Ronde Van Vlaanderen als metafoor
Foute ideeën over snoeien om te groeien zijn verdwenen. Maar wat in de plaats is gekomen, is een ongezien en dus onzeker experiment, zegt Bart Sturtewagen.
De dreun die de covid-pandemie de wereldeconomie heeft toegebracht, lijkt de definitieve ondergang van de austeriteitsschool te hebben bewerkstelligd. Van de weeromstuit zijn we in een wereld terechtgekomen waarin alles wat vast leek te staan, op losse schroeven is gezet. Onwrikbare waarheden zijn vervangen door hun tegendeel. Het idee dat je in geval van nood onbeperkt geld moet bijdrukken tot de economische motor aanslaat, is er zo een.
Het IMF, jarenlang gezien als de heraut van de begrotingsorthodoxie, zei deze week dat de meeste industrielanden probleemloos het geld kunnen lenen dat ze nodig hebben om de coronacrisis te lijf te gaan. Het Fonds voorspelt dat die landen nog tot minstens 2025 zullen kunnen lenen tegen een rente die lager ligt dan hun economische groei over die periode. Het relatieve gewicht van hun schuld zal dus wegsmelten. Over een jaar of vijf zal het allemaal een kwade droom blijken. De kreet dat onze kinderen zwaar zullen moeten boeten voor onze fouten en vergissingen, is bijgevolg onterecht.
In een week waarin talrijke Europese lidstaten nieuwe recordaantallen besmettingen rapporteren en overgaan tot maatregelen die onvermijdelijk de economische groei aantasten, lijkt dat een onbegrijpelijk rozige boodschap. Maar ze wordt plausibeler in het licht van de vaststelling dat een van de zwaar getroffen lidstaten, Italië, deze week tegen negatieve rente obligaties op de markt kon brengen. Beleggers zijn dus bereid voor jaren rente te betálen in ruil voor het voorrecht hun geld in de armlastige Italiaanse schatkist te mogen storten. Jarenlange zorgen over de kredietwaardigheid van het land zijn blijkbaar van geen tel meer. Overigens leent ook ons land tegen negatieve rente, ongeacht de belabberde begrotingssituatie die de nieuwe regering heeft geërfd.
Het IMF ziet twee voorwaarden voor dit voorspoedige scenario: de landen moeten toegang behouden tot de financiële markt, met andere woorden, ze moeten er kredietwaardig worden geacht. En twee: de economie moet gaan groeien in een tempo dat hoger ligt dan de superlage rente die nog jaren bij ons zal blijven. Impliciet is er een derde voorwaarde: dat de coronacrisis spoedig voorbij is en dat de gevolgen ervan op het economische weefsel beperkt of hoogstens tijdelijk zullen zijn.
Gezien het vermogen dat de centrale banken de voorbije jaren hebben getoond om ongezien hevige economische schokken op te vangen, is het zeer goed denkbaar dat ze er ook deze keer in slagen de boot door de woelige zee naar veiliger water te loodsen. Als ze inderdaad bereid zijn de rente jarenlang op of onder nul te houden en als dat niet leidt tot hollende inflatie, omdat de markten hen blijven vertrouwen, dan ziet het er relatief goed uit.
De onzekerheid ligt bij het virus zelf. Wat als de bedreiging zich niet onder controle laat brengen en de ravage van het economische weefsel echt zichtbaar wordt? Hoelang kunnen de overheden, met ongebreidelde steunprogramma’s, de gevolgen daarvan uit beeld houden? Wat als er als gevolg van de uitzichtloosheid en de omvang van de uitdaging toch vertrouwensverlies ontstaat op de financiële markten? Vertrouwen is hier het sleutelbegrip. Als het er is, is het een machtig wapen. Verdwijnt het, dan gelden er al gauw geen regels meer en is het ieder voor zich.
De sport, een van de meest getroffen sectoren, houdt ons een geschikte metafoor voor. Op het eerste gezicht heerst er een soort normaliteit. Er worden matchen gespeeld en koersen gereden. Het publiek wordt beperkt, geweerd of op afstand gehouden, maar op televisie ziet het er goed uit en klinkt het zelfs vertrouwd. Hier en daar valt een speler of coureur weg, maar dat houdt het spel niet tegen. Sportlui worden getransfereerd als vanouds. Er lijkt niets aan de hand.
Maar wat als we ons beginnen af te vragen of een Ronde van Vlaanderen die in de herfst gereden wordt tijdens de ronde van Italië, wel dezelfde sportieve en commerciële waarde heeft als vroeger? Wat als een peperdure topvoetballer niet symptoomloos besmet blijkt, maar langdurig verzwakt wordt? Wat als profcompetities toch voor langere tijd onderbroken moeten worden? Hoelang kan dan de illusie in stand worden gehouden dat het hele systeem, het businessmodel, geen wezenlijke schade heeft geleden? Vroeg of laat moeten de lonen van en de prijzen voor topsporters aan het nieuwe normaal worden aangepast. Hun carrières zijn kort. Een verloren jaar komt niet terug en is dus een serieus kapitaalverlies.
Vertrouwen is het sleutelbegrip: als het er is, is het een machtig wapen; verdwijnt het, dan gelden regels al gauw niet meer en is het ieder voor zich
Hetzelfde geldt voor andere zwaar aangetaste sectoren als de evenementenwereld, het toerisme, de luchtvaart. Het kan erg lang duren voor ze weer op kruissnelheid zijn. Mogelijk wordt het voor hen nooit meer als voorheen. Misschien verlegt de consument zijn prioriteiten of heeft hij gewoon de middelen niet meer om daaraan geld te besteden.
Maar eigenlijk is dit van toepassing op de hele economie. Aan de oppervlakte ziet die er relatief goed uit, met op een stevig niveau gestabiliseerde beurzen en zelfs stijgende vastgoedprijzen. Beleggers lijken te anticiperen op een opvering van de reële economie. Maar mogelijk gaat het alleen om geld dat ondanks de lage rente toch rendement wil of vermogens die een veilige schuilplaats zoeken voor als het zonnige scenario zich toch niet doorzet.
Het is goed dat we deze crisis niet te lijf moeten gaan met rigoureuze denkbeelden die de problemen alleen vergroten. Maar het besef dat we in het midden van een ongezien wereldwijd financieel experiment zitten, zou toch tot voorzichtigheid moeten aanzetten. We weten niet hoe dit verhaal afloopt. Of de nieuwe wapens die we hebben aangeschaft, ons vertrouwen waard zijn, zal pas over enige tijd blijken.