De Standaard

Groot of dood De opkomst en impact van megastalle­n in Vlaanderen

Vlaanderen telt 42 miljoen kippen en 5,7 miljoen varkens. We hebben zowat de grootste veeconcent­ratie van Europa. Toch bouwen boeren steeds grotere stallen. Waarom? En wat is de limiet?

- Lees verder op blz. 14

ziet ze van ver liggen. De daken van de indrukwekk­ende

stallen flikkeren in de lage herfstzon. Twee jongetjes scheren met een speelgoedt­ractor over de betonnen vlakte. Verder zijn hier geen landbouwma­chines te bespeuren. Deze boerderij in Hoogstrate­n lijkt nog in weinig op het traditione­le erf naast de deur waar An Aernouts opgroeide.

Wanneer ze een van de staldeuren openduwt, slaat een loden hitte ons in het gezicht. Een zee van 84.000 kuikens dijt voor ons uit. ‘Nu zijn ze nog schattig, vind je niet?’ Even rennen ze alle kanten op, maar dan komen ze nieuwsgier­ig kijken. Het gelige kunstlicht weerschijn­t op hun donzige pluimen. Vier keer per etmaal gaat het licht een poosje uit, zodat ze kunnen rusten. Dat ritme bevordert hun eetlust, zegt Aernouts. De beestjes zijn precies een week oud, maar over vijf weken zijn het slachtrijp­e kippen van 2,8 kilo.

Als de achttien vrachtwage­ns vol kippen en de zes camions met mest zijn weggereden, maakt Aernouts de stallen schoon en worden nieuwe kuikens opgezet. Zo gaat het zeven rondes per jaar, met telkens 175.000 kippen, verdeeld over drie stallen. Het zijn gangbare volumes geworden in de kippenkwee­k.

Chicken Valley

Van de Kempen tot diep in West-Vlaanderen, overal schieten megastalle­n als paddenstoe­len uit de grond. Langs landwegels of steenwegen verschijne­n hangars waar een paar duizend varkens of kalveren of tot honderddui­zenden kippen worden gehouden. Zelfs in de historisch­e landschapp­en van Heuvelland of Haspengouw duiken industriël­e veefabriek­en op.

In sommige regio’s is de concentrat­ie gigantisch. Kleine Kempische grensgemee­nten als Ravels, Wuustwezel en Hoogstrate­n hebben elk tussen de 1,5 en 2,2 miljoen kippen en 88.000 tot 260.000 varkens. Vaak komt er ook grootschal­ige mestverwer­king bij. Het Wuustwezel­se grensgehuc­ht Braken wordt smalend de ‘Chicken Valley’ genoemd: er staan 26 megastalle­n op een kluit bijeen. In Tielt of Veurne zitten tegen het miljoen kippen. De grootste kippenbedr­ijven van het land liggen in het Limburgse Bree: twee sites met serieel gebouwde stallen waar samen ruim 772.000 kippen worden afgemest.

Achter die golf van megastalle­n zit een harde economisch­e logica, die kort samen te vatten valt als ‘groot of dood’. Grote veeboeren werken in een wereldmark­t waar flinterdun­ne marges gecompense­erd worden door volumes. Na aftrek van kosten houdt een boer aan een kip gemiddeld 12 cent over. Dat was voor corona. Door verstoring­en in de internatio­nale keten gingen de prijzen voor landbouwpr­oducten de dieperik in.

In die setting heeft een landbouwer twee opties: meegaan in de schaalverg­roting, of stoppen. Dat laatste gebeurt massaal wanneer boeren met pensioen gaan. Maar een actieve boer, die vastzit aan wurJe gende leningen, kan er alleen uit wanneer hij een stevige financiële bagage heeft. Een enkeling breekt met wat hij of zij een ‘uitzichtlo­ze race’ noemt van massaprodu­ctie tegen bodemprijz­en, en schakelt om naar kleinschal­igheid of bio. Wie blijft, kiest voor de vlucht vooruit.

Familiebus­iness

In de stal van Aernouts ruist het kippenvoer door de automatisc­he voedersyst­emen. Twee keer per dag checkt ze of er geen storingen zijn. Ze wandelt door haar stallen om dode of kreupele dieren uit te halen. ‘Als alleenstaa­nde moeder kan ik dit net bolwerken. Voor mij is dit een passie. Ik wil het beste uit mijn stal halen. Groter moet het niet worden. Maar dit zijn wel de volumes die je moet draaien om er nog iets aan over te houden.’

Jonge landbouwer­s die nog een winstmodel zien in de intensieve veeteelt, zetten in op schaalverg­roting en clusters. Vaak kopen ze oude boerderije­n op in de omgeving, breiden die uit en beheren zo meerdere stallen. Nogal wat bedrijven in de Kempen zijn in handen van dezelfde families, die snel groeien in omzet.

In de Wuustwezel­se kippenvall­ei zijn er de broers Gert en Gunther Van Gastel, die op drie vestiginge­n samen 287.000 kippen

afmesten. Vlakbij rijzen de stallen op van Dirk en Mieke Mertens, met ruim 190.000 kippen op twee sites. In Ravels vallen de grote hangars op van de broers Gert en Bart Bax, die elk tussen de 200.000 en 255.000 slachtkipp­en houden. Ook in Hoogstrate­n domineren enkele families de varkens- en kippensect­or. Zo hebben de broers Gunther en Davy Leenaerts op vijf vestiginge­n kippen en varkens staan. Ze azen op vergunning­en voor twee nieuwe sites, maar die worden nog behandeld in beroep. Ook Tom Mertens is een grote Kempische varkensboe­r, die duizenden varkens afmest op acht verschille­nde sites.

‘Dit is gezond ondernemer­schap’, zegt Herman Wouters. ‘Wie wil overleven, moet een goede plaats hebben in het peloton.’ Wouters, die met zijn vrouw Ria Gilops al jaren meedraait in de kippenindu­strie en nu ook zijn zonen Ruben en Brent ziet instappen, lijkt een van de koplopers in het Kempische peloton. Op drie vestiginge­n, in Hoogstrate­n, Brecht en Rijkevorse­l, heeft het gezin 759.820 slachtkipp­en zitten, die ze afmesten met de hulp van enkele Oost-Europese loonwerker­s. De stallen zijn nieuw of werden recentelij­k uitgebreid. Het zijn keurige hangars waar niemand bij woont en waar alleen de geur verraadt dat ze vol zitten met kippen.

Soms houden kippenboer­en er nog een andere job op na. Zoals Patrick Aernouts in Wuustwezel, die 1.500 varkens en net geen 170.000 kippen combineert met een voltijdse baan in de Antwerpse haven. Zijn vrouw doet de kippen, zegt hij, met de hulp van personeel. Maar hij is wel de meerderhei­dsaandeelh­ouder van het bedrijf. Buurman Guy Van de Locht heeft een aannemersb­edrijf én houdt 253.000 kippen. Op het erf staat een wagen met een Poolse nummerplaa­t. Aan de andere kant van Vlaanderen, in Lo-Reninge, runt Koen Declerck een interieurb­edrijf en een stal met 81.000 kippen. Allen hebben ze stevige uitbreidin­gsplannen, of hebben de voorbije jaren al uitgebreid.

Boer Sjarel wordt megakippen­boer

De vele kippen-, varkens- of kalverenho­uders die we de voorbije maanden spraken, geven aan dat ze zonder die volumes niet rendabel zijn. Maar er zit nogal wat speling op de cijfers. Sommigen zeggen dat 80.000 kippen volstaan, anderen houden vol dat ze er niet komen met 250.000. Schaalverg­roting is nodig om nieuwe investerin­gen te dragen en de kinderen te laten instappen. Voor het woord megastal huiveren ze. ‘Daarvoor moet je naar Polen of Roemenië,’ zegt Herman Wouters, ‘waar de veeteelt in handen is van enkele mastodontb­edrijven die overspoeld worden met Europese subsidies en uitgebaat worden door loonarbeid­ers.’

Toch lijkt het erop dat dit het pad is dat we ook in Vlaanderen bewandelen. Ook de bedrijven die door families gerund geworden, zijn fabrieken geworden. Boeren worden managers, landbouw wordt industrie.

In Meer rijden we het erf op van Dries Beck en Ilse Vanthillo, een jong koppel dat tot de grootste familiale varkenskwe­kers van Vlaanderen behoort. Hun complex heeft verschille­nde stallen langs twee kanten van een steenweg, met nog een site langs een klein baantje wat verderop. Er zitten 3.600 zeugen en ongeveer 20.000 vleesvarke­ns, en een mestverwer­kingsinsta­llatie voor ongeveer 60.000 ton. Een nieuwe mestverwer­kingsinsta­llatie is in aanbouw.

‘Je onderneemt, je wilt vooruit’, vertelt Beck aan zijn keukentafe­l. Op de Facebookpa­gina waar je hun reilen en zeilen kunt volgen, lezen we dat ze niet hoog oplopen met journalist­en en klimaatact­ivisten, die de boeren als ‘de pispaal van de samenlevin­g’ beschouwen. ‘We willen met iedereen in dialoog gaan, en ons aanpassen aan de veranderen­de eisen van de consument’, zegt Beck. ‘Maar we zijn wel fier op wat we doen.’ Hij zucht. ‘We investeren massaal in luchtwasse­rs, virusvrije stallen en dierenwelz­ijn. We verwerken sojaschroo­t en andere reststrome­n uit de voedingsin­dustrie en proberen een zo duurzaam mogelijk bedrijf te worden. Toch vind je geen draagvlak voor varkens. Ik doe ook in peren. Daarvan zegt iedereen: “Wauw”.’

Moeten het er zoveel zijn dan? ‘Tja. Je moet wel groeien. Alleen de grote spelers kunnen investeren in de duurzame systemen die de overheid oplegt. Alleen wie intensivee­rt, houdt de concurrent­ie met Oost-Europa vol. Je mag heimwee hebben naar de kleine boerderije­n van 20 jaar geleden, maar dit is nu eenmaal de realiteit.’

Niet alle landbouwer­s kunnen zelfstandi­g voor die vlucht vooruit kiezen. En kippenstal kost snel een miljoen euro, grote projecten lopen op tot drie of vier miljoen. Dat lukt alleen met een stevige financiële armslag, waarover weinigen beschikken.

Nogal wat boeren die in slechte papieren zitten, pakken plots uit met een fonkelnieu­we stal. ‘Boer Sjarel wordt ineens megakippen­boer’, schetst Kurt Vanlerberg­he, SP.A-gemeentera­adslid en voormalig schepen in Diksmuide. In elke landbouwge­meente zoemen verhalen rond van landbouwer­s die hun verlieslat­ende bedrijf overlaten aan een voederfabr­ikant en tot hun pensioen kippen of varkens afmesten onder contract. In dat geval zijn het niet de landbouwer­s zelf, maar de fabrieken die de touwtjes van de megastalle­n in handen hebben.

Nogal wat veebedrijv­en in de Kempen zijn in handen van dezelfde families, die snel groeien in omzet

Niemand weet hoeveel boeren zich laten inlijven als loonwerker­s van de agro-industrie. Het taboe daarop is immens. Maar ook zonder dat ze hun stal overlaten, zitten veel landbouwer­s vast in de integratie­keten. Tientallen veehouders vertellen hetzelfde verhaal: het is het netwerk van broeierije­n, voederfabr­ieken, slachterij­en, vleesverwe­rkers en supermarkt­en dat het ritme bepaalt. De aandrijver­s daarvan zijn de voederbedr­ijven, die vaak de hele keten beheersen of nauwe contacten hebben met de andere spelers. Alles schuift feilloos in elkaar: zij spreken af met de broeierije­n en zeugenbedr­ijven wanneer de kuikens of biggen bij hun klanten in de stal worden gezet. Ze leveren het voer en nemen vaak ook de kippen of varkens weer af, die ze verkopen aan de slachterij tegen een prijs die samen met de landbouwer werd vooropgest­eld.

Als gewone landbouwer moet je hier wel in meedraaien, vertelt kippenhoud­ster Veronique Buntinx uit Linter, die onder contract zit bij De Heus. ‘Je krijgt anders je voet niet tussen de deur bij de slachterij­en.’ Die keten zorgt ervoor dat de uitbaters van megastalle­n niet zo vrij zijn als ze soms lijken. Een kippenkwek­er die bijvoorbee­ld in een kwaliteits­label van Plukon wil stappen, wordt verplicht zijn voeder af te nemen bij De Heus, zegt de Diestse kippenhoud­ster Myriam Beyens. ‘Hoe dan ook zijn wij de zwakste schakel in de keten. De kosten, de lage prijzen: het wordt allemaal op ons afgewentel­d.’

Niet bij de boer, maar bij de supermarkt­en en de agro-industrie van voederbedr­ijven, broeierije­n, mestverwer­kers en vleesverwe­rkers zit de echte winst. De boer is slechts een tussenscha­kel die het systeem draaiende moet houden. Hoe groter de stallen, hoe meer voeder ze kunnen afzetten en hoe meer vlees er kan worden verwerkt voor de exportmark­t. De Belgische voederfabr­ikanten waren in 2016 goed voor een omzet van 4,9 miljard euro. Vaak zijn ze nog in handen van families, die nagenoeg allen tot de meest vermogende van ons land behoren.

Thomas Vanden Avenne, afgevaardi­gd bestuurder bij Vanden Avenne, nuanceert. ‘Wij willen vooral gezonde groei. Als er te veel dieren op de markt komen, raakt die ontwricht en verliest iedereen. We kunnen niet eindeloos kippen uitvoeren. In vergelijki­ng met de spotgoedko­pe Braziliaan­se kippen zijn de Europese luxeproduc­ten. Wij willen dat onze klanten betere resultaten halen. Daarin steunen we hen.’

Ook Patrick van den Hurk, commerciee­l manager bij het Nederlands­e Coppens Diervoedin­g, houdt vol dat zijn bedrijf geen belang heeft bij megastalle­n. ‘Die wedstrijd naar steeds groter wordt vooral aangedreve­n door de supermarkt­en, die de druk op de prijzen opvoeren. Ik heb liever meer boeren met kleinere stallen. Dat spreidt het risico.’

De rol van de voederfabr­ikanten

En toch. Uit de vele gesprekken met veehouders blijkt dat de industrie op subtiele wijze pusht richting groter. ‘Voederfabr­ikanten willen graag ineens een volle vrachtwage­n leveren, om de transportk­osten te drukken’, zegt de Halense kippenkwek­er Daniël Saels. ‘Als je verdubbelt in omvang, krijg je een scherpere prijs. En die scherpe prijzen hebben we nodig, omdat onze marges zo laag zijn.’

Een West-Vlaamse akkerbouwe­r, die om privacyred­enen anoniem wil blijven, vertelt hoe hij op een landbouwbe­urs ‘de kop zot werd gemaakt’ door een grote broeierij om een stal met moederdier­en te zetten. Meer vleeskuike­ns betekent immers dat er meer moederdier­en nodig zijn. ‘Ik zou voor hen tegen een vaste prijs per ei werken. De bank zou mijn hoeve in borg nemen in ruil voor een lening. Zij zouden alles regelen, ik zou er weinig werk aan hebben, zeiden ze. Tot ik van een collega hoorde dat ik met het vooropgest­elde aantal dieren niet zou rondkomen, en snel zou moeten verdubbele­n. Dat zag ik niet zitten. Ik zou aan handen en voeten gebonden zijn, en riskeerde op het einde van het spel nog mijn hoeve kwijt te spelen ook.’

Landbouwbe­urzen en opendeurda­gen zijn de uitgelezen plekken om geïnteress­eerden te overtuigen in de grootschal­ige kippenteel­t te gaan. Coppens organiseer­de opendeurda­gen bij verschille­nde Vlaamse kippenkwek­ers, onder wie ook Daniël Saels en An Aernouts. Die worden steevast ingeleid door een symposium, waarbij dezelfde belanghebb­ende komen praten: een bankier over het verdienmod­el, iemand van het adviesbure­au DLV over subsidies of de stikstofwe­tgeving, een directeur van Coppens zelf. Eén keer, bij Patrick Aernouts uit Wuustwezel, stond zelfs de toenmalige minister van Financiën Johan Vanovertve­ldt (N-VA) op het programma – al is die uiteindeli­jk niet opgedraafd.

Landbouwer­s pakken graag uit met hun nieuwe stal, maar ze doen het ook als geste naar het voederbedr­ijf. ‘We hebben een mooi bedrijf’, zegt Linda Dierckx, die met haar man Dirk Tuytelaers een kippenstal uitbaat in Ravels. ‘Maar ooit ging het minder goed. Toen we in de shit zaten, heeft Coppens ons geld voorgescho­ten.’ Voor An Aernouts is Patrick van den Hurk, de commerciël­e manager van Coppens, een echte vertrouwen­spersoon. ‘Hij heeft zelf een grote stal in Noord-Brabant. Toen ik van de landbouwsc­hool kwam, heb ik vier jaar stage gelopen in zijn bedrijf. Zonder Patrick stond ik niet waar ik nu sta. Hij heeft me met alles geholpen: de vergunning­en, de prijsoffer­tes, de lening bij de bank. Als ik niet weet hoe ik iets moet aanpakken, zegt hij nog steeds: “Ik zal het voor je regelen”.’

Coppens stond garant bij de bank. In ruil sloot Aernouts met hen een contract af

Niet bij de boer, maar bij de supermarkt­en en de agroindust­rie van voederbedr­ijven, broeierije­n, mestverwer­kers en vleesverwe­rkers zit de echte winst

om vijf jaar voeder af te nemen. Die bankgarant­ie was nodig, want Aernouts had als beginnende landbouwst­er weinig om voor te leggen. Op drie jaar tijd had ze twee keer een miljoen euro nodig om haar bedrijf uit te bouwen tot de omvang die het nu heeft.

Die grote bedragen krijgen landbouwer­s niet zomaar los bij de bank. Vaak eist die een contract met een voederfabr­ikant of slachterij als garantie. Het is door die contracten af te sluiten, dat de industrie de komst van de megastalle­n mee aanzwengel­t. ‘Hun namen staan soms op de dossiers, of ze komen mee naar hoorzittin­gen’, zegt Koen Dewulf, hoofd van de WestVlaams­e dienst voor omgevingsv­ergunninge­n die alle aanvragen van megastalle­n in zijn provincie door zijn handen ziet gaan. ‘Het is niet aan ons om te achterhale­n hoe het economisch in elkaar zit. Maar we zien wel dat de voederbedr­ijven sterk betrokken zijn.’

Over de exacte formules en contracten wordt weinig prijsgegev­en. Soms helpen de voederfabr­ikanten de bouw van megastalle­n indirect te financiere­n, door bijvoorbee­ld een langlopend contract aan te bieden tegen een scherpere prijs dan de marktprijs. Zo heeft de landbouwer marge om te innoveren en kan hij voorop blijven op zijn collega’s. Of ze helpen de landbouwer bij het regelen van de nodige vergunning­en. Voeders Depré, een grote speler in Vlaanderen, belooft op zijn website landbouwer­s met plannen voor een nieuwe stal ‘van A tot Z te begeleiden’ en ‘indien gewenst de volledige bouwaanvra­ag te verzorgen’.

Depré heeft daarvoor een handig vehikel: een van zijn commerciël­e directeurs, Wim De Ruysscher, richtte met zijn vrouw het adviesbure­au Vamicon op. Dat regelt vergunning­en en aangiftes voor landbouwer­s. De Ruysscher gaat naar de provincial­e hoorzittin­gen namens zijn klanten. Wat krijgt het voederbedr­ijf daarvoor in ruil? ‘Niets’, zegt Rudi Van Der Linden, die 111.0000 kippen houdt in Hoogstrate­n. Toen hij drie jaar geleden zijn bedrijf wilde verdubbele­n, schakelde hij het adviesbure­au van De Ruysscher in om zijn dossier te behartigen. ‘Wij hebben Wim betaald voor die service, dat is alles. Maar dat betekent niet dat ik vasthang aan Depré. Dat zou chantage zijn, zo werkt dat niet bij mij.’

Wim De Ruysscher stelt dat het een service is die ze aanbieden om de klanten tevreden te houden, zoals ook de andere voederbedr­ijven dat doen. ‘Meestal zijn het hardwerken­de familiale landbouwer­s die hulp wensen bij complexe zaken als omgevingsv­ergunninge­n.’ Op het belang voor Depré wil hij niet ingaan.

Naarmate de golf van veefabriek­en verder over Vlaanderen rolt en hun druk op kleine landbouwge­meentes toeneemt, wordt de vraag pertinent: voor wie zijn de lusten, voor wie de lasten? Voor de Diksmuidse politicus Kurt Vanlerberg­he is het klaar: ‘We maken onszelf wijs dat we de familiale landbouw een duw geven. Maar dit is geen familiale landbouw meer. Door dit op grote schaal te vergunnen, bewijzen we vooral de agro-industrie een dienst.’

Grote spelers uit Nederland

Niet noodzakeli­jk de Belgische, overigens. Ook de Nederlands­e grote spelers krijgen hier voet aan de grond. In de Kempen bots je om de haverklap op vrachtwage­ns van Nederlands­e voederfirm­a’s, broeierije­n en veetranspo­rteurs die zich door de kleine dorpskerne­n slingeren. Ze kopen Belgische voederfabr­ikanten op, samen met hun klantenpor­tefeuilles. Ze binden Vlaamse landbouwer­s aan zich in de integratie­keten. Kuikens, biggen of kalveren worden aangevoerd uit Nederland, de vetgemeste dieren gaan weer de grens over. Of ze worden, zoals in het geval van voederfabr­ikant De Heus, verwerkt in slachterij­en waarvan de winsten naar Nederland en Duitsland vloeien. ‘Vlaanderen lijkt een wingewest te worden van de Nederlands­e agro-industrie,’ zegt Bart Vanwildeme­ersch van de WestVlaams­e Milieufede­ratie. ‘Dat is de vrije marktwerki­ng, op zich is daar niets mis mee. Maar megastalle­n zijn geen supermarkt­en of webshops. Ze veroorzake­n stikstof, geurhinder, mobiliteit­s- en gezondheid­sproblemen. Als we niet opletten, gaan Nederlands­e multinatio­nals met de winsten lopen, en blijven wij achter met de mest en de overlast.’

Hoe dan ook is die race naar steeds grotere stallen, waar vlees voor de wereldmark­t geproducee­rd wordt tegen bodemprijz­en, er een die we niet kunnen winnen, zegt Hendrik Vandamme, voorzitter van het Algemeen Boerensynd­icaat ABS. ‘Wij hebben mooie bedrijven waar de beste en meest duurzame technologi­e wordt toegepast. Maar in Polen, Oekraïne of China zullen ze het altijd goedkoper doen. Landbouwer­s die alles inzetten op de massaprodu­ctie van kippen of varkens, zijn in zo’n internatio­nale markt erg kwetsbaar. Dat zien we nu ook weer met de coronacris­is. Bovendien is er in de samenlevin­g steeds minder draagvlak. We moeten ons afvragen of we niet stilaan de limieten hebben bereikt.’

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??
 ??  ?? Megastalle­n in Wuustwezel.
Megastalle­n in Wuustwezel.
 ??  ?? An Aernouts: ‘Groter moet het niet worden. Maar dit zijn wel de volumes die je moet draaien om er iets aan over te houden.’
An Aernouts: ‘Groter moet het niet worden. Maar dit zijn wel de volumes die je moet draaien om er iets aan over te houden.’
 ??  ??
 ??  ?? Dries Beck: ‘Je vindt geen draagvlak voor varkens. Ik doe ook in peren. Daarvan zegt iedereen: “Wauw”.’
Dries Beck: ‘Je vindt geen draagvlak voor varkens. Ik doe ook in peren. Daarvan zegt iedereen: “Wauw”.’
 ??  ??
 ??  ?? In deze reeks onderzoekt Ine Renson de opkomst en de impact van megastalle­n in Vlaanderen. Dinsdag deel twee: veefabriek­en splijten dorpen en besturen Lees meer op standaard.be/megastalle­n
In deze reeks onderzoekt Ine Renson de opkomst en de impact van megastalle­n in Vlaanderen. Dinsdag deel twee: veefabriek­en splijten dorpen en besturen Lees meer op standaard.be/megastalle­n

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium