Een knuffelcontract
Lang geleden, toen de dieren nog spraken en de cafés open waren, zaten Jack en ik in de Archipel. Zo ben ik september doorgekomen, iedere avond met mijn hond gaan wandelen en dan één eenzaam pintje. Wat doen we ermee, vroeg ik Jack. Woef, zei hij, laat ons maar naar huis gaan. Ik maakte aanstalten om te vertrekken toen plots een Bijbelse zondvloed over Brussel neerstortte. Bon, zei Jack, we blijven nog even. Ik bestelde een tweede pintje. Toen kwam Stuntel over de drempel gestrompeld. Compleet verregend parkeerde hij zich op de stoel naast mij. Buiten lichtte een bliksemflits de hele voetgangerszone op. Als ik het zo vertel klinkt onze ontmoeting noodlottig, maar het was stom toeval.
Nu moet u weten dat het toeval en ik geen vrienden zijn. Wat de Liefde – met hoofdletter – betreft doe ik niet aan kansspelletjes. Op aanraden van een paar twijfelachtige Youtubekanalen heb ik De Lijst gemaakt, een belachelijk specifieke opsomming van vereisten voor mijn toekomstige. Weet wat je wil en je zal het aantrekken – zoiets.
Dus. Blauwe of groene ogen, de haren blond, grijs of ros, maar vooral nog steeds overvloedig aanwezig, een gezicht dat eerder breed dan smal is, rechte tanden, niet te groot van gestalte – zodat ik niet op mijn tenen moet staan om te zoenen. Hij moet een abstracte intelligentie hebben maar toch met een camionette kunnen rijden. Artistiek, maar geen acteur of gitarist. Geen verslavingen. Geen onverwerkte trauma’s. Geen kinderen – sorry.
U begrijpt mijn verwarring toen het diametraal tegenovergestelde van De Lijst die avond kwam binnengewaaid. Een lange kale zwiep met een brilletje, orthodontisch eerder tegenvallend, met een dichte mist van complexen en neuroses om zich heen, of was dat een alcoholwalm? In geen duizend jaar, dacht ik nog. En toen dronk ik een derde pintje.
Die nacht zijn we van louter dronkenschap uit bed gevallen. Hij op mij, ik recht op de stalen voet van mijn kledingrek. Je kan het litteken nog steeds zien. Ik draag het als een trofee, een herinnering aan een tijd toen ik nog onbezorgd domme dingen deed. De ochtend nadien schaamde ik me dood. Ik maakte nog een kop koffie, Stuntel trok geruisloos de deur achter zich dicht. Dat was het dan.
Toen kwam de tweede golf. De dagen werden weer ondragelijk leeg. Stuntel belde. Jij die op de sofa lag, zei hij, met je hoofd op mijn schoot en mijn vingers door je haren – dat wil ik nog eens. Ik antwoordde dat we niet bij elkaar pasten. Dat wist hij, maar dat vormde geen probleem. We begrepen elkaar.
Stuntel en ik zijn elkaars knuffelcontact. Wat dat betekent vinden we al doende uit. Goed ja, we vrijen met elkaar, maar daar gaat het mij zelfs niet eens om. Het gaat erom dat er iemand is als ik inslaap en wakker word – een getuige van mijn leven. Het gaat erom dat ik word aangeraakt, zodat mijn lichaam niet verdwijnt.
Zal ik met deze man oud worden? Nee. Dit is een tijdelijk bestand tussen twee verloren zielen. Ik zal niet naar Ukkel verhuizen, ik zal zijn zoontje niet ontmoeten, ik stel hem niet voor aan mijn familie. Het is wat het is en meer is het niet. Is dat laakbaar? Geen idee. Misschien is liefde net mooier als ze met een kleine letter wordt geschreven. Zonder verwachtingen, zonder toekomstplannen.
Ik mag nog een tweede knuffelcontact hebben, maar ik heb geen idee waar ik dat zou moeten vinden. De cafés zijn dicht
In een virusvrije toekomst kan ik misschien weer ridicule lijstjes maken en mijn lat zo hoog leggen dat niemand erover kan. Maar als een schip zinkt dan ga je niet op zoek naar de meest modieuze reddingsvest, je klampt je vast aan wat er is. In tegenstelling tot wat die Youtubekanalen beweren krijg je niet altijd wat je wil. But if you try sometimes, you find you might get what you need.
Intussen heb ik me aan Stuntel gehecht. Op een manier hou ik van hem. Wat er morgen komt, dat zien we dan wel. Kerst viert hij met zijn zoontje en diens moeder – zijn ex. Dat heb ik niet eens moeten vragen, dat spreekt voor zich. Op kerstavond zal ik dus knuffelloos alleen zitten. Het zij zo. De coronamaatregelen staan mij toe nog een tweede knuffelcontact te hebben, maar ik heb geen idee waar ik dat zou moeten vinden. De cafés zijn dicht.
Nele Van den Broeck is muzikant en theatermaker. Als Nele Needs A Holiday doet ze verwoede pogingen om wereldberoemd te worden. Ze schrijft een tweewekelijkse column, telkens aan de hand één of meer nummers. Vandaag is dat ‘You can’t always get what you want’ van The Rolling Stones.