‘Collectie is niet aan een museum gebonden’
‘#MakeStreamingFair’ is de titel van een webinar dat Vi.be, het aanspreekpunt voor artiesten en de muzieksector, vandaag organiseert. De belangrijkste spreker is Richard Wernicke van het Franse Deezer. Die dienst wist in het begin van het streamingtijdperk nog zijn voet naast Spotify te zetten, tot hij wegzakte en de kleinste van de grote streamers werd. Maar in het discours over fairness is Deezer aan een opvallende comeback bezig.
Dat heeft te maken met het model dat Deezer tijdens het webinar komt voorstellen: het ‘user centric payment system’, of UCPS. Dat staat in contrast met het heersende model van hoe streamingdiensten royalty’s uitbetalen: het ‘platform centric’ of pro-ratamodel. ‘Veel mensen beseffen het niet, maar een groot deel van hun huidige streamingabonnement gaat naar artiesten naar wie ze nooit luisteren’, zegt Jan Pauly van Vi.be. ‘Dat ligt aan dat pro-ratasysteem. Alle abonnementsgelden van een land worden in één grote pot gestoken. Daarna wordt gekeken welk marktaandeel van het totale aantal streams elke individuele artiest haalde in een bepaalde periode. Dat percentage is wat zij krijgen uit die pot.’
Doordat niet iedere gebruiker evenveel streamt met zijn abonnement, ontstaan onvermijdelijk scheeftrekkingen. Met als gevolg dat als Ariana Grande als populairste streamingartieste van het moment pakweg vijf procent van alle streams binnenhaalt, haar rechtenhouders ook vijf procent van uw abonnement krijgen – ongeacht of u haar ‘Positions’ kunt meezingen.
Dat model is momenteel de rigueur bij alle grote streamingdiensten, ook bij Deezer. Maar het UCPS zet dat op zijn kop: de 9,99 euro die een gebruiker maandelijks betaalt, wordt alleen verdeeld onder de artiesten naar wie die luisterde, of dat er nu 1, 10 of 10.000 zijn. ‘Zo kunnen we de link tussen fans en artiesten herstellen die bestond toen we nog cd’s kochten’, zegt Wernicke.
Volgens de Britse Musician’s Union kan tot zeventig procent van een abonnement gaan naar rechteneigenaars van muzikanten naar wie mensen nooit luisteren, maar dat varieert van gebruiker tot gebruiker en dienst tot dienst. Bij Deezer is dat gemiddeld 93 procent, zegt Wernicke.
Overconsumeren
Deezer berekent al sinds 2018 – toen het zijn campagne voor UCPS begon – hoe anders de markt er zou uitzien onder dat model voor zijn gebruikers. ‘In België zou een switch naar UCPS betekenen dat het klassieke genre zijn marktaandeel met 36 procent ziet stijgen. Popmuziek zou zijn omzet met 12 procent zien groeien, en rock met 8 procent. Aan de verliezende kant zitten indie en alternative, die hun marktaandeel zien slinken met 13 procent. Ook hiphop en rap moeten 11 procent inboeten. De verklaring daarvoor is dat hun fans nu zulke diehard luisteraars zijn dat ze “overconsumeren”.’
Die cijfers lijken hoog, maar 36 procent van weinig is nog steeds niet veel, duidt Wernicke. ‘Het totale marktaandeel van klassiek zal klein blijven, en hiphop zal nog steeds op de derde plaats staan, ondanks die krimp. Het geld wordt gewoon fairder verdeeld.’
Finse onderzoekers bekeken de herverdeling in 2018 van een andere kant. In het pro-ratamodel halen de populairste 0,4 procent van artiesten 10 procent van de totale inkomsten binnen. Bij UCPS zou dat zakken tot 5,6 procent. Het verschil wordt herverdeeld, maar hoe precies, dat weet niemand. Voor een artiest hangt alles af van hoe exclusief hun fans hen streamen, en het is moeilijk om in te schatten hoe omnivoor of superfan een individuele streaminggebruiker is.
Hoe dan ook staat het model haaks op dat van Spotify, dat betoogt dat streaming als medium gebaseerd is op ‘nummers’ in plaats van ‘artiesten’ – een derde van de Spotifyplays gebeurt via (al dan niet algoritmische) playlists.
Sprong wagen
Toch roepen ook de details van UCPS vragen op. Ik streamde in 2019 9.000 verschillende nummers op 800 uur. Mijn vriendin streamde er 2.000 op 300 uur. Onder het pro-ratamodel wordt inderdaad een deel van haar 120 euro gebruikt om de extra streams van mijn ‘overconsumptie’ te subsidiëren. In het UCPS-model betekent het dat elk van haar streams
‘Volgens ons voelt het gewoon meer fair als je centen alleen verdeeld worden over de artiesten naar wie je effectief luisterde’ Deezer
Richard Wernicke
Het grootste organisme op aarde is níét de blauwe vinvis. Het heeft geen ogen en geen reukorgaan, maar ook geen bladeren of bloemen. Het is zelfs niet te zien als je erbovenop staat. Het allergrootste organisme ter wereld is namelijk een schimmel met de naam Armillaria en leeft in de Blue Mountains in de Amerikaanse staat Oregon. Daar, over een oppervlak van zo’n tien vierkante kilometer, verspreiden de schimmeldraden zich langzaam door de bosbodem – hun snelheid wordt geschat op pakweg één meter per jaar. Samen vormen de witte, ragfijne draden een netwerk dat zwamvlok heet, of met een wetenschappelijker woord: mycelium. Een netwerk dat op z’n minst al tweeduizend jaar oud is.
Dat mysterieuze mycelium speelt een hoofdrol in het net verschenen boek Verweven leven van de Britse mycoloog Merlin Sheldrake. Hij beschrijft het als ‘een anarchistisch filigrein van tere, piepkleine buisjes’, en als ‘de levende naad waarlangs de wereld voor een groot deel aan elkaar is genaaid’. Het is aanwezig in elke bosbodem, in je achtertuin en soms zelfs in je huis.
Om mycelium beter te begrijpen is eerst wat schimmelkennis nodig. ‘Wereldwijd zijn er naar schatting ruim twee miljoen schimmels’, zegt Sheldrake aan de telefoon. Een paar duizend daarvan zijn eencellig – dat zijn de gisten, die bijvoorbeeld voor brood en bier gebruikt worden – maar verreweg het grootste deel is meercellig en vormt een mycelium. ‘Ook die rottende sinaasappel op je fruitschaal. Dat witte, pluizige dat je ziet, zijn de schimmeldraden, en soms zie je zelfs kleine paarsige puntjes: de sporen.’ Daarmee planten schimmels zich voort: uit elke spore groeien hyfen (dat zijn de afzonderlijke schimmeldraden) en die kunnen samen een compleet nieuw mycelium vormen.
Lang niet altijd groeien de sporen direct uit het mycelium. Soms verspreiden ze zich via vruchtlichamen: de paddenstoelen. Zo is het coniferenbos in de Blue Mountains bezaaid met honingzwammen – samen vormen ze het kleine stukje van de gigantische Armillaria dat níét aan het oog onttrokken is. Sheldrake: ‘Vergelijk het met een appelboom waarvan je alleen de appels zou zien.’ Er bestaan zo’n 20.000 verschillende soorten paddenstoelen. Bij sommige soorten komt er een grote sporenwolk vrij als je erop gaat staan (zoals bij de stuifzwammen), bij andere soorten zitten de sporen tussen lamellen of in buisjes onder de hoed (de plaatjes- en buisjeszwammen). En dan zijn er nog de truffels: ondergrondse paddenstoelen, die sterk geuren zodat ze door dieren worden opgegraven en op die manier hun sporen kunnen verspreiden.
Boomwortels
Het zijn niet alleen de paddenstoelen en hun sporen die bijdragen aan de myceliumvorming. Ook de hyfen spelen daarin een actieve rol. Die kunnen zich vertakken en verbindingen aangaan met andere hyfen. Ze moeten in staat zijn om elkaar te herkennen, zegt Sheldrake, zodat ze weten of ze met een mogelijk vijandige soort te maken hebben, óf met een mogelijke voortplantingspartner.
Hyfen gaan ook niet alleen met elkaar verbindingen aan, maar evengoed met andere levensvormen. Met de uitlopers van boomwortels, bijvoorbeeld. Dan ontstaan er mycorrhiza: samenwerkingsverbanden tussen schimmeldraden en wortelstelsels. Van dat verbond profiteren beide soorten. De schimmels krijgen koolstof aangeleverd vanuit de boom, en de bomen krijgen voedingsstoffen als stikstof en fosfor die de schimmels aan de bodem onttrekken. ‘Voor de mens is die samenwerking interessant, want veel mycorrhizaschimmels produceren eetbare paddenstoelen’, zegt Sheldrake. ‘Truffels, eekhoorntjesbrood, cantharellen, matsutake ... Maar voor de bomen Ze bevinden zich in een brij van zintuiglijke informatie en ze hebben als het ware een sensorisch datasysteem geïntegreerd om zich te oriënteren. Maar waar dieren hun hersenen gebruiken om keuzes te maken, hebben myceliumnetwerken geen uniek, centraal besturingssysteem.’
Hij vertelt over het werk van de Zweedse mycoloog Stefan Olsson, die micro-electroden in de hyfen van een Armillaria-myceliumnetwerk stak, en zo regelmatige impulsen waarnam, die met pakweg een halve millimeter per seconde door het schimmeletwerk heengingen. ‘Olsson vermoedt dat schimmels met elektrische signalen berichten kunnen verzenden tussen verschillende delen van zichzelf : over voedsel, verwondingen en dergelijke.’ Hoe dat precies in zijn werk gaat, is nog onduidelijk, maar vermoedelijk hangt het samen met het openen en sluiten
wel deskundig. Onder de eigenaars van een Principia bevonden zich heel wat bekende geleerden zoals de Nederlander Christiaan Huygens, de Duitser Gottfried Leibniz en de Fransman Giovanni Cassini. Daarnaast circuleerde het werk ook in de hoogste kringen, zoals aan het Britse koninklijke hof en dat van de Habsburgse keizer Leopold I.
De verspreiding van de Principia vormt zo een afspiegeling van wat historici weleens de ‘Republiek der Letteren’ noemen, een panEuropese gemeenschap van intellectuelen die tijdens de verlichting duchtig met elkaar correspondeerden.
Uit eigen zak betaald
Veel geld heeft Newton aan de Principia niet overgehouden. Zijn bevriende uitgever Edmond Halley, die de eerste druk uit eigen zak betaalde, liet zelfs heel wat gratis exemplaren opsturen, zowel naar vooraanstaande collega’s van Newton als naar mannen met invloed. De naam en faam van de schrijver waren daarmee gemaakt. Alsook die van de uitgever, want op basis van de fysica in de Principia wist Halley te voorspellen dat de naar hem genoemde komeet in 1758 weer aan de hemel zou verschijnen.
Senne Starckx