Veilige haven van verdriet na horror in Tigray
In Soedan stromen tienduizenden mensen toe, op de vlucht voor het geweld in buurland Ethiopië. De taferelen onderweg zijn schrijnend. ‘De baby lag nog aan de borst van zijn dode moeder en dronk van haar bloed.'
Opgelucht klimt Genet (35) uit de open laadbak van de vrachtauto. Eindelijk zit de laatste etappe van haar twaalf dagen durende reis erop. De komende tijd, zolang het conflict in de Ethiopische deelstaat Tigray voortduurt, zal ze verblijven in Village 8: een vluchtelingenkamp in het oosten van Soedan. Ze wijst naar de blote voeten van haar kleuter. Toen in de verte schoten klonken, zijn ze in alle haast van huis vertrokken, vertelt ze. ‘Ik heb hem zo meegenomen, zonder schoenen aan.’
Het onverwachte vertrek klinkt door in de verhalen van vluchtelingen die De Standaard in de kampen optekende. Verpleegster Mihret (25) zoekt in de schaduw verkoeling tegen de felle woestijnzon. Samen met haar collega’s die naast haar op een houten bankje zitten, ontvluchtte ze het ziekenhuis in de stad Mai Kadra. In de stad werd op dat moment hevig gevochten. ‘We konden de patiënten niet meer helpen’, zegt ze met een ondertoon van spijt in haar stem. ‘We hebben veel zieken en gewonden moeten achterlaten – ook hoogzwangere vrouwen. We moesten ons eigen leven redden.’
Ruim 40.000 mensen, voornamelijk afkomstig uit Tigray, zijn in minder dan een maand tijd naar buurland Soedan gevlucht. Het sluimerende conflict in het noorden van de etnisch diverse en verdeelde federatie laaide begin november op, nadat troepen gelieerd aan het Tigray People’s Liberation Front (TPLF) twee militaire bases hadden aangevallen. Het federale leger onder leiding van premier Abiy Ahmed sloeg terug met een militair offensief. Geschat wordt dat honderden, mogelijk duizenden mensen om het leven zijn gekomen. Volgens Abiy is de operatie afgelopen weekend afgerond. Eenheden van het federale leger hebben de regionale hoofdstad Mekelle ingenomen, waar het hoofdkwartier van het TPLF zetelt (zie inzet). Wat er precies in Mekele en in de rest van Tigray gebeurt, is moeilijk na te gaan. Het internet- en telefoonverkeer is in de regio al wekenlang afgesloten.
Bijl voor bescherming
Aan de Soedanese kant van de grens zijn de zorgen over de achterblijvers groot. ‘Ik kijk naar elke vrouw om te zien of het de mijne is’, zegt Daniel (35), een handelaar die aan de oever van een rivier wacht op zijn gezin. De uitloop van de rivier Tekeze vormt een natuurlijke grens tussen het noordwesten van Ethiopië en het westen van Soedan. Tot voor kort was deze rivier voor vluchtelingen uit Tigray de belangrijkste doorgang naar veilig terrein. Maar sinds vorige week steekt bijna niemand meer over naar het Soedanese Hamdayet, het plaatsje waar tot voor kort het merendeel van de vluchtelingen aankwam. Een BBC-verslaggever zegt dat ze soldaten van het Ethiopische leger aan de grens heeft gezien. Vluchtelingen vertellen dat geprobeerd wordt om mensen bij de grens tegen te houden.
De inwoners van Tigray die de overtocht naar Soedan wel hebben gehaald, zagen onderweg de gruwelijke sporen die het conflict tot nu toe heeft nagelaten. Bij de taxichauffeur Yared (35) wellen tranen op als hij terugdenkt aan de dode vrouw die hij langs de kant van de weg zag liggen, haar baby nog aan de borst. ‘De baby lag op haar en dronk van haar bloed’, vertelt hij. ‘Ik zag het met mijn eigen ogen.’
Onderweg droeg Yared een bijl bij zich ‘om onszelf mee te beschermen’. Met dezelfde bijl hakt hij in het vluchtelingenkamp Um Rakuba takken van de struiken, waarmee hij een hutje wil bouwen voor zijn gezin. Enkele andere vluchtelingen krijgen rieten matten. ‘We geven hen lokaal materiaal, waarmee ze hun eigen huis kunnen bouwen’, zegt Abdelbasit Abdelghani, manager van het kamp Um Rakuba. Het Soedanese kamp ontving halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw ook grote aantallen vluchtelingen uit Ethiopië, toen een burgeroorlog en grote hongersnood het noorden van het land ontwrichtte. Het kamp sloot in het jaar 2000, maar is begin deze maand heropend. ‘Het is triest om hier weer mensen te zien, met dezelfde problemen als destijds’, zegt Abdelghani, die eerder ook in het kamp werkte.
Rijst en linzensoep Hulporganisaties worstelen om de tienduizenden vluchtelingen te voorzien van de juiste hulp. ‘We hadden niet verwacht dat vluchtelingen in zo’n korte tijd in zulke groten getale hier zouden komen’, zegt Omer Mohamed Hussien, werkzaam voor de Soedanese organisatie Al Twaki. ‘We hebben problemen met de voorziening van onderdak, toiletten en douches.’
Awtse (35), moeder van vijf kinderen, is opgelucht dat ze Soedan veilig hebben bereikt. Onderweg heeft ze al haar geld en sieraden moeten afstaan. ‘Als we dat niet deden, zouden ze ons doden.’ Bovendien was er dagenlang geen eten. ‘We hadden honger en dorst,’ zegt ze, ‘maar godzijdank worden we hier goed opgevangen.’ Vanuit haar tent ziet ze de nabijgelegen gaarkeuken, waar vrouwen in grote pannen het avondeten voorbereiden: rijst, sorghumpap en linzensoep. ‘We krijgen hier alles wat we nodig hebben.’
De volledige namen van alle geïnterviewde personen zijn bij de redactie bekend.
‘Ik kijk naar elke vrouw om te zien of het de mijne is’
Daniel
Wacht in Soedan op zijn gezin