Heeft beste rijder gewoon snelste auto?
Lewis Hamilton en Michael Schumacher zijn met 91 overwinningen in de Formule 1 de succesvolste rijders ooit. Ze hebben meer gemeen dan alleen een superieure bolide.
Lewis Hamilton evenaarde twee weken geleden op de Nürburgring de Duitse legende Michael Schumacher. Hamilton (35) won zijn 91ste Grote Prijs, en de kans is groot dat hij daar dit weekend in Portugal nummer 92 aan toevoegt. Binnenkort herhaalt de Brit waarschijnlijk nog een recordprestatie van Schumacher, als hij zijn zevende wereldtitel veiligstelt – een formaliteit, gezien zijn grote voorsprong in het WK-klassement. Hamilton staat dan bovenaan alle belangrijke lijstjes in het F1-recordboek.
Het zal niet genoeg zijn om Hamiltons critici het zwijgen op te leggen. Zo moeilijk was het winnen van al die races en titels niet, zullen zij zeggen. Want Hamilton rijdt voor Mercedes, het meest overheersende team uit de geschiedenis van de Formule 1. Zonder zijn briljante zilver- en zwartkleurige auto’s had hij het nooit zo ver geschopt. ‘Ik besef dat wie zulke dingen zegt, vaak gewoon niet weet waarover hij praat’, relativeerde Hamilton de kritiek na zijn 91ste zege. ‘Je geeft nou eenmaal wel eens de verkeerde mening als je niet over alle feiten beschikt.’
Wat zijn die feiten dan? Heeft Hamilton zijn lange erelijst te danken aan uitzonderlijk talent, of is hij vooral een geluksvogel in een onverslaanbare auto?
De statistieken wijzen uit dat je die vraag evengoed kunt stellen over Schumacher. Net als Hamilton bestuurde hij in zijn hoogdagen vaak auto’s die ruimschoots de beste van het veld waren. Dan kan het snel gaan. Schumacher behaalde bijvoorbeeld een recordaantal van dertien overwinningen in één seizoen (2004). Hamilton won vanaf 2014 elk jaar minstens negen races. Al met al scoorden zij ongeveer de helft van hun zeges in dominant materiaal.
Hoeveel doet de coureur er überhaupt toe in de Formule 1? Niet bijster veel, suggereert onderzoek van Britse wetenschappers van de Universiteit van Bristol. Zij berekenden in 2016 dat de uitslagen van Formule 1-wedstrijden historisch gezien voor 86 procent worden bepaald door de verschillen tussen de racewagens. Slechts 14 procent van het resultaat komt op rekening van de bestuurders.
Machteloos
Je hoeft maar naar een F1-race in 2020 te kijken om te zien hoeveel inderdaad van de auto’s afhangt. Max Verstappen rijdt beter dan ooit, maar winnen kan hij doorgaans vergeten – daar is zijn Red Bull niet goed genoeg voor. De enige keer dat de Nederlander dit jaar eerste werd, begin augustus op Silverstone, bleek de Mercedes af te rekenen met te hoge bandenslijtage. Hamilton keek machteloos toe hoe Verstappen tien seconden bij hem wegreed. Intussen zijn getalenteerde rijders als Daniel Ricciardo en Charles Leclerc bij voorbaat kansloos omdat ze middelmatige auto’s hebben.
De conclusie ligt voor de hand dat iedere coureur zich vanzelf in de recordboeken zou kunnen rijden met de droomauto’s van
Hamilton en Schumacher. Toch ligt het genuanceerder.
Lang niet alle coureurs slagen er namelijk in te domineren achter het stuur van een heel goede auto. De teamgenoten van Hamilton en Schumacher leveren het bewijs. Met precies dezelfde topwagens waren ze bij lange na niet zo succesvol.
Schumacher was tot aan zijn eerste afscheid in 2006 al zijn teamgenoten ruimschoots de baas. Terwijl hij zijn Benettons en Ferrari’s 91 keer als eerste over de finish stuurde, kwamen zijn collega’s niet verder dan zeventien zeges. Alleen na zijn comeback, bij Mercedes (2010-2012), werd Schumacher verslagen door Nico Rosberg, maar toen was hij al boven de veertig, bijzonder oud voor een F1-coureur.
‘Hamilton lijkt sensoren in zijn lichaam te hebben, waardoor hij net wat beter op het randje kan balanceren’ Exploegmaat Hamilton
Heikki Kovalainen
zoveel wedstrijden. Valtteri Bottas, Hamiltons huidige compagnon, doet het niet bepaald beter: hij pakte sinds 2017 negen zeges, Hamilton 38. Bottas moet dit jaar vaak oppassen dat Verstappen, in de langzamere Red Bull, hem niet te grazen neemt, terwijl Hamilton intussen onbedreigd voorop rijdt.
Waar komen die verschillen vandaan? Voor een deel hebben ze te maken met puur rijtalent. Hamilton en Schumacher hebben allebei een ongeëvenaard gevoel voor de grip die de banden hebben op het asfalt. Dat is waar racen om draait: het vinden van de limiet, de perfecte combinatie van bochtensnelheid, rem- en stuurtechniek, waarmee alle beschikbare grip wordt benut. Wie té hard wil gaan, vergt te veel van het rubber, slipt en verliest tijd. Wie op 95 procent zit, is simpelweg te langzaam.
‘Ik rij de auto altijd nagenoeg 100 procent op de limiet’, vertelde Schumacher tijdens een interview in 1995. ‘Sommige coureurs kunnen dat bij het inrijden van de bocht, maar dan weer niet in het midden en bij het uitkomen. Ik kan het de hele bocht door.’
Dansen met de auto
Heikki Kovalainen, die met Hamilton bij McLaren reed toen de Brit in 2008 voor het eerst wereldkampioen werd, moest het vooral afleggen bij het remmen. ‘Hij remde later en harder dan ik, maar haalde wel gewoon de bocht’, vertelde de Fin deze zomer in de podcast Beyond the Grid. Hamilton kon volgens Kovalainen als geen ander ‘dansen’ met de auto, op de grens van de grip. ‘Hij lijkt wel een soort speciale sensoren in zijn lichaam te hebben, waardoor hij net wat beter op het randje kan balanceren dan de rest.’
Door hun superieure techniek en gevoel kunnen Hamilton en Schumacher nét iets later remmen, nét iets harder door de bocht en nét iets eerder op het gas. Minieme verschillen die in de Formule 1, waar rondetijden in duizendsten van een seconde worden gemeten, van groot belang zijn.
Waar Hamilton en Schumacher ook veel aan hebben, is hun flexibiliteit. Ze voelen zich net zo op hun gemak in een lastige auto met onvoorspelbare rijeigenschappen als in een topbolide die rotsvast op de weg ligt.
Hamilton bestuurde in 2006, tijdens een van zijn eerste F1-tests, een McLaren die erg de neiging had te spinnen. ‘Daar zei hij niet eens iets over, tot we hem ernaar vroegen’, vertelde toenmalig McLaren-techneut Paddy Lowe ooit. Hamilton haalde zijn schouders op en zei dat hij gewoon om de beperkingen van de McLaren heen reed. ‘Terwijl onze vaste rijders steen en been zouden hebben geklaagd over zo’n onvoorspelbare auto.’
Andrew Shovlin
Een F1-rijder met zo’n groot aanpassingsvermogen kan altijd snel zijn, ook als de auto minder is of de omstandigheden lastig. Het is een eigenschap die de elite onderscheidt van de rest. ‘Goede coureurs hebben niet één bepaalde rijstijl’, zei Mercedes-technicus Andrew Shovlin, die met zowel Hamilton als Schumacher samenwerkte, vorige week in de podcast F1 Nation. ‘Ze bekijken wat nodig is om snel te zijn, en passen zich aan.’
Niet voor niets reden Hamilton en Schumacher in de regen, wanneer de baan glad is en de grip elke ronde verschilt, hun meest memorabele races. Denk aan Hamiltons zege op Silverstone in 2008, waar hij met een minuut voorsprong won en bijna alle auto’s op een ronde zette. Of aan Schumachers legendarische optreden tijdens de Grote Prijs van Spanje in 1996, toen hij te midden van enorme regenbuien minstens drie seconden per ronde sneller was dan wie dan ook.
Dat neemt niet weg dat ook andere F1-rijders weleens fantastische races rijden, waarin ze zelfs tegenstanders van het kaliber Hamilton en Schumacher het nakijken geven.
Het grote verschil: de meesten halen dat niveau soms, Hamilton en Schumacher vrijwel altijd. Constantheid is misschien wel hun belangrijkste wapen, suggereerde Renault-coureur Daniel Ricciardo na de race op de Nürburgring. ‘Je kunt wel een goede auto hebben, maar om het dan elke week ook maar weer te doen … Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.’
Constant niveau
Niemand is constanter dan Hamilton. De Brit is de enige coureur in de F1-geschiedenis die in al zijn seizoenen races heeft gewonnen, óók in mindere auto’s. Hij is al vier en een half jaar niet meer uitgevallen door botsingen of crashes, finishte sinds 2013 niet meer buiten de punten. Hij maakt zelden een fout. En als hij eens niet vooraan rijdt, is hij wel in de buurt om te profiteren als de concurrentie een fout maakt. Hamilton is altijd een gevaar. Hij wint na een lekke band (Monaco 2008), hij wint vanaf de veertiende startplek (Duitsland 2018) en hij wint op drie wielen (Groot-Brittannië 2020).
Precies dat soort onwankelbaarheid jaagt Hamiltons teamgenoot Bottas al drie jaar tevergeefs na. ‘Ik moet constanter worden’, gaf hij begin dit jaar toe. ‘Minder fouten maken. De geestelijke toestand vinden die me in staat stelt elk weekend op mijn best te presteren. Ik moet heel diep in mezelf graven om er nog meer uit te halen. Het is gewoon niet makkelijk om Lewis te verslaan.’
Bottas zal het als geen ander beseffen: om te winnen in de Formule 1 heb je een goede auto nodig, maar om véél te winnen is dat niet genoeg. Records worden verbroken wanneer uitzonderlijke coureurs in uitzonderlijke bolides belanden. Inderdaad, zei Mercedesteambaas Toto Wolff vorige week, Lewis Hamilton had zonder de machtige Mercedessen nooit zijn records kunnen vestigen. ‘Maar zonder Lewis waren wij ook niet zo succesvol geweest. Punt.’
‘Goede coureurs hebben niet één bepaalde rijstijl. Ze bekijken wat nodig is om snel te zijn, en passen zich aan’ Mercedestechnicus