‘Made in Asbestos’ verkoopt niet (meer)
De Canadese plaats Asbestos, die de wereld lange tijd van het beruchte mineraal voorzag, moet Val-des-Sources gaan heten. ‘Investeerders zijn bang dat mijn visitekaartje asbest bevat.’
Het moet er eindelijk eens van komen, zegt Martin Amyot, een inwoner van Asbestos, in de Canadese provincie Quebec. Vanuit zijn auto heeft hij een stembiljet in een grote witte doos gedaan met zijn voorkeuren voor een nieuwe naam voor zijn woonplaats. Het lijkt hem beter als die niet langer synoniem is aan de kankerverwekkende grondstof die er lange tijd werd gewonnen: asbest.
‘Economisch is het beter voor de stad’, zegt Amyot, een zestiger, over het initiatief om afscheid te nemen van de naam. Want hoewel het stadje een rijke geschiedenis heeft als topleverancier van asbest, werkt de naam Asbestos nu stigmatiserend. Van zes voorgestelde namen voor de Franstalige plaats is Val-des-Sources zijn eerste keuze.
Amyot is een van de meer dan 2.700 deelnemers aan een stemming over de nieuwe naam van Asbestos, een plaats van ongeveer 6.800 inwoners twee uur rijden ten oosten van Montréal. Wegens covid-19 vindt de stemming, die bijna een jaar geleden in gang is gezet, plaats in een soort coronateststraat: met auto’s en grote witte tenten op een parkeerterrein, vlak bij de gigantische open mijn die het stadje nog altijd domineert.
Wit goud
Aan de rand van de parkeerplaats staat een huizenhoge oranje kiepwagen, als monument voor de decennialange exploitatie van het ‘witte goud’. Even verderop ligt de Jeffrey Mine, een ontzagwekkende krater, twee kilometer in diameter, waar de Eiffeltoren
ondersteboven in zou passen. De mijn bevat een van de grootste voorraden van zogeheten ‘wit asbest’ of ‘chrysotiel’ op aarde. In de twintigste eeuw was het gewild in de bouw wegens zijn kracht en isolerende eigenschappen.
Jessica van Horssen
Op zijn hoogtepunt tijdens de Koude Oorlog was Asbestos een topleverancier van het ‘magische mineraal’ in westerse landen, terwijl het Oostblok zijn asbest uit de Sovjet-Unie haalde. Sinds asbest in 1987 door de Wereldgezondheidsorganisatie is aangemerkt als kankerverwekkend, hebben meer dan 60 landen asbest verboden.
In Asbestos raakte de winning geleidelijk in verval, in 2012 werd de mijn definitief stilgelegd. Canada verbood het gebruik van asbest vrijwel geheel in 2018, maar Canadezen betalen nog steeds de tol voor de periode dat het overal in hun omgeving werd ingezet. Mesothelioom, de kanker van het borstvlies die ook wel asbestkanker wordt genoemd, behoort met longkanker tot de meest voorkomende beroepsziektes.
Begin deze week kondigde burgemeester Hugues Grimard het resultaat aan: de nieuwe naam van Asbestos wordt Val-desSources (vallei van bronnen), ‘een verwijzing naar ons landschap en onze wortels’.
Met de naamsverandering, die begin volgend jaar officieel moet worden, hoopt het stadje een nieuwe start te maken. Volgens het plaatselijk bestuur is het nu lastig om bedrijven aan te trekken. Een economische vertegenwoordiger was op een conferentie in Ohio om investeerders te ontmoeten, waar iemand weigerde zijn visitekaartje aan te nemen, vertelt gemeenteraadslid Caroline Payer. ‘Hij was bang dat het asbest bevatte.’
Ook hebben ondernemers soms moeite producten te verkopen met ‘made in Asbestos’ erop, zegt Payer. ‘Sommige bedrijven die interesse hadden om zich hier te vestigen, hebben dat daarom niet gedaan.’ Ook klinkt de naam niet uitnodigend voor nieuwe bewoners en toeristen.
Net sneeuw
Toch roept de naamswijziging ook weerstand op. ‘Asbestos is de plaats die de wereld asbest heeft gegeven’, zegt Jean Lacourse. ‘Dat zal zo blijven. Mensen zullen nog steeds weten dat asbest hier vandaan kwam.’ Voor veel inwoners is het ook een taalkwestie: het Franse woord voor asbest is amiante, waardoor de associatie tussen plaatsnaam en grondstof voor de Franstaligen van Quebec minder sterk is.
Bovendien krenkt de naamswijziging plaatselijke trots, vooral onder oudere generaties. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd asbest toegepast bij oorlogsschepen en vliegtuigen voor de geallieerden, en zelfs in hun uniformen. Het gevoel was dat
Asbestos met zijn grondstof de nazi’s hielp te verslaan.
‘We moeten niet vergeten dat er een tijd was vóór asbest als giftig werd gezien’, zegt historicus Jessica van Horssen, auteur van het boek A town called Asbestos. ‘Lange tijd stond het bekend als een materiaal dat levens redde, door zijn isolerende en vuurbestendige kwaliteiten. Het was synoniem met bescherming tegen woningbrand. De inwoners van Asbestos waren trots dat ze dat aan de wereld schonken.’
Louise Clément beaamt dat. Haar vader en zijn twee broers werkten bij de mijn, vertelt ze. ‘Het waren goede banen, met goede salarissen en goede arbeidsvoorwaarden. De plaats groeide dankzij asbest. En de topwerknemers hielpen de plaatselijke economie met hun hoge salarissen hielpen ze de plaatselijke economie.’ Haar vader en ooms werden niet ziek. ‘Ik weet dat sommige mensen zijn overleden aan longziekten, maar die rookten ook twee pakjes sigaretten per dag.’
Alain Durand herinnert zich de hoogtijdagen van Asbestos nog goed. Hij groeide op aan de rand van de mijn, zijn vader werkte er. Als de krater met behulp van dynamiet werd uitgebreid, dwarrelden katoenachtige asbestvezels neer op straat. ‘Het leken wel sneeuwvlokken, je hoefde alleen geen sneeuw te ruimen’, lacht hij. Ook zijn vader is er niet ziek van geworden, zegt hij.
Ook Durand heeft gestemd voor Val-desSources; hij heeft sympathie voor ondernemers die last hebben van de huidige naam. Maar hij betwijfelt of de naam Asbestos echt zo afstotelijk is. ‘Het is mij nooit overkomen dat mensen een stap achteruit zetten als ik zei waar ik vandaan kom. Ik schaam me er niet voor om te zeggen dat ik uit Asbestos kom.’
‘Lange tijd stond asbest bekend als een materiaal dat levens redde. De inwoners van Asbestos waren daar trots op’ Historica
In de VS lopen de meningen uiteen of de investeringspauze van tijdelijke aard is. Er zitten daar overigens nog voor 99 miljard dollar chemieprojecten in de pijplijn. De petrochemische industrie zelf tilt niet al te zwaar aan de pauze. Ze heeft veel te maken met de coronacrisis en de economische terugval in sectoren die veel kunststoffen afnemen. De sector gaat ervan uit dat de investeringsprojecten snel uit de ijskast worden gehaald als de coronacrisis achter de rug is. Te meer omdat de bestrijding van het coronavirus heeft aangetoond dat plastic voor eenmalig gebruik best nog niet uitgerangeerd wordt. Een groeimarkt erbij, met andere woorden.
Niet iedereen is ervan overtuigd dat de er volgende jaren nog nood is aan de bijkomende productie van plastic. In een doorlichting van de sector wees het internationale advieskantoor Wood Mackenzie er onlangs op dat de investeringsboom in de VS geleid heeft tot een grote overcapaciteit. Daardoor zal de etyleenprijs zeker tot 2028 onder druk staan. Dat ondermijnt de rendabiliteit van de bestaande installaties en ook van de uitbreidingsprojecten. Een bijkomende onbekende is hoe de overheden de komende jaren het wereldwijde probleem van het plasticafval aanpakken.
Of dat Ineos zal doen twijfelen over de haalbaarheid van Project One? Dat is zeer onwaarschijnlijk. De chemiegroep is ervan overtuigd dat het met nieuwe fabrieken in de Antwerpse haven de oudere installaties van concurrenten vlotjes uit de markt zal prijzen. De flamboyante topman van Ineos, Jim Ratcliffe, heeft daarenboven de reputatie dat hij zich niet gauw van de wijs laat brengen door een crisis. Of dat betekent dat Ineos nog altijd mikt op 2023-2024 om de fabrieken in de Antwerpse haven op te starten? Dat valt af te wachten. Temeer omdat milieu- en klimaatverenigingen er alles aan doen om zo veel mogelijk op de rem te staan (DS 14 oktober).