‘Alles wat plezant is, wordt nu verboden’
Het is een tropenjaar voor REPORTAGE HORECA caféhouders en restaurateurs. Maar in de Antwerpse binnenstad is er, ondanks de tristesse, ook begrip. ‘Als ik in Brussel zat, had ik wellicht hetzelfde beslist.’
Zoals Eugene Haesaerts zijn er dezer dagen niet veel in de Vlaamse horeca. De baas van steakrestaurant Ciro’s, aan de Antwerpse Leien, heeft sinds maart stevig geïnvesteerd. Hij liet houten schuttingen tussen zijn tafels zetten. Hij heeft op zes plaatsen in alcoholdispensers voorzien. Er zijn branders voor het terras op komst. En toch heeft Haesaerts veel begrip voor de beslissing van het Overlegcomité om alle cafés en restaurants opnieuw op slot te doen. ‘Als ik in Brussel had gezeten,’ zegt Haesaerts, ‘zou ik – na wat Macron in Frankrijk en Rutte in Nederland beslisten – wellicht hetzelfde hebben gedaan.’
Het is zaterdagavond, iets na acht. Er is veel volk op de been in Antwerpen. Ook de Ciro’s – voor de voorlaatste keer open – is tot op het terras volgeboekt. De regels worden er strak gerespecteerd. Zelfs voor de foto gaat het mondmasker van Haesaerts niet uit. ‘Er zal de komende weken veel geklaagd worden over de politiek’, zegt hij. ‘Maar de realiteit is dat we de sluiting te danken hebben aan onszelf. Of beter: aan de medeburgers die een aantal simpele regels weigeren te respecteren. Het gros van mijn klanten gedroeg zich voorbeeldig. Maar als er grote tafels met jonge mensen arriveerden, tja, dan werd het gevaarlijk.’
Vooral toen op het vorige Overlegcomité werd beslist dat restaurants langer open mochten blijven dan cafés, zag Haesaerts iets veranderen. ‘Dan zag je dat men zo laat mogelijk probeerde te reserveren, net voor de keuken sloot. Om vervolgens in de drank te vliegen: acht Irish coffees, acht limoncello’s, acht amaretto’s. Dan weet je dat je gendarme mag beginnen spelen. Ik begrijp dat wel, hoor. Als je jong bent en hebt gedronken, voel je je onoverwinnelijk. Maar zo begon het wel fout te lopen. Als het van mij afhangt, mogen ze die nachtklok vóór 12 uur laten ingaan.’
Haesaerts zegt dat hij het wel overleeft. Hij heeft, op zijn 68ste, geen huis meer af te betalen. Hij weet dat zijn restaurant – een klassieker in Antwerpen – uiteindelijk weer zal beginnen draaien. ‘Maar bij jongere mensen, die net met een zaak begonnen zijn, gaat dit pijn doen’, zegt hij. ‘Ook een aantal grotere spelers, met hoge vaste kosten, ziet af. Laten we hopen dat we dit snel achter ons kunnen laten. Het zal van onze eigen discipline afhangen. Helemaal gerust ben ik niet. Het was vanmorgen over de koppen lopen op de Vogeltjesmarkt.’
Even profiteren
Een paar honderd meter verder, op het Mechelseplein, is het ook nu, na het vallen van de avond, erg druk. De binnentafeltjes van In Den Boer van Tienen zijn nagenoeg leeg, maar het terras buiten zit vol, voorlopig nog vooral in groepjes van vier. Cafébaas Alain Roels zegt dat hij een goede week achter de rug heeft. ‘Iedereen voelde dat dit eraan zat te komen en heeft dus nog even geprofiteerd’, vertelt hij. ‘In commercieel opzicht kan ik niet klagen over de laatste dagen. Maar die regeringsbeslissing was minder. Ik wacht nog altijd op het wetenschappelijk bewijs dat wij de broeihaard van de besmettingen zijn.’
Roels nam In Den Boer van Tienen begin dit jaar over. Hij opende de deuren precies zeven dagen voor de eerste lockdown. ‘Ik had het me iets anders voorgesteld’, grijnst hij. ‘Eerst moesten we helemaal dicht. Vervolgens gingen we weer open, maar zonder dat het leuk mocht worden. Niemand aan de toog, iedereen aan een tafeltje, overal 1,5 meter afstand. Ik heb nooit het volle potentieel van deze zaak kunnen benutten. En nu is het weer gedaan. De lijn van de regering is duidelijk: de scholen en de bedrijven gaan voor. Alles wat plezant is, wordt verboden.’
Dat stoort hem het meest, zegt hij, dat de lat niet overal gelijk ligt. Waarom zijn overvolle bussen en trams geen probleem? Waarom mogen de scholen op volle kracht draaien? En waarom werkt die contractopsporing nog altijd zo slecht? ‘Vorige week dinsdag belde een van mijn klanten: hij had positief getest en had de zaterdag voordien op mijn terras gezeten. Ik heb meteen het mapje met alle aanwezigheidsformulieren van die dag klaargelegd. Maar ik wacht nog steeds op een telefoontje. Dat begrijp je toch niet? Maar als de besmettingen stijgen, kijkt iedereen wel meteen naar de horeca. Altijd dat wantrouwen.’
Roels kijkt naar de jongeren die in groten getale op zijn terras zitten. De pinten worden af- en aangevoerd. Het is ondertussen tien uur: de omgangsvormen worden wat losser, de decibels gaan omhoog. Maar Roels verdedigt zijn klanten. Hij zegt dat ze zich meestal aan de regels houden. ‘Ze gaan een triestige winter tegemoet’, vertelt de uitbater. ‘Bij de vorige lockdown konden ze nog naar buiten. Nu het winter is, rest enkel Netflix. Ik begin me soms af te vragen of het echte nachtleven ooit nog terugkeert. Of men niet zal concluderen: toch wel handig zo’n stad die in rust verzinkt na 1 uur ’s nachts.’
En hij, redt hij het wel? ‘Ik heb één groot voordeel’, zegt Roels. ‘Doordat ik deze zaak pas heb overgenomen, ben ik schuldenvrij. Dat maakt me sterker. En ik heb met Den Boer ook een monument in handen. Dat komt er wel door. Ik heb ook een paar goede zomermaanden kunnen draaien. Dat kunnen ze in het toeristische centrum niet zeggen.’
‘Bij jongere mensen, die net met een zaak begonnen zijn, gaat dit pijn doen’
Eugène Haesaerts
Steakrestaurant Ciro’s
Het Van Ranst-effect
In De Post, een brasserie op de Groenplaats, is het inderdaad al levendiger geweest. Uitbater Marijn Kin zit met enkele vrienden iets te eten op het terras. Zijn etablissement, ook een Antwerpse klassieker, zit allesbehalve vol. ‘Sinds eind juli is het hier echt bergaf gegaan’, zegt hij. ‘Toen de maatregelen in Antwerpen verstrengd werden en Marc Van Ranst iedereen aanraadde om weg te blijven uit de stad, zagen we de omzet kelderen, tot minder dan de helft. Dit café leeft van de toeristen, maar de laatste maanden hebben we nauwelijks nog een Nederlander of een Duitser gezien.’
Kin, een jonge dertiger, benadrukt dat hij niet wil zeuren. Ook hij vraagt zich af waarom de drukte op andere plekken géén probleem is. ‘Maar daar kan ik toch niets aan veranderen. Ik wil strijdbaar zijn. Ik ben blij dat er in dit land een systeem van technische werkloosheid bestaat. We komen hier dus wel door. Maar ik hoop óók dat dit het ergste jaar ooit wordt. Er zijn weinig alternatieven voor een eetcafé als het mijne. In het voorjaar heb ik met afhaalmaaltijden geëxperimenteerd, maar daar begin ik niet meer aan. Dat is niet ons publiek. Vanaf maandag ga ik de boel een beetje opknappen, in de hoop dat we snel weer kunnen knallen.’
Op de terugweg naar huis – een eind na elf uur – passeren we opnieuw langs het Mechelseplein. Daar is de sfeer nu echt uitgelaten. Omdat heel wat cafés er ook maaltijden serveren, mogen ze openblijven tot 1 uur ’s nachts. Veel gegeten wordt er niet. De drank, die begint zijn werk wel te doen. De afstandsregels gaan op heel wat plekken overboord, er wordt verbroederd en geroepen, bijna breekt zelfs een vechtpartij uit. Twee politiecombi’s passeren, vertragen even en besluiten dan toch maar door te rijden. In het toilet van In den Boer van Tienen vallen twee tieners mekaar in de armen. Het is vijf voor twaalf. ‘Corona? Daar doen wij niet aan mee!’
‘Ik begin me soms af te vragen of het echte nachtleven ooit nog terugkeert'
Alain Roels
Café In Den Boer van Tienen