Opera versus covid: één-nul
De Munt trotseert covid-19 met ontroerende overwinning. het is een
Die tote Stadt
Opera en covid zijn zowat de slechtst denkbare partners. Niet voor niets hebben heel wat operahuizen besloten om de deuren toe te houden tot minstens de tweede helft van 2021 – zoals bijvoorbeeld The Met in New York. Grote orkesten, grote koren, grote technische ploegen: je kunt er moeilijk omheen. En dan heb je nog genoeg mensen in de zaal nodig die voldoende betalen voor hun tickets om het hele zaakje bekostigd te krijgen.
Dat de Munt er in deze crisis toch in slaagt om Korngolds Die tote Stadt op de bühne te brengen, is een overwinning van de tedere soort. Veilig en bijzonder secuur georganiseerd voor zowel de uitvoerders als het publiek. Maar wel met een stevig uitgedund orkest, een herwerkte partituur en een minimale scenische opzet. En toch: de dankbaarheid van het gemondmaskerde publiek zinderde bijna tastbaar door de zaal.
De opera zelf zat daar zeker voor iets tussen. Erich Wolfgang Korngold wordt wel eens beschouwd als de ultieme kitsch-juffer van de twintigste-eeuwse muziek – koppig vasthoudend aan de zoete weerklank van klassieke akkoorden, terwijl zijn tijdgenoten daar al lang geen brood meer in zagen. Maar wat Korngold binnen dat vervlogen idioom voor elkaar kreeg, is werkelijk onwaarschijnlijk. Zelfs met een geamputeerd orkest – en voor alle duidelijkheid: het klonk bij momenten wel degelijk geamputeerd – rinkelt en
De dankbaarheid van het gemondmaskerde publiek zinderde bijna tastbaar door de zaal
tinkelt zijn partituur nog als een precieuze porseleinkast. Soms regent het felle kleuren in piekfijn georkestreerde details, soms woelen er indrukwekkende donderwolken doorheen de strijkers. Maar vooral de vocale lijnen van Korngold maken deze opera zo onweerstaanbaar sexy. Zelfs al drijft het aan Rodenbach ontleende libretto op de duistere wateren van een in waanzin gedrenkte rouw, als luisteraar geniet je. Simpelweg.
Minimalisme
Mariusz Trelinski’s oorspronkelijke regie voor dit stuk mocht wegens covid de vuilnisbak in. Op slechts een halve scène – de andere helft werd ingepalmd door het orkest – moest hij zijn verhaal kwijt. Dat gemis voelde je. Zeker in het begin. In drie kleedkamerachtige hokjes zitten de personages opgesloten. Apart en toch samen. Paul zoekt zijn dode vrouw Marie in de levende danseres Marietta. Op een groot scherm vullen suggestieve beelden aan wat de regie niet vertelt. Soms sfeervol, soms intrigerend. Nu eens huiveringwekkend, dan weer buitengewoon banaal.
Trelinksi’s keuze om van Paul een moordende psychopaat te maken, kon ons – hoewel subtiel geacteerd door Roberto Sacca – ook niet helemaal overtuigen. De rouw die uit het prachtige libretto spreekt, mistte daardoor een deel van zijn ontregelende lading.
Maar het moet gezegd: het minimalisme van Trelinski’s opzet won bij elk bedrijf aan kracht. De verbeelding nam het over en vulde de geesten met vragen. Wie zijn we als we alles verloren hebben, en vervolgens tóch verder leven?
Een absolute topcast deed Korngold alle eer aan. Marlis Petersen schitterde als de buitengewoon eigenzinnige Marietta. Roberto Sacca was een erg geschakeerde Paul. Nikolay Borchev kon ons ultiem ontroeren met zijn kwetsbare Pierrot, waar soms zelfs een hees randje in school. We klapten onze handen blauw – omdat het kon.
Elke zaterdag toont iemand ons zijn favoriete beeld: het werk dat altijd opnieuw beroert, troost of inspireert. Vandaag:
‘Nog voor ik Dylan ooit hoorde, zag ik hem. Op de cover van het album Blonde on blonde die wereldberoemde bewogen foto van hem in winterjas en met sjaal. Toen die plaat in 1966 uitkwam, was ik een jaar of veertien. Niet veel later hoorde ik Dylan voor het eerst, en ik ben nooit meer gestopt met luisteren. Als je vijftien jaar bent, begrijp je niet alle teksten, maar dat was toen voor mij niet nodig: ik begreep de muziek. De structuur, de melodieën, de akkoordenschema’s. Alles klopte voor mij.’
‘Meer nog dan door de cover, was ik geïntrigeerd door de binnenhoes van het dubbelalbum. Wie in godsnaam was die vrouw in het midden, die mysterieuze maar o zo prachtige Ik denk dat zij mijn eerste grote liefde was. Ze was mijn, zoals Herman Brusselmans het zou verwoorden, droommeisje. De zoektocht naar haar hield me ferm bezig, pas enkele jaren geleden kwam ik dankzij het internet te weten wie ze was: de Italiaanse actrice Claudia Cardinale.’
‘Zo kwam ik ook te weten dat er controverse ontstond rond die klaphoes, want Dylan had geen toestemming gevraagd om die foto van Cardinale te gebruiken. Hij selecteerde het beeld uit de portfolio van fotograaf Jerry Schatzberg, die zowel de coverfoto maakte als alle foto’s uit de collage binnenin. Hij zegt dat Dylan de foto van Cardinale zag lig