‘Zo’n grote zwemmer was ik niet’
De veroordeling van de leiders van Gouden Dageraad is een overwinning tegen rechts-extremisme in Europa, maar hun ideeën en haat voor de parlementaire democratie blijven de straten terroriseren, ziet Yanis Varoufakis.
Woensdag 7 oktober was een mooie dag voor liefhebbers van de democratie. Het Griekse hof van beroep bevestigde de veroordeling van de partijtop van Gouden Dageraad wegens moord, zwaar lichamelijk letsel en het leiden van een criminele organisatie. Twintigduizend Atheners vierden de uitspraak. Ons feest duurde exact 40 seconden, dan dreef de politie ons uit elkaar met traangas.
Mijn vrouw en ik snakten naar lucht en probeerden net als honderden anderen via een smalle straat te ontsnappen naar de veiligheid van de nabijgelegen berg Lycabettus. Daar stond een dozijn leden van de oproerpolitie te wachten, die gasgranaten op de vluchtende menige mikten. Ik probeerde hun commandant te overtuigen om daarmee op te houden. ‘Het heeft geen zin om mensen die naar huis willen, te bestoken met gas’, zei ik hem kalm. Hij schold me uit. Toen ik mijn parlementaire identiteitsbewijs bovenhaalde, bracht zijn reactie me van mijn stuk: ‘Dat is alleen een extra reden om je te naaien.’
Een week later werd ik ondervraagd door een agent van de dienst Interne Zaken van de politie. Het gesprek maakte deel uit van een onderzoek dat op basis van mijn getuigenis was opgestart. Ik kon het gezicht van de commandant van de oproerpolitie niet herkennen, omdat ik op het moment van de incident niet goed kon of zien. Maar ik herkende wel één ding: de blik van kalme minachting in zijn ogen – een blik die me deed denken aan Kapnias, ooit een geoefende ondervrager van de Gestapo.
Mein Kampf op hoofdkussen
Ik ontmoette Kapnias voor het eerst in 1991. Ik zag hem toen hij op een boerderij in het zuiden van de Peloponnesos bij zijn geiten stond. Hij woonde er met zijn vrouw Yiayia Georgia, die ik om familiale redenen kwam bezoeken. Als een getalenteerde dramaturg Georgia’s levensverhaal ooit onder handen neemt, komt er gegarandeerd een meesterwerk van. Hoewel Kapnias geen beste reputatie heeft, was ik toch niet voorbereid op het stille venijn waarop ik die avond werd onthaald.
Ik nam mijn intrek in de slaapkamer die Georgia liefdevol voor me had klaargemaakt en schoof mee aan tafel. Daarna verontschuldigde ik me en reed naar een naburig dorp, waar ik afgesproken had met een paar vrienden uit de streek. Toen ik terugkwam bij de boerderij, een stuk na middernacht, hoorde ik in de verte het gesnurk van Kapnias en het geluid van opgewonden katten. Uitgeput ging ik naar mijn slaapkamer. Daar zag ik dat iemand twee boeken op mijn hoofdkussen had gelegd.
Het eerste heette Memoires van een eerste minister. De auteur: de laatste premier van de fascistische dictatuur uit mijn jeugd. Hij was een stroman, aangesteld door de brigadier die de neofascistische junta nog verder in de richting van neonazipraktijken duwde, na de slachtpartij tegen studenten op 17 november 1973. Het tweede boek was een klein, in leer gebonden exemplaar van Mein Kampf, uitgegeven in Duitsland in 1934. Het ding viel zowat uit elkaar. Bedlectuur om de linkse rakker die op bezoek is te choqueren, vermoedde ik. Aangeboden door een halfgeletterde boer die een punt probeerde te maken.
Duistere kunst
Als tiener was Kapnias een ‘onaantastbare’ boerenknecht, gebonden aan Georgia’s vader. Die was een soort edelman in het bergdorp waar ze vandaan kwamen. Tijdens de nazibezetting fungeerde Georgia’s vader als contactpersoon tussen de Britse inlichtingendienst en de plaatselijke linkse partizanen. Samen saboteerademen den ze de nabijgelegen brigade van de Wehrmacht en verschillende pelotons Italiaanse soldaten. Georgia, de lokale schoonheid, werd verliefd op een van de partizanen en trouwde in het geheim met hem. Tegen de achtergrond van een harde oorlog kreeg het gelukkige echtpaar twee kinderen.
Intussen koos Kapnias, de tienerknecht, voor het andere kamp. Hij sloot zich aan bij een paramilitaire eenheid die de plaatselijke Gestapo samengesteld had en werd naar Kreta gestuurd. Daar kreeg hij een opleiding in de duistere kunst van ondervraging en bestrijding van staatsondermijnende activiteiten. Zijn instructeur Hans gaf hem er toen dat in leer gebonden exemplaar van Mein Kampf.
Wraak op hogere klasse
Toen de Duitsers zich terugtrokken, zonk Griekenland weg in het moeras van een schrikwekkende burgeroorlog. Bondgenoten keerden zich tegen elkaar, broer tegen broer, dochter tegen vader. Georgia’s echtgenoot, de partizaan, nam het nu op tegen het nationale leger, dat de steun had van de Britten. Georgia’s vader, die trouw gezworen had aan de Britse overheid, was een lokale volgeling van dat leger.
Twee jaar later werd Georgia’s echtgenoot gedood door de troepen waarmee haar vader samenwerkte. Alsof het verhaal nog niet tragisch genoeg was, doodden de kameraden van haar echtgenoot vervolgens haar vader. De nationalisten van haar vader maakten van haar een weduwe, de partizanen van haar echtgenoot maakten van haar een wees, en Georgia bleef achter zonder middelen en met twee kleine kinderen.
Op dat moment zag Kapnias zijn kans schoon. Hij had de overstap gemaakt van de paramilitairen die door de Gestapo waren georganiseerd naar de plaatselijke gendarmerie. Nu bevond hij zich in een positie om wraak te nemen op de hogere klasse in zijn kleine, quasifeodale wereldje. Hij deed Georgia een voorstel: ‘Als je met me trouwt, zal ik verhinderen dat mijn kompanen het land verlossen van jou en je communistische nageslacht.’ Georgia dacht dat ze geen alternatief had en gaf toe. Ze zou geen rust meer kennen tot aan haar dood in 2012.
Toen ik Kapnias in 1991 ontmoette, ging ik ervan uit dat figuren zoals hij relieken waren die begrafenis na begrafenis zouden verdwijnen. Ik had het mis. Gevoelens van verslagenheid, hopeloosheid en vernedering creëren een omgeving waarin het sluimerende nazisme weer ontwaakt. Na het bankroet van onze staat in 2010, een grote blamage, nam een nieuwe generatie nazi’s plaats in het parlement, met de blik van Kapnias in de ogen. Nu zitten de meesten van hen achter de tralies voor afschuwelijke misdaden. Maar die blik zie je nog in de ogen van te veel andere mensen. En ze dragen niet allemaal een uniform.
Na het bankroet van onze staat in 2010 nam een nieuwe generatie nazi’s plaats in het parlement