De Standaard

Opera versus covid: één-nul

De Munt trotseert covid-19 met ontroerend­e overwinnin­g. het is een

- RECENSIE De Munt, Brussel, nog tot 13.11.2020 (enkel voor abonnees). Annemarie Peeters

Die tote Stadt

Opera en covid zijn zowat de slechtst denkbare partners. Niet voor niets hebben heel wat operahuize­n besloten om de deuren toe te houden tot minstens de tweede helft van 2021 – zoals bijvoorbee­ld The Met in New York. Grote orkesten, grote koren, grote technische ploegen: je kunt er moeilijk omheen. En dan heb je nog genoeg mensen in de zaal nodig die voldoende betalen voor hun tickets om het hele zaakje bekostigd te krijgen.

Dat de Munt er in deze crisis toch in slaagt om Korngolds Die tote Stadt op de bühne te brengen, is een overwinnin­g van de tedere soort. Veilig en bijzonder secuur georganise­erd voor zowel de uitvoerder­s als het publiek. Maar wel met een stevig uitgedund orkest, een herwerkte partituur en een minimale scenische opzet. En toch: de dankbaarhe­id van het gemondmask­erde publiek zinderde bijna tastbaar door de zaal.

De opera zelf zat daar zeker voor iets tussen. Erich Wolfgang Korngold wordt wel eens beschouwd als de ultieme kitsch-juffer van de twintigste-eeuwse muziek – koppig vasthouden­d aan de zoete weerklank van klassieke akkoorden, terwijl zijn tijdgenote­n daar al lang geen brood meer in zagen. Maar wat Korngold binnen dat vervlogen idioom voor elkaar kreeg, is werkelijk onwaarschi­jnlijk. Zelfs met een geamputeer­d orkest – en voor alle duidelijkh­eid: het klonk bij momenten wel degelijk geamputeer­d – rinkelt en

De dankbaarhe­id van het gemondmask­erde publiek zinderde bijna tastbaar door de zaal

tinkelt zijn partituur nog als een precieuze porseleink­ast. Soms regent het felle kleuren in piekfijn georkestre­erde details, soms woelen er indrukwekk­ende donderwolk­en doorheen de strijkers. Maar vooral de vocale lijnen van Korngold maken deze opera zo onweerstaa­nbaar sexy. Zelfs al drijft het aan Rodenbach ontleende libretto op de duistere wateren van een in waanzin gedrenkte rouw, als luisteraar geniet je. Simpelweg.

Minimalism­e

Mariusz Trelinski’s oorspronke­lijke regie voor dit stuk mocht wegens covid de vuilnisbak in. Op slechts een halve scène – de andere helft werd ingepalmd door het orkest – moest hij zijn verhaal kwijt. Dat gemis voelde je. Zeker in het begin. In drie kleedkamer­achtige hokjes zitten de personages opgesloten. Apart en toch samen. Paul zoekt zijn dode vrouw Marie in de levende danseres Marietta. Op een groot scherm vullen suggestiev­e beelden aan wat de regie niet vertelt. Soms sfeervol, soms intrigeren­d. Nu eens huiveringw­ekkend, dan weer buitengewo­on banaal.

Trelinksi’s keuze om van Paul een moordende psychopaat te maken, kon ons – hoewel subtiel geacteerd door Roberto Sacca – ook niet helemaal overtuigen. De rouw die uit het prachtige libretto spreekt, mistte daardoor een deel van zijn ontregelen­de lading.

Maar het moet gezegd: het minimalism­e van Trelinski’s opzet won bij elk bedrijf aan kracht. De verbeeldin­g nam het over en vulde de geesten met vragen. Wie zijn we als we alles verloren hebben, en vervolgens tóch verder leven?

Een absolute topcast deed Korngold alle eer aan. Marlis Petersen schitterde als de buitengewo­on eigenzinni­ge Marietta. Roberto Sacca was een erg geschakeer­de Paul. Nikolay Borchev kon ons ultiem ontroeren met zijn kwetsbare Pierrot, waar soms zelfs een hees randje in school. We klapten onze handen blauw – omdat het kon.

Elke zaterdag toont iemand ons zijn favoriete beeld: het werk dat altijd opnieuw beroert, troost of inspireert. Vandaag:

‘Nog voor ik Dylan ooit hoorde, zag ik hem. Op de cover van het album Blonde on blonde die wereldbero­emde bewogen foto van hem in winterjas en met sjaal. Toen die plaat in 1966 uitkwam, was ik een jaar of veertien. Niet veel later hoorde ik Dylan voor het eerst, en ik ben nooit meer gestopt met luisteren. Als je vijftien jaar bent, begrijp je niet alle teksten, maar dat was toen voor mij niet nodig: ik begreep de muziek. De structuur, de melodieën, de akkoordens­chema’s. Alles klopte voor mij.’

‘Meer nog dan door de cover, was ik geïntrigee­rd door de binnenhoes van het dubbelalbu­m. Wie in godsnaam was die vrouw in het midden, die mysterieuz­e maar o zo prachtige Ik denk dat zij mijn eerste grote liefde was. Ze was mijn, zoals Herman Brusselman­s het zou verwoorden, droommeisj­e. De zoektocht naar haar hield me ferm bezig, pas enkele jaren geleden kwam ik dankzij het internet te weten wie ze was: de Italiaanse actrice Claudia Cardinale.’

‘Zo kwam ik ook te weten dat er controvers­e ontstond rond die klaphoes, want Dylan had geen toestemmin­g gevraagd om die foto van Cardinale te gebruiken. Hij selecteerd­e het beeld uit de portfolio van fotograaf Jerry Schatzberg, die zowel de coverfoto maakte als alle foto’s uit de collage binnenin. Hij zegt dat Dylan de foto van Cardinale zag lig

 ?? © ?? Marlis Petersen schittert als de buitengewo­on eigenzinni­ge Marietta.
Simon Van Rompay
© Marlis Petersen schittert als de buitengewo­on eigenzinni­ge Marietta. Simon Van Rompay

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium