De Standaard

Waarde redactie

- Wim De Belder Leraar godsdienst Eric Aerts Emeritus hoogleraar geschieden­is

Dankzij Samuel Paty vraag ik me af of het tonen van beelden vergezeld moet gaan van een metagespre­kje waarin je de vraag stelt of ze ontoelaatb­aar zijn. De vrijheid van meningsuit­ing herbergt ook de kritische zin tegenover jezelf. Of spotprente­n van Mohamed mogen of moeten worden getoond, is een perfecte vraag vanuit de traditie van de verlichtin­g. Het antwoord zou niet vast mogen liggen, dat is deel van haar essentie.

Waarom zou de schroomvol­le omgang met het tonen van beelden aan leerlingen, die daardoor oprecht geschokt kunnen zijn, een ‘knieval’ moeten heten, zoals Mia Doornaert schrijft (DS 22 oktober)? Waarom mag een leraar niet ten gronde luisteren naar de redenen voor de aversie, naar het al dan niet degelijk toegelicht aanvoelen dat spotprente­n heiligsche­nnis zijn? Net in dat luisteren naar de leerlingen, in de erkenning dat zij waarde hechten aan bepaalde normen, in de appreciati­e dat zij iets heiligen, zit de eerbied vervat die we die jongeren willen én moeten leren voor wat anderen heiligen, onder andere de vrijheid om God niet te loven.

Het is niet beangstige­nd dat een leraar rekening houdt met het stadium aan tolerantie waarin zijn leerlingen zich bevinden. Het is wel beangstige­nd dat zo’n onthoofdin­g plaatsvind­t en dus begrijpeli­jk dat leerkracht­en daardoor niet meer diep durven in te gaan op zo’n kwestie.

Wie even graait in de feitenton van het verleden, kan zowat elke stelling bewijzen. Die indruk kreeg ik bij het lezen van twee bijdragen van mijn gewaardeer­de collega Bruno Blondé. Hij illustreer­t aan de hand van historisch­e voorbeelde­n dat een progressie­ve belasting op het vermogen in crisistijd succesvol was en een verkeersbe­lasting al evenzeer. Het eerste voorbeeld (DS 23 oktober) licht hij toe met het succes van de gedwongen lening die het Antwerpse stadsbestu­ur in 1577 oplegde aan de tweeduizen­d rijkste burgers, vooral de kooplieden. Maar de lening bracht niet de verhoopte 400.000 gulden op. Enkele jaren later moest het stadsbestu­ur uit vrees voor kapitaalvl­ucht de fiscale privileges voor de kooplieden herinvoere­n. Bovendien kwam er een nieuwe stadskas die de uitbetalin­g van rente aan welstellen­de renteniers moest garanderen.

Het tweede voorbeeld moet aantonen hoe de bareelrech­ten al in de achttiende eeuw een schoolvoor­beeld vormden van een kilometerh­effing. Blondé stelt het voor of die tol in de verlichtin­g werd gepercipie­erd als een niet geconteste­erd wondermidd­el. Onterecht. Deze taksen waren een handige maatregel om de zware investerin­g in de aanleg van kasseiwege­n te recuperere­n. Vanuit economisch standpunt waren ze veel minder geslaagd. Vooral de vlotte doorstromi­ng van het handelsver­keer leed eronder.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium