De geheimen van de legbatterij
LANDBOUW Kippen en mensen kun je niet straffeloos reduceren tot objecten, weet Lieven De Cauter.
Toen ik als kind, ergens in het midden van de jaren 1960, op een van onze verkenningstochten, onder leiding van mijn oudste broer, in de boerderij naast ons huis, een kippenlegbatterij ontdekte, was ik diep geschokt. Nee, dat is te veel gezegd. Ik was er eerder verbaasd over. Ik kon het zo weinig thuisbrengen dat ik geen manier had om erover na te denken. Maar toch was het zonneklaar: hier klopte iets niet. Kuikentjes en kippen dienen niet als onderdelen van een grote machinerie.
Toen we over de tuinmuur klommen, over het grasveld naar de schuurmuur liepen en door de hoge, platte ramen tuurden, wat we geregeld deden om ongein uit te halen, leek het die dag alsof ze bij nacht en ontij de oude schuur hadden omgebouwd tot een kleine fabriek: honderden kippen in een soort groot ding dat meer op een machine dan op een serie kooien leek. Naderhand gingen we ook wel ‘officieel’ op bezoek gingen bij die boer, ongezien eieren stalen en in onze kousen staken en dan traag waggel-wandelend de lange oprijlaan onopvallend moesten overbruggen. Wie geen eieren had gebroken was de winnaar van deze eierenloop. Kattenkwaad als klein verzet? Stoute kinderspelen die thuishoren in een lang vervlogen, landelijk verleden.
Zonder het goed te beseffen was ik als kleine pagadder ooggetuige van de historische overgang van de trage, agrarische wereld naar de snelle wereld van de wirtschaftswunder-generatie, van oude werktuiglijkheid op het ritme der seizoenen naar gemechaniseerde, industriële landbouw. De monoculturen van de agrogiganten, die niet alleen de kleine boeren bedreigen maar ook de biodiversiteit, is daarvan een logische, zij het neoliberale, uitwas.
De vogel is een machine
Deze reductie van de dieren tot organische machines gaat ver terug. In zijn notities bij de ontwerpen voor vliegende tuigen schreef Leonardo da Vinci: ‘Een vogel is een machine, en wij zijn in staat om deze machine te imiteren in al zijn bewegingen.’ Er loopt een rechtstreekse lijn van de vogel als machine van Da Vinci naar de kwekerijen waarin kippen organische onderdelen zijn van een gigantische machine. Dat is het mechanistische wereldbeeld in een notendop. Van genialiteit naar afgrondelijke obsceniteit in een versnelde sequens. De splitsing tussen subject en object, die aan het begin van de moderniteit voltrokken wordt in het Westen, is een primordiale scheuring. Nu, in het antropoceen, het tijdperk waarin de mens het klimaat in de war stuurt en de biodiversiteit bedreigt, wordt duidelijk hoe fataal die splitsing is: een object is altijd een ‘machien’, een dinges, un machin. Niet alleen zijn dieren machines, die dus geen pijn kunnen voelen, volgens Descartes, maar ook het menselijk lichaam is een machine. Deze reductie tot object is uiterst efficiënt, ook voor mensen. Volgens de Code Noir, de Franse wetgeving rond slavernij, is ‘de neger een meubel’ (‘le nègre est meuble’: hij heeft de status van roerend goed, zoals meubelen). Deze kolonisering van mensen en dingen is zo efficiënt en zo alomtegenwoordig dat wij er niet bij stilstaan, er niet kunnen bij stilstaan zonder de ongelofelijke obsceniteit van onze wereld onder ogen te zien.
Meester van de natuur
Het agro-industriële complex is een voortdurende massaslachting, met niet alleen onnoemelijk veel dierenleed maar ook met een verwoestende ecologische voetafdruk. En toch blijft de vlucht vooruit van de schaalvergroting blijkbaar onontkoombaar: groeien of ten ondergaan leidt tot ‘megastallen’ van de ‘veefabrieken’, een moordende concurrentie gecontroleerd door de voedergiganten (DS 28 november).
Ongeweten was ik, toen ik per toeval die eerste legbatterij ontdekte, ook getuige van de uitwassen van het antropocentrisme. Volgens het ecofeminisme werden de objecten tot pure bruikbaarheid en uitbuitbaarheid gereduceerd doordat we de mens als modern subject gingen zien en als ‘koning van de schepping’ (en natuurlijk vooral de man dan) centraal stelden in het monotheïsme. Want: ‘De mens is meester van de natuur’, volgens Descartes (weer l’homme – de man uiteraard).
De coronacrisis is als een vorm van zoönose, het overspringen van ziekten van dieren op mensen, een van de vele aanwijzingen dat onze relatie met de dieren fundamenteel is verstoord. Wij zijn een plaag geworden voor Moeder Aarde, die op haar onvoorspelbare manier, en zonder bijbedoelingen, terugslaat. De legbatterij van mijn kindertijd, waar dag en nacht licht brandde om de productie op te drijven ongetwijfeld, was een vroeg memento mori voor de onhoudbaarheid van onze beschaving.
Het is hoog tijd dat we wakker worden en trachten de stadslandbouw te bevorderen door gronden aan te kopen, om zo de lokale productie, de korte ketens en de kleinschalige, biologische landbouw te stimuleren (DS 26 november).
Wij zijn een plaag geworden voor Moeder Aarde, en ze slaat, zonder bijbedoelingen, terug