Dromen van een nieuw soort school
Fusies en hervormingen in het hoger onderwijs deden de voorbije jaren dromen van een ander soort schoolgebouwen. Zo bedacht de Erasmushogeschool voor haar nieuwe Campus Kanal in Brussel een nieuwe definitie. Via een architectuurwedstrijd zocht ze naar ‘een omgeving waarbij leren kan plaatsvinden op allerlei locaties, tijdstippen en in verschillende vormen’. Die wedstrijd werd in 2013 gewonnen door een gelegenheidsteam van B-architecten en Bevk Perovic Arhitekti uit Ljubljana, Slovenië.
Het team heeft zijn gebouw neergepoot in de Dansaertwijk. Boven een glazen plint zweeft een imposant gevelfront in donkere baksteen, dat zelfverzekerd een smoel geeft aan de nieuwe hogeschool. In één beweging legden de architecten een driehoekig voorplein aan. Het is nog wachten op de bomen en het einde van corona voor dat tot leven komt.
Hebben de Slovenen en de B-architecten daadwerkelijk een vernieuwende leeromgeving geschapen? In zekere zin wel, door de bibliotheek op de halfverzonken onthaalverdieping te laten overlopen in een stille ruimte waar studenten kunnen studeren. Nog vernieuwend zijn de glazen boxen die verweven zijn tussen de trappenpartijen. Daar kunnen de studenten in relatieve stilte werken of samenkomen. Ook de modules, die er met hun rug-aanrugbanken en tafeltjes uitzien als treincoupés, geven het schoolgebouw ruimte voor individueel en collectief leren.
Ondanks de modulaire klassen, de praktijkklassen en de outdoor classrooms legt de architectuur toch een rigide kader op. Al wordt er in een aantal klassen geëxperimenteerd met meervoudige schermen, dan nog zitten de meeste lokalen, alle technologie ten spijt, gevangen tussen muren. Daardoor is de flexibiliteit beperkt.
De meeste ruimtes werden bovendien aangekleed met dezelfde materialen. Dat werkt een gevoel van eenheid in de hand, maar die uniformiteit verhindert dat ruimtes een eigen karakter en sfeer krijgen. Bovendien gaan in de alom aanwezige houten panelen de cirkelvormige perforaties – voor een betere akoestiek – ‘trippen’. Zo genereren ze ongewild vermoeiende optische effecten.
Je vraagt je af waarom op het dak zo nodig een vergaderzaal werd geplant, als een paviljoen in een daktuin – tenzij studenten het penthouse mogen ‘kraken’ om te studeren, of om te oefenen voor de baan als ceo van een multinational. Hopelijk ziet de hogeschool deze boardroom als een architectonisch grapje en als een uitdagende pedagogische opportuniteit. Want behoort de beste plek van een school niet gewoon de studenten toe?