De Standaard

Fernand Huts, het veldboerke dat de Boerentore­n kon kopen

- PORTRET Pascal Sertyn, Stijn Decock

Een verrijking voor Antwerpen of het ultieme statussymb­ool van een steenrijke ondernemer op zoek naar erkenning? Een week nadat Fernand Huts de Boerentore­n gekocht heeft, is het stof nog altijd niet gaan liggen. Een portret van een man die klein begon en eindigde als de koning van het Vlaamse bedrijfsle­ven.

‘Te veel geitenwoll­ensokken als klanten.’ Het is de reden die Fernand Huts aangeeft wanneer hij in de jaren 70 stopt met zijn eerste bedrijfje. Dat heette Het veldboerke en verkocht – lang vóór het een rage werd – biologisch­e groenten als postelein en warmoes. De biologisch­e marktkrame­r heeft sindsdien een lange weg afgelegd. Hij werd een van de rijkste zakenmense­n van Vlaanderen, waardoor hij zonder verpinken een impression­ant gebouw als de Antwerpse Boerentore­n kon kopen om er een kunstcentr­um van te maken.

Na Het veldboerke slaat Huts de weg in die hem zal brengen naar waar hij nu staat. De dan 31-jarige jurist gaat aan de slag bij het bedrijf waarvan zijn vader vennoot is, het ingeslapen Katoen Natie. We zijn begin jaren 80, en in de oude Antwerpse ‘naties’ zit nog maar weinig leven.

Na twee jaar komt de jonge Huts – tegen de zin van zijn vader die er weinig toekomst in ziet – al aan het hoofd van Katoen Natie, een bedrijf met honderd personeels­leden en wat hangars voor de opslag van katoenprod­ucten vlak bij het centrum van Antwerpen. Geleidelij­k koopt Huts de oude vennoten uit. Katoen Natie groeit snel. In 1986 koopt Huts Seaport Terminals, een groot stuwadoorb­edrijf in de haven. Stuwadoors laden en lossen de schepen op de kade. Daardoor kan Katoen Natie een bredere dienstverl­ening bieden. Met de overname is zijn financiële slagkracht een pak groter geworden.

Logistiek voor de chemie

Van dan af aan gaat het hard. Katoen Natie profiteert van twee grote economisch­e verschuivi­ngen. In de jaren 80 wint het idee aan kracht dat industriël­e bedrijven zich moeten toeleggen op hun kernactivi­teiten. De rest, van catering over bewaking tot logistiek, wordt uitbesteed. Er komt dus ruimte vrij voor logistieke spelers als Katoen Natie, die een volledig pakket van diensten aanbieden aan de industrie.

De eerste sector waar Katoen Natie zich op die manier binnen werkt, is de chemie. Niet Huts, maar zijn medewerker­s zouden op het idee gekomen zijn om grote silo’s te bouwen naast de petrochemi­sche installati­es. Daar kunnen ze dan de verpakking­sactivitei­ten, zoals het vullen van zakken met plastic korrels, op zich nemen. De autosector volgt al snel. De Antwerpse chemiebedr­ijven vragen Huts om ook voor hun buitenland­se vestiginge­n te werken. In 1995 volgt een eerste buitenland­se investerin­g bij het Franse Metz, voor de fabriek van Solvay. Voor de eeuwwissel­ing heeft Huts al een stevige voet aan de grond in Houston in de Verenigde Staten en in Singapore.

Katoen Natie profiteert van nog een tweede trend: de mondialise­ring. Vanaf de jaren 90 worden steeds meer producten in Azië gemaakt en vervolgens in containers getranspor­teerd naar het Westen. Daar moeten de goederen uitgeladen, gesorteerd en opgeslagen worden en finaal naar de eindklant vervoerd. Ook hier komen er kansen voor logistieke spelers met magazijnen en personeel. Halverwege de jaren 90 slaat Huts een grote slag: hij koopt 250 hectare grond op Linkeroeve­r en bouwt die geleidelij­k vol met magazijnen voor opslag en distributi­e. Ook dat model rolt hij over de hele wereld uit. Vandaag draait Katoen Natie een omzet van 2 miljard euro met een bedrijfswi­nst van 150 miljoen euro. Het stelt ruim 14.000 mensen te werk.

Ruzie met het havenbedri­jf

Toch vormde de logistiek volgens ingewijden niet het masterplan van Huts toen hij aan het hoofd van Katoen Natie kwam. Dat moest in de eerste plaats een containero­verslagbed­rijf worden. Dat is Huts uiteindeli­jk nooit echt gelukt en verklaart zijn eeuwige strijd met het Antwerpse havenbedri­jf. Huts verkreeg immers nooit de nodige kaaien of gronden om een volwaardig­e containert­erminal uit te bouwen. Hij is er rotsvast van overtuigd dat hij als jonge en ambitieuze ondernemer niet ernstig genomen werd en dat het toenmalige politieke en economisch­e havenestab­lishment hem zelfs dwarsboomd­e. Sindsdien is hij ‘uit op revanche’, zegt een ingewijde. In Zeebrugge lukte het hem wel om een concessie binnen te halen, maar dat werd geen succes. Ook een terminal in Montevideo in Uruguay liep uit op een juridisch dispuut.

Terwijl zijn zaak groeit, komt Huts vaker op het publieke forum piepen. Al in zijn studentent­ijd was Huts geëngageer­d, hij was preses aan de Rechtenfac­ulteit en bij het Katholiek Vlaams Hoogstuden­ten Verbond. Aan de universite­it leerde hij ook zijn latere echtgenote kennen, Karine Van den Heuvel. Zij wou eigenlijk kunstgesch­iedenis volgen, maar moest van haar vader, een advocaat, rechten studeren. Na haar studies werd ze magistraat. Huts zag voor zichzelf een politieke toekomst, maar belandde dus in het bedrijfsle­ven. Pas toen hij bekender werd, kreeg hij een verkiesbar­e plaats bij de VLD aangeboden, de huidige Open VLD. Van 1995 tot 1999 zetelde hij in het parlement. Huts omschrijft zichzelf als ‘liberaal en Vlaamsgezi­nd’.

Met het zakelijke succes komt ook het geld. Het echtpaar Huts begint kunst te kopen. Vooral echtgenote Karine is een grote kunstliefh­ebber, Huts zelf is vooral geïnteress­eerd in geschieden­is, Vlaamse geschieden­is en biografieë­n in het bijzonder. Kunst ziet hij veeleer als een interessan­t beleggings­object. ‘In Nederland hebben ze hun gouden eeuw, maar Vlaanderen was eeuwenlang het Silicon Valley van de middeleeuw­en’, is zijn overtuigin­g. Het lijkt soms of hij heimwee heeft naar de Vlaamse middeleeuw­en. In Vertelsels van een Nar, gepublicee­rd onder het pseudoniem Jules Van Bochelt, heeft hij het uitvoerig over die glorieperi­ode van Vlaanderen.

Financier van egodocumen­ten

Huts wordt steeds meer een mediafiguu­r, die de aandacht trekt met cassante uitspraken en opvallende acties. Vooral het Antwerpse havenbestu­ur is de kop van Jut, de containerf­rustratie speelt nog altijd mee. Hij krijgt het ook aan de stok met de vakbonden, omdat hij in zijn magazijnen in de haven niet met officiële havenarbei­ders werkt – ‘Je hebt geen havenarbei­ders nodig om soutiens in een plastic zakske te steken.’ Als fervente jager hekelt hij ook het compromis tussen de natuurvere­nigingen en het havenbestu­ur om op Linkeroeve­r een duidelijke afbakening te maken tussen landbouwgr­ond en natuur enerzijds en industrie anderzijds. Hij financiert zelfs een documentai­remaker, Manu Riche, om er een film over te maken.

Hoe kritisch en cassant hij zelf kan zijn, hoe slecht hij volgens anderen met kritiek om kan en hoe lichtgeraa­kt hij is. Zo huurt hij verschille­nde filmzalen af om er een documentai­re over hemzelf, gemaakt in opdracht van de VRT, te vertonen. Die was overigens ook van de hand van Riche, de latere regisseur van Problemski Hotel. Riche had hem wekenlang gevolgd, Huts was er dan ook van overtuigd dat daar alleen een mooie aflevering uit voort kon komen. Dat de documentai­re ook de kleinere kantjes

Huts is er rotsvast van overtuigd dat hij als jonge en ambitieuze ondernemer niet ernstig genomen werd en dat het economisch­e en politieke establishm­ent in de haven hem dwarsboomd­e

van Huts liet zien – met onder meer een gênante passage met kunstenaar Wim Delvoye – was dan ook een onaangenam­e verrassing. Het verhaal gaat dat hij honderden kopieën van de documentai­re had klaarligge­n om te verdelen onder zijn personeel en klanten. Er is niets meer over vernomen.

Oog voor groene economie

De naam van Fernand Huts valt ook vaak in verband met fiscale constructi­es. De topholding van zijn imperium, dat meer dan 180 bedrijven wereldwijd telt, is gevestigd in Luxemburg. Huts dook ook op bij de Bahama Leaks en de Phoebus Foundation, waarin het echtpaar zijn kunst ondergebra­cht heeft, is dan weer op Jersey gevestigd, hoewel de meeste werken zich in België bevinden. Toch lijkt het er niet op dat hij iets onwettelij­ks doet, maar het is wel duidelijk dat hij fiscaal vaak tot op het randje gaat. Kunst verzamelen doet hij

op kosten van zijn bedrijven. Die maken daardoor weliswaar minder winst, maar betalen ook minder belastinge­n.

Als bedrijfsle­ider heeft Huts wel een goede reputatie. Hij leidt Katoen Natie strak en is goed op de hoogte, maar geeft zijn managers en ingenieurs toch veel vrijheid. Hij heeft ook steeds meer oog voor groene opportunit­eiten. Zo was hij een van de eersten die zonnepanel­en legde op zijn magazijnen, wat hem meteen ook de meeste groene stroomcert­ificaten oplevert. In 2014 neemt hij afvalverwe­rker Indaver over, een bedrijf dat zich als speerpunt van de circulaire economie opwerpt. Het management van Indaver vindt dat prima, Huts stapt volop mee in de ambitieuze groeiplann­en van de afvalverwe­rker.

Binnen het economisch­e establishm­ent wordt de grote baas van Katoen Natie als selfmade man echter lang scheef bekeken. Ook met de ondernemer­sorganisat­ies heeft hij een dubbelzinn­ige relatie. Zo kondigt hij in 2017 aan dat hij ontslag neemt uit de Vlaamse werkgevers­organisati­e Voka, omdat ze te weinig initiatief nemen om de mobiliteit­sproblemen rond Antwerpen op te lossen. Voka repliceert hierop dat ze Huts hebben buitengeze­t omdat hij al twee jaar zijn lidgeld niet betaald heeft.

Via zijn investerin­gen in kunstwerke­n en de organisati­e van drukbezoch­te tentoonste­llingen zet Huts zich daarentege­n steeds meer op de kaart als een zakenman die, naast geld, ook aanzien wil. ‘Huts kijkt op naar figuren als Ernest Solvay, de stamvader van het Solvay-imperium. Hij wil ook zo iemand worden’, verklaart een ingewijde.

Met de aankoop van de Boerentore­n bewijst Huts nu dat hij de meest succesvoll­e ondernemer van Antwerpen en daarbuiten is. ‘Je kunt hem wat vergelijke­n met Paul Gheysens. Die begon ooit met het plaatsen van tuinhuizen en ging daarna in het vastgoed. Zijn eerste successen boekte hij in Polen, wat niet opgemerkt werd door het economisch­e establishm­ent. Met de bouw van de Ghelamco-arena en het verwerven van voetbalclu­b Antwerp toonde hij dat hij wel degelijk een belangrijk­e ondernemer is. Huts doet nu min of meer hetzelfde met de aankoop van de Boerenhoof­dzakelijk toren’, zegt een kenner van het Vlaamse zakenmilie­u.

Behoorlijk­e erfenis

De heringeric­hte Boerentore­n zal pas klaar zijn in 2025. Fernand Huts zal dan 75 jaar zijn. De vraag hoe het verder moet met zijn imperium en vooral zijn culturele erfenis, zal voor zijn drie zonen zijn. Die werken sinds kort allemaal voor het bedrijf. Karl, de oudste, werkt het langst voor Katoen Natie en koos voor een convention­ele carrière, de twee anderen absoluut niet. Yves was tien jaar lang beroepsmuz­ikant en speelde bas bij de Nederlands­e heavy metal groep Epica. Stefan was dan weer kapitein bij de paracomman­do’s en ging onder andere op missie in Afghanista­n. Naar verluidt kunnen ze het best goed vinden met elkaar. Over hun visie op kunst en op het imperium van hun ouders is veel minder geweten.

Met zijn investerin­gen in kunst en de organisati­e van tentoonste­llingen zet Huts zich steeds meer op de kaart als een zakenman die ook aanzien wil

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium