Je wortels of je lief
Vandaag: de kousen met partjes watermeloen. In haar afwezigheid – mijn lief is in Frankrijk – draag ik elke dag iets wat me aan haar doet denken.
Ik schreef ergens: ‘De vraag is niet of je weg wilt. Wel of je je grond liever ziet dan je lief. Of haar zo graag ziet dat je haar ook moet zien vertrekken.’ Je beseft pas hoe hard je ergens aan gehecht bent wanneer iemand vraagt of je er afstand van kan nemen.
Ik ben wat ik van mezelf heb gemaakt. Ik heb me Vlaming en Belg genoemd. Overwegend heteroseksueel. Mijn schoolloopbaan was rimpelloos op papier, onstuimig in de geest, op zich niet bijster spannend. Mijn diploma’s zijn behaald. Ik zou leraar Nederlands en Latijn zijn, maar koos voor een extra master in het drama. Ik was trots op de gewaagdheid daarvan. Het enige grote risico, bijna een daad van verzet. Nu ben ik toneelleerkracht, binnenkort waarschijnlijk deeltijds benoemd. Sinds mijn tiende verlang ik ernaar om een boek te schrijven. Het boek en de droom zijn uitgekomen. Mijn liefdes waren goed. Passioneel, bewogen. Net zoals mijn ouders wonen ze in mijn hoofd en mijn lichaam. Soms fluisteren ze iets in mijn oor. Of hoor ik mezelf iets zeggen wat zij ook hebben gezegd. Ze nestelen zich in een toon, een blik, een gebaar, een overtuiging. Zoals alles wat je verliest, blijven ze.
Mijn pad is redelijk voorspelbaar. Ik heb een ritme, vooruitzichten, een degelijk loon. Het enige wat ik als eeuwige huurder niet heb, zijn spaarcenten, meubels en keukenapparatuur.
En dan zet die ene vraag plotseling alles op scherp. Ga je mee? Haar heimwee naar haar geboorteland is onverdraaglijk, ze wil in het voorjaar vertrekken. Ik word een bang jongetje van bijna dertig. Ben ik bang om te breken met de constructie van ‘mezelf’ omdat ik au fond een bangerik ben? Of ben ik bang omdat die constructie net mijn identiteit omvat? Is het mogelijk om de taal achter te laten waarin je schrijft, leest en leeft? Is het mogelijk om ervoor te kiezen radicaal te breken met wat je dertig jaar lang van jezelf hebt gemaakt? Waaraan ben ik het meeste gehecht?
Ik stel die vragen in het volle bewustzijn van mijn existentiële luxeprobleem. Want blijven betekent niet dat ik volgende week geëxecuteerd word. En vertrekken wil niet zeggen dat ik voortdurend in onzekerheid leef om dan uiteindelijk naar dezelfde doodsangst terug te moeten keren.
Soms heeft liefhebben als gevolg dat we moeten breken met onszelf. Maar soms moeten we de liefde loslaten om trouw te blijven aan onszelf. Om vooruit te kunnen. Ook zonder meubels of spaargeld of keukenapparatuur. De tijd zal het uitwijzen. Voor mij. Voor ons allemaal.
gen extra bescherming. Zo’n bijkomende bescherming bestaat tot nu toe amper voor ouderen. Onze kleinkinderen zullen daar ongetwijfeld net zo verbaasd over zijn als ik nu ben over het feit dat mijn grootmoeder haar stem niet mocht uitbrengen.
Schijnheilig
De coronacrisis heeft duidelijk gemaakt dat de bestaande normen en controle-instanties in de ouderenzorg hebben gefaald. Het waren externe, onafhankelijke organisaties zoals Artsen Zonder Grenzen, Amnesty International en de Vlaamse Ombudsdienst die de tragedies in de woonzorgcentra naar buiten hebben gebracht.
Niet alle ouderen zijn kwetsbaar of afhankelijk. Vijfennegentig procent van de 65-plussers woont thuis. Ook voor de 85-plussers ligt dat percentage boven de tachtig. Maar ouderen die minder geluk hebben, hebben bescherming nodig. Hun voorhouden dat een ouderenrechtencommissariaat niet nodig is, omdat ze als babyboomers met veel zijn en daarom maar via hun stemrecht van zich moeten laten horen (DS 25 november), is schijnheilig en beschamend. Vrouwen maken de helft van het electoraat uit, maar moeten ook nog altijd voor gelijke rechten strijden.
Lijdende voorwerpen
‘Wat heb je nog te klagen, oudje? Zwijg en sterf.’ Dat schreef Roger Lybaert, een 89-jarige rusthuisbewoner uit Antwerpen, in een opmerkelijk opiniestuk dat deze zomer in Knack verscheen. Daarna heeft hij ook in De afspraak de vrijheidsbeperkende maatregelen aangeklaagd die de rust