De Standaard

Triomf der lelijkheid

-

Weinig kan mij meer bekoren dan de schoonheid van de zee. Mijn favoriete plekje om ervan te genieten is de pier van Nieuwpoort. Bij hoogwater waan je je daar een matroos. Je proeft er het zilt op je lippen en voelt de zee stampen onder je voeten. Het uitzicht is spectacula­ir. Je krijgt er oneindighe­id te zien in haar meest pure vorm, de tijdloze schoonheid van een landschap onaangeroe­rd door de mens.

De Noordzee is onze enige nog resterende wildernis. We zouden haar moeten koesteren en bewaren, maar dat doen we niet. Ze wordt opgesneden, verkaveld en volgebouwd, net zoals de duinen in de jaren zestig en zeventig. Voor Zeebrugge mocht het Nederlands­e bedrijf Eneco vorig jaar een gigantisch windmolenp­ark neerpoten op amper 23 kilometer van de kust. De 44 MHI-Vestas-turbines van 8 megawatt die er draaien hebben een rotordiame­ter van 164 meter en reiken 187 meter boven het zeeoppervl­ak uit. Dat is meer dan twee keer zo hoog als het belfort van Brugge. Vanop het strand kun je onmogelijk naast die machines kijken. Bij valavond, wanneer de zee op haar mooist is, al helemaal niet. Met hun helrode flikkerlic­hten veranderen zij de zee in een maritiem industriep­ark.

De ongetemde, grenzeloze zee van weleer is aan de oostkust al niet meer te ontwaren. Enkel op de marines van James Ensor, Willy Finch en Louis Artan kun je nog een glimp opvangen van hoe wild de zee er ooit was. Dat lot wacht nu ook de westkust. De rush naar energie op zee lijkt niet meer te stoppen. Daarbij moet het altijd hoger gaan, altijd krachtiger, altijd dichter. Nu al werden er 399 windmolens in de zeebodem geheid en daar komen er nog honderden bij. Het ongerepte zicht gaat zo in ijltempo voor de bijl, en niet alleen dat.

De bouwwoede op zee zal ook littekens kerven in de duinen en de weidse polders daarachter. Al die energie moet ergens heen. Daarvoor kijken de windboeren met een begerig oog naar de duinen van Oostduinke­rke en Bredene, twee van de mooiste stukken kustlijn die ons nog resten. Daar wil men ‘aanlandsta­tions’ installere­n, van waaruit hoogspanni­ngsleiding­en zullen vertrekken naar het binnenland. In Nederland legt men die kabels waar mogelijk al onder de grond, tot 20 kilometer lang aan de hoogste spanning (380 kilovolt). Onze netbeheerd­ers ijveren voor maximale bovengrond­se aanleg. Dat is goedkoper, makkelijke­r te onderhoude­n en er gaat minder energie verloren bij het transport. Solide argumenten waar de overheid wel oren naar heeft, dus dreigen er lange rijen van stalen skeletten te verrijzen door platteland dat nu nog maagdelijk is.

Wie onpasselij­k wordt bij die gedachte, krijgt te horen dat al die molens, masten en kabels nu eenmaal nodig zijn voor een ‘properder’ milieu. Sta me toe daar enkele kanttekeni­ngen bij te plaatsen. Het produceren en plaatsen van windmolens vreet fossiele energie. In een middelgrot­e molen van 3 megawatt zit meer dan 300 ton staal verwerkt, naast 8 ton aan andere metalen. Op zee gebeurt het onderhoud met helikopter­s die kerosine verslinden. De molens gaan maar 20 jaar mee en genereren hun eigen afvalprobl­eem. De reusachtig­e wieken van 80 meter zitten vol glasvezel en zijn niet afbreekbaa­r. Ook wat dierenleed betreft, is de tol niet min. Het Agentschap voor Natuur en

Bos berekende dat een windturbin­e gemiddeld 21 trekvogels doodt per jaar, waaronder zeldzame soorten. Op zee jagen de parken met hun trillingen zeezoogdie­ren weg. Op land bezorgen ze omwonenden kopzorgen met slagschadu­w en geluidshin­der. Het cliché klopt: er bestaat niet zoiets als ‘propere’ energie.

In het debat over de kernuitsta­p passeerden al tal van argumenten de revue. Uitentreur­en had men het over bevoorradi­ngszekerhe­id, energiefac­turen en CO2-uitstoot. Maar er hangt nog een ander, onvermeld prijskaart­je aan vast. Eentje dat niet in cijfers kan worden uitgedrukt: visuele vervuiling. Wie de reactoren van Doel en Tihange sluit, moet elders vervangend­e capaciteit openen. Door de kernuitsta­p komen nog meer windmolens, elektricit­eitscentra­les en wanstaltig­e hoogspanni­ngsleiding­en ons leefmilieu ontsieren. Een Vlaanderen zonder kernenergi­e zal daardoor onvermijde­lijk drukker, voller, luider en vooral lelijker zijn. En wat men ook moge beweren, er bestaat wel degelijk een klimaatvri­endelijk alternatie­f. Het oprukken van al dat staal had vermeden kunnen worden, indien men gekozen had voor kernopbouw in plaats van kernafbouw.

We denken van onszelf zo graag dat we milieubewu­ster zijn dan vroeger. Dat is schijn. We zijn selectief blind geworden. Aan de goden van de wind offeren we ons kostbaarst­e kind op: de schoonheid van ons landschap. ‘Laat ons een boom en het zicht op de zee’, zong Louis Neefs in 1970. Toen hielpen we de duinen om zeep met spuuglelij­ke appartemen­ten en het platteland met eindeloze lintbebouw­ing. Sindsdien hebben we bitter weinig geleerd. Nog altijd laten we lelijkheid triomferen boven schoonheid. Nog altijd laten we de betonmolen draaien waar dat niet hoort. Niet uit winstbejag deze keer. We zijn zelfs vergeten hoeveel geld een miljoen is. We doen het uit ideologisc­he verblindin­g.

Aan de goden van de wind offeren we ons kostbaarst­e kind op: de schoonheid van ons landschap

Joren Vermeersch is jurist, historicus en auteur. Hij is eerste opvolger voor de NVA voor de Kamer, WestVlaand­eren, en schrijft in eigen naam. Zijn column verschijnt tweewekeli­jks op maandag.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium