Het gaat oerend hard met de oehoe
Herrijzenis van een uil
Een gebroken vleugel, een gebroken snavel. In het opvangcentrum voor wilde dieren in Kapellen, het noorden van de provincie Antwerpen, kregen ze in 2020 drie gewonde oehoes binnen. Dat was nog nooit gebeurd. De oehoe (Bubo bubo) is onze grootste uil en met zijn spanwijdte tot 1,8 meter een imposante verschijning.
Twee van de vogels werden in de buurt gevonden, eentje verstrengeld in prikkeldraad in Stabroek, een andere in Brecht. Die was er erger aan toe. ‘De helft van zijn snavel was weg’, vertelt coördinator Dafne Van Mieghem. ‘Waarschijnlijk was hij ergens tegenaan gevlogen. Een tandarts bracht redding met een prothese. Inmiddels eet de oehoe weer normaal en zit hij zijn revalidatie uit.’
Het derde exemplaar kwam van verder. Jagers uit de buurt van Kapellen hadden een gewond vrouwtje in de Ardennen gevonden en het meegebracht naar het opvangcentrum. Dat schakelde een dierenarts in die haar gebroken vleugel opereerde en er een pin in bevestigde. Nadat ze opgeknapt was, werd ze een week geleden vrijgelaten, in de buurt van waar ze gevonden was.
Van Mieghem was onder de indruk van de uilen en vooral van de kracht in hun grote klauwen. ‘Als de vogel die samentrekt, gaan ze dwars door onze dikste handschoenen heen.’
Gekneusde elleboog
Ook de collega’s van het opvangcentrum in Geraardsbergen mochten het afgelopen jaar streepjes bijtrekken op hun oehoelijst. Op de Scherpenberg in Ronse had een jongen van vier de vogel gespot toen hij op nieuwjaarsdag aan het wandelen was met z’n ouders. ‘Ik dacht eerst dat het een knuffel was’, liet hij optekenen in Het Nieuwsblad. Met de hulp van een ervaren valkenier konden ze de vogel naar het opvangcentrum brengen. ‘De vogel was uitgeput en graatmager’, vertelt Nancy Van Liefferinge, hoofd van het centrum. Röntgenfoto’s toonden dat hij een gekneusde elleboog had. ‘We houden hem drie weken klein behuisd en laten hem dan vliegen in een volière. Als dat goed gaat, is hij klaar om gelost te worden.’
Het was hun tweede wilde oehoe in één jaar. De andere was een kuiken waaraan de hond van wandelaars in het Muziekbos in Ronse ging snuffelen, deze zomer. ‘Vroeger leefde de vogel niet in deze streek, nu zijn er blijkbaar steeds meer.’
‘Als zo’n oehoe zijn klauwen samentrekt, gaan die dwars door onze dikste handschoenen heen’
Dafne Van Mieghem
De opmars in Vlaanderen wordt bevestigd door een artikel in de jongste editie van het vogelblad Natuur.oriolus. In 2012 waren er drie met zekerheid broedende of residerende duo’s geregistreerd, in 2020 al 46. De provincie Antwerpen kende een uitschieter, met 21. Op en rond de Kalmthoutse Heide alleen al wonen er drie koppels. Alleen het bosarme West-Vlaanderen blijft nog wat achter.
‘Er zijn er waarschijnlijk meer,’ zegt vogelkenner Gerald Driessens van Natuurpunt, ‘maar je krijgt ze zelden te zien.’ Overdag houden ze zich gedeisd, ze jagen in het duister.
De kans is groter dat je hun roep, waaraan ze hun naam danken, opvangt. Driessens: ‘Dat zal veeleer in Wallonië voorvallen, waar het geluid op de rotswanden echoot en kilometers ver draagt. In Vlaanderen waaiert de klank al snel uit in de bossen.’
Dat er zoveel oehoes opduiken in Vlaanderen, is opmerkelijk. De vogel was hier in de twintigste eeuw uitgestorven door de jacht en pesticiden, maar hij maakte het jongste decennium een opvallende rentree.
Die is terug te brengen tot de herintroductie in Duitsland, waar in de jaren 1970 oehoes uitgezet werden. De populatie wist zich westwaarts uit te breiden, en bereikte eerst Wallonië en vervolgens Vlaanderen. Limburg kreeg in 2005 de primeur, nadien volgden de andere provincies. Steengroeves zijn een favoriete pleisterplaats (en een klankkast voor hun roep), maar verlaten buizerdnesten in het bos vinden ze ook top.
Zijn kloeke uiterlijk belet niet dat de roofvogel kwetsbaar is, vooral in het verkeer. ‘Hij vliegt laag en traag en is daardoor vaak het slachtoffer van aanrijdingen’, zegt Driessens.
Coördinator opvangcentrum voor wilde dieren Kapellen
Ratten en duiven
Toch heeft hij ook troeven voor zijn voortbestaan. Om te beginnen eet hij van alles, van ratten en duiven over jonge vossen en marters tot kraaien en andere uilen toe. En prooien vindt hij tegenwoordig genoeg in onze contreien. Bovendien past hij zich behoorlijk goed aan in het dichtbevolkte Vlaanderen. In die zin is de vergelijking met de vos en de wolf, andere teruggekeerde roofdieren, snel gemaakt.
Een veelbesproken voorbeeld van niet-mensenschuwe oehoes was het paar dat in de lente van 2020 op een balkon van een flat in Geel zijn drie jongen grootbracht. ‘Een van de twee ouders moet een gekweekte, in gevangenschap opgegroeide oehoe geweest zijn’, denkt Driessens. ‘Anders zou die nooit zo dicht bij de mensen gekomen zijn.’
Dat gedrag van gekweekte exemplaren baart de vogelkenner wel wat zorgen. ‘Als de oehoes in woonkernen gaan leven, zullen ze hun jagersoog vroeg of laat op huisdieren als katten en honden laten vallen. Dat zullen de eigenaars natuurlijk niet leuk vinden. Het zal van de vogel een geviseerde soort maken en dat zou ook voor de wilde exemplaren nadelig kunnen uitdraaien.’