levensfase gaan beschouwen als een groeifase zoals alle andere. Vaak is het nog een mooie, intense, verhevigde periode van leven – niet van sterven, maar van leven. Je wordt teruggeworpen op jezelf: materiële zaken zijn niet meer van belang, het gaat om zorgen voor elkaar, om de ruimte om dingen uit te spreken, om kracht te vinden bij jezelf. Ik denk dat dit niet beangstigend hoeft te zijn.’
‘De maatschappij ziet de dood als aftakeling. We spreken er liever niet over, we hebben nooit geleerd hoe dat moet, terwijl het eigenlijk heel louterend en verbindend is. Driekwart van de mensen in Vlaanderen sterft in ziekenhuizen of woonzorgcentra. Je zou kunnen zeggen dat we het sterven geïnstitutionaliseerd hebben. We hebben de dood weggestopt in een klein kamertje en ik wou in mijn film die deur openzetten. Dan kun je als kijker een bevoorrechte getuige zijn van iets heel bijzonders, van wat het betekent om mens te zijn.’
‘De medische wereld is ongelooflijk geavanceerd, maar er bestaat ook zoiets als therapeutische hardnekkigheid: mensen zo lang mogelijk in leven houden ten koste van de kwaliteit van het sterven. De rode draad in de film is de hulpverlening van palliatief verpleegkundigen, dokters, psychologen. Je kunt al heel vroeg een beroep op hen doen. Ze bieden medische ondersteuning, maar helpen ook met de innerlijke pijn, psychologisch en sociaal.’
Het is bijzonder om je film in de context van covid-19 te zien: mensen zijn eenzaam gestorven, mensen dragen hun verdriet alleen. rituelen, eenvoudige dingen: ontbijten in de keuken, de kinderen in bed stoppen. Zo kunnen mensen zo veel mogelijk zichzelf blijven. Ik werk alleen, ik wou in zulke situaties geen ploeg opstellen. De man van Rebecca zei dat ik opging in het behang. Als het vertrouwen er is, vergeten mensen vaak dat ik er ben.’
‘Ik spreek over een samenwerking met de mensen die ik in beeld breng, omdat ze zelf momenten mochten aanbrengen en ik hen ook vroeg wat ik voor hen kon betekenen. Zij hadden hun eigen motivatie om mee te doen: ze vonden het project mooi en relevant, maar ze wilden de film ook als portret voor later.’
‘Ik leg uit hoe ik te werk ga, maar als ze mij vragen hoe het precies zal gaan, kan ik daar niet op antwoorden. Het is geen fictie, niks is gescript. Natuurlijk weten we wel hoe het zal eindigen: ik leg die weg met hen af, langs de zijlijn. Ik denk dat je daardoor als kijker ook wordt meegenomen, je weet naar waar, maar nog niet hoe, je zit in het moment.’
‘Ik had schrik om de film nu uit te brengen. Maar ik denk dat de film net toont hoe belangrijk het is dat mensen niet alleen sterven’