Bowie voor uw brein en uw bekken
U wilt zich tijdens de nieuwe lockdown verdiepen in een cultuurgigant wiens werk u niet goed kent, maar u weet niet waar te beginnen? Begin hier, dan hebt u een leidraad. Vandaag: David Bowie.
Nóg eens Bowie?!
Als u David Bowie in 1972 live in Top of the Pops zag landen met ‘Starman’, gebruind als een aspirine, vuurrood haar, arm losjes over gitarist Mick Ronsons schouders, kunt u zich amper mensen voorstellen die niét van de hand Gods geslagen zijn door zijn verschijning. Denk na: er zijn generaties voor wie Bowie de brulboei is van commerciële onzin als ‘Dancin’ in the street’ met Mick Jagger, of ‘Under pressure’ met Queen. Als ze hem al kennen, want na 2004 heeft hij niet meer opgetreden en noch The next day (2013) noch Blackstar (2016) mikten op hitlijsten.
Zij kunnen zich dan weer niet voorstellen hoeveel dingen die nu vaste prik zijn, begonnen bij Bowie. Filmpjes maken om je songs op tv te promoten als je zelf niet naar de studio kan/wil komen. Kunst in pop mengen door songs over boeken of schrijvers te maken, Duitse expressionisten op hoezen te zetten, theaterkostuums te dragen van Japanse avant-garde-ontwerpers als Yamamoto, of zelfs een controversiële performancekunstenaar als Chris Burden te verwerken in de regel ‘Tell you who you are if you nail me to my car’ uit ‘Joe the lion’.
Bowie’s barometer voor wat er maatschappelijk op til stond, van zwarte of vrouwelijke woede tot genderfluïditeit, was onberispelijk. En hij was wars van vooroordelen. Als sommige blanke rockfans te racistisch waren om naar de soul van Young Americans te luisteren: pech voor hen. Dat gold ook op muzikaal vlak. Terwijl rock steeds virtuozer werd, greep hij terug naar de rauwe energie van The Stooges en Velvet Underground. Hij gebruikte een elektronisch instrument, de stylophone, in ‘Space oddity’ uit 1969, acht jaar voor hij in Berlijn met synthesizers ging stoeien. Maar vooral heeft Bowie voor elke stemming een geweldige song geschreven: waarom zou je die schat niét leren kennen?
Waar begint Bowie?
Tussen 1967 en 2016 maakte David Bowie vier platen die in alle lijstjes staan, hoezeer die verder ook uiteenlopen: Hunky Dory (1971), The rise and fall of Ziggy Stardust and the Spiders From Mars (1972), Station to station (1976) en Low (1977). Als u eerder naar rock neigt, begint u met Hunky dory en Ziggy Stardust; is soul uw ding dan wordt het Station to station; hebt u het meer voor elektro, luister eerst naar Low.
Van de grote vier illustreert Hunky dory het best hoe breed Bowie de songschrijver is, en wat Lou Reed zijn ‘onvergelijkbare gevoel voor melodie’ noemde. Hij smokkelt een referentie naar Nietzsche in een pure popsong als ‘Oh! You pretty things’, over tieners die hun ouders gek maken; ‘Life on Mars?’ is een vierminutensymfonie over eenzaamheid; ‘Queen bitch’ een venijnig rockhondje; maar ‘The Bewlay brothers’, over Bowies geesteszieke halfbroer Terry, is hartverscheurend en mooi. Amper een halfjaar later bracht hij al Ziggy Stardust uit: in rockers als ‘Hang on to yourself’ en ‘Suffragette city’ blèren saxofoons boven puntige gitaren en krijst Bowie als een straatkat, maar de plaat opent ook met de apocalyptische ballad ‘Five years’.
Low is nu een klassieker, maar critici wisten in 1977 niet wat ze aanmoesten met die elektronica en die filmische instrumentals die we later ambient gingen noemen. Ze verdachten hem dan maar van pretentie, al kun je een nummer als ‘Speed of life’ bezwaarlijk koud of moeilijk noemen. ‘Always crashing in the same car’ deed Bowie zelf af als ‘gigantisch zelfbeklag’, maar vrienden: melodieuzer wordt ironie niet dan deze ode aan foute beslissingen.
Station to station bevat een zuinige zes nummers die onweerstaanbaar funky zijn ‘Stay’ of ‘Golden years’, bijvoorbeeld. Dankzij heel veel cocaïne was Bowie zo dun dat hij van zijn entourage niet meer over rioolroosters mocht lopen en paranoïde teksten vol mystiek schreef. Toch had die schrale Bowie zijn schrille rockstem ingeruild voor een misthoorn die veel songs een lekker donker tintje gaf.
Wat mijd ik?
Let’s dance is zijn best verkopende album, maar de titelsong met zijn niet kapot te krijgen baslijn, het sarcastische ‘Modern love’ en de cover van Iggy Pops ‘China girl’ kunnen volstaan: zet die op een Spotifylijst. Ach, we hebben het vooral niet voor Let’s dance omdat Bowie door dat succes tien jaar zijn eigenzinnigheid en dus ook de pedalen verloor. Never let me down is een triomf van gladde productie en lege songs. Op Hours uit 1999 staan vooral nummers die Bowie voor het game Omikron schreef, en dat weetje is interessanter dan die nummers zelf. Ook misbaar is zijn debuut David Bowie (1967), het typische al
‘Always crashing in the same car’ deed Bowie zelf af als ‘gigantisch zelfbeklag’, maar vrienden: melodieuzer wordt ironie niet dan deze ode aan foute beslissingen
legaartje dat een tiener maakt die nu eens een crooner wil zijn en dan weer een mod. Het andere album dat David Bowie heet, met ‘Space oddity’ en ‘Wild-eyed boy from freecloud’, een folky song vol harpen en blazers, is best charmant.
Omdat Bowie ook op middelmatige platen geweldige nummers pootte, vult u de Spotify-lijst aan met het swingende ‘Blue Jean’ en het intrigerende ‘Loving the alien’ van Tonight; ‘Hallo Spaceboy’ uit het iets te krampachtig experimentele 1. Outside; het bezwerende ‘Jump they say’ uit de overgangsplaat Black tie white noise; en het geile juweel ‘John, I’m only dancing’, een geweldig nummer dat alleen op singles en compilaties verscheen.
Voor gevorderden:
Als Ziggy Stardust u het beste beviel uit de beginnerscursus, dan zult u genieten van Aladdin Sane, met ‘Drive-in Saturday’ en ‘Jean Genie’. Op de titeltrack hoort u voor het eerst het ruimtelijke gepingel van jazzpianist Mike Garson, met wie Bowie zijn hele leven bleef werken. Was de funky Bowie uw ding, luister dan naar Young Americans. Ja, de titelsong is een dansnummer, maar gaat ook over Nixon en Rosa Parks: Bowie, dat hebt u nu al begrepen, mikte zijn hele leven op uw bekken én uw brein. Niet alleen Low, maar de hele Berlijntrilogie is uitstekend: Heroes voor de titelsong en de Kraftwerk-ode ‘V-2 Schneider’; Lodger voor ‘Boys keep swinging’ of het sfeervolle ‘Yassassin’.
Er was best leven na de seventies. Scary Monsters (and super creeps) uit 1980 brengt alles samen wat Bowie goed deed in de seventies, van de funk van ‘Fashion’ tot de elektronische geluidsmuur van ‘Teenage wildlife’. Van zijn latere platen is Heathen (2002) zwaar onderschat: zowel de covers (‘Cactus’ van Pixies klinkt alsof het zijn song is) als eigen songs ‘Everyone says hi’ en ‘I would be your slave’ zijn beresterk.
Een evaluatie van Blackstar wordt altijd overschaduwd door de wetenschap dat Bowie twee dagen na het verschijnen overleed: de eerste zin van ‘Blackstar’ en van de plaat is ‘Look up here, I’m in heaven’. Als dat u koude rillingen bezorgt, dan helpt ‘Girl loves me’, dat met zijn refrein van ‘Where the fuck did Monday go’ elke maandag kan.