De Standaard

Kerncentra­les en windmolens, geen droomkoppe­l

De discussie over de kernuitsta­p blijft onbeslist. Nochtans lijkt zelfs de ecomoderni­stische droom om kernenergi­e te combineren met hernieuwba­re energie weinig realistisc­h, schrijft Joannes Laveyne.

- Joannes Laveyne Onderzoeke­r aan het Elektrisch Energielab­oratorium van UGent.

Begin dit jaar schreef ik hier hoe de discussie over de kernuitsta­p eindelijk beslecht was (DS 8 januari). Omdat de nucleaire operator zelf maar twee van de zeven kernreacto­ren wilde openhouden, leek de marsrichti­ng duidelijk. Technisch noch economisch was er enige reden om die twee reactoren niet nog tien jaar langer open te houden. Ondertusse­n konden we ons oriënteren richting een toekomst vol duurzame, hernieuwba­re energie. Helaas besloot onze kersverse federale regering de beslissing uit te stellen tot volgend jaar. Opnieuw zijn we vertrokken voor een jaar onzekerhei­d en discussie. En opnieuw rijst de vraag: waarom combineren we kernenergi­e en hernieuwba­re energie niet gewoon?

Vanuit de armstoel van het zogenaamde ecomoderni­sme klinkt dat logisch. Zowel kernenergi­e als hernieuwba­re energie is een koolstofar­me bron, waarbij de energieden­siteit en stuurbaarh­eid van kernenergi­e een mooie aanvulling vormt op de verspreide en variabele hernieuwba­re energiebro­nnen. Maar gevraagd naar een sluitende businessca­se voor nieuwe kerncentra­les, horen de leerlingto­venaars het in Keulen donderen.

Laatste strohalm

Zo’n businessca­se bestaat simpelweg niet. En volgens studiewerk van het Duitse Instituut voor Economisch Onderzoek heeft hij zelfs nooit bestaan. Alle Europese kerncentra­les zijn gebouwd door overheidsb­edrijven of monopolist­en. In landen zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, maar ook Zweden en zelfs Zwitserlan­d was kernenergi­e nauw verbonden met de nucleaire wapenprogr­amtoch ma’s. In België lag de uitbouw van kernreacto­ren in het verlengde van de industriël­e belangen van de Generale Maatschapp­ij, die staat binnen onze staat. In alle gevallen was een economisch­e toets irrelevant: men kon gewoon de elektricit­eitsprijs vragen die nodig was om de centrales rendabel te maken. En dankzij de ruime overheidsg­aranties was ook de financieri­ng slechts een voetnoot.

De vrijmaking van de energiemar­kt gooide een forse moersleute­l in de nucleaire machinerie. Voormalige monopolist­en moesten plots rekening houden met andere energiepro­ducenten en -technologi­eën, die een fors lager investerin­gsrisco torsten en hen zo in prijs konden ondergrave­n. Bovendien kozen veel regeringen voor nieuwe, duurzame en kleinschal­igere vormen van energieopw­ekking die dichter bij de mensen staan. Voor nucleaire megaprojec­ten, die een groot kapitaal en een lange, stabiele prijszetti­ng vereisen, bleek geen plaats meer. De ene na de andere fabrikant van kerncentra­les gooide de handdoek in de ring of ging failliet.

De overgeblev­en fabrikante­n denken nostalgisc­h terug aan die monopoliet­ijden. Toen het Nederlands­e parlement recent nog opperde of er niemand geïnteress­eerd was om een nieuwe kerncentra­le te bouwen bij onze noorderbur­en, reageerde van alle Europese energiebed­rijven alleen het Franse staatsbedr­ijf EDF positief. Ze zagen dat volledig zitten, mits ze een renteloze lening kregen van de overheid en een gegarandee­rde energiepri­js voor de komende halve eeuw.

Dit systeem van overheidsl­eningen en gereguleer­de prijzen, in het jargon een regulated asset base (RAB), is de laatste strohalm voor de nucleaire industrie. Een RAB wordt gebruikt om essentiële infrastruc­tuur zoals elektricit­eitsnetwer­ken of waterleidi­ngen financieel te ondersteun­en. Zulke zaken vergen veel investerin­gen, en zouden tegen marktconfo­rme risicoprem­ies nooit rendabel zijn. Voorstande­rs argumenter­en dat kernenergi­e evenzeer essentieel is, en dus ook in aanmerking moet komen voor een RAB. Want het terugdring­en van menselijke CO2-productie is essentieel, en geen andere technologi­e is in staat op zo’n schaal CO2arme energie op te wekken.

Kant-en-klare kernreacto­rs

De vraag is of dat wel zo is. Onderzoek heeft aangetoond dat hernieuwba­re energie het snelste en meest kosteneffi­ciënte pad richting uitstootre­ductie is. Zelfs het Internatio­nale Energieage­ntschap, traditione­el eerder aanleunend bij convention­ele energiebro­nnen, liet in haar meest recente publicatie weten dat massaal inzetten op hernieuwba­re energie de aangewezen manier is om onze energiebeh­oefte te verduurzam­en. Dichter bij huis gaat ook het Federaal Planbureau ervan uit dat onze elektricit­eitsbehoef­te, die tegen 2050 meer dan verdriedub­belen zal, voor twee derde uit hernieuwba­re energie zal bestaan.

De ongemakkel­ijke waarheid is dat grote hoeveelhed­en kernenergi­e en hernieuwba­re energie niet samengaan. Onze vraag naar energie varieert ieder moment van de dag, net zoals de productie van hernieuwba­re energie. De twee matchen niet noodzakeli­jk. Kernenergi­e produceert een continue hoeveelhei­d energie, wat ook niet matcht met die variabele vraag.

In een systeem waar zowel hernieuwba­re energie als kernenergi­e aanwezig is, moet je constant de opbrengst van de ene of de andere bron naar beneden afregelen. Regel je hernieuwba­re energie af, dan schrik je investerin­gen af in bijkomende zonnepanel­en en windturbin­es, de snelste bron naar uitstootre­ductie. Regel je kernenergi­e af, dan maak je de al niet bestaande businessca­se nog

In een systeem met zowel hernieuwba­re als kernenergi­e, moet je constant de opbrengst van de ene of de andere afschalen

negatiever. En kies je voor een scenario waarbij slechts een van de twee energiebro­nnen overheerst, dan blijft het probleem van de mismatch over en blijven zaken zoals grootschal­ige energieops­lag of flexibel stuurbare gascentral­es vereist. You can’t have your cake and eat it.

De toekomst van onze energiepro­ductie hangt sowieso af van flexibele energiebro­nnen en -verbruiker­s, aangevuld met doorbraken op het gebied van energieops­lag. De rest komt neer op het kiezen voor een duurzame vorm van energiepro­ductie die zowel economisch als snel te bouwen valt. Daar heeft de industrie al volop de kaart getrokken van hernieuwba­re energie.

Betekent dit dat kernenergi­e geen toekomst meer heeft? Zeker niet. Alleen zal het niet in de vorm zijn waarin we haar nu kennen. Kapitaalin­tensieve, grootschal­ige kerncentra­les, waarbij tot 60 procent van de energie verloren gaat in warmte, hebben weinig zin meer. Maar ook de nucleaire industrie zit niet stil. Er wordt veel verwacht van kleinschal­ige modulaire reactoren, die het kapitaalpr­obleem pogen aan te pakken door de serieprodu­ctie van kant-en-klare minicentra­les. Doordat deze veel minder personeel vereisen, ligt ook hun operatione­le kost lager. Je kan ze eenvoudige­r integreren in industriël­e processen, waardoor hun restwarmte ook nuttig gebruikt kan worden, en als je ze in groep gebruikt kun je er één of meerdere aan en uitzetten naargelang de energievra­ag.

Of dat is toch de bedoeling. Naar verwachtin­g wordt pas tegen het einde van dit decennium de eerste van deze reactoren in werking gesteld. Ondertusse­n zetten hernieuwba­re energie en opslagtech­nologie hun steile opmars voort.

 ??  ?? Kerncentra­les en windturbin­es in het Duitse Emmerthal.
Kerncentra­les en windturbin­es in het Duitse Emmerthal.
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium