Ierse artiest liet slachtoffers Rode Khmer postuum glimlachen
FOTOGRAFIE In en buiten Cambodja groeit de verontwaardiging over foto’s van slachtoffers van de Rode Khmer die digitaal werden gemanipuleerd.
De Ierse artiest Matt Loughrey kleurt oude politie- of gevangenisfoto’s digitaal in. Maar met foto’s uit een beruchte gevangenis in Phnom Penh is hij een stap te ver gegaan. Tuol Sleng of Gevangenis S-21, tegenwoordig het Genocide Museum, is de plek waar de Rode Khmer tussen 1975 en 1979 15.000 à 20.000 gevangenen bracht voor ondervraging. Slechts zeven van hen overleefden het.
Een selectie van de foto’s werd vrijdag gepubliceerd op de Aziatische versie van de website Vice. Loughrey zegt dat hij de gevangenen menselijker maakt, en kijkers doet nadenken omdat de foto’s net genomen zouden kunnen zijn – zijn versies zien er soms inderdaad uit als selfies. De reporter van Vice verbaasde zich erover dat veel vrouwen glimlachen op de foto’s. ‘Dat viel me ook keer op keer op’, antwoordde Loughrey. ‘Ik denk dat het komt omdat ze zenuwachtig waren. Je probeert ook de sympathie van je bewaker te winnen. Hij zal allicht glimlachen, en als iemand glimlacht, doe je dat misschien na.’
Maar op zaterdag postten lezers van Vice op Twitter de foto’s voor en na Loughreys ingreep. Daaruit blijkt dat hij sommige slachtoffers digitaal heeft doen glimlachen en soms ook heeft ‘opgefrist’. De Khmer Times signaleert dat aan een foto ook een bloederige handafdruk was toegevoegd op de muur.
Verantwoordelijkheid
Een vrouw die zegt de nicht te zijn van de man op een van de foto’s laat weten dat zijn spottende gelaatsuitdrukking níét werd veranderd, maar dat hij wel een leraar was en geen landbouwer. En ook: ‘Onze familie weet nog altijd niet hoe hij is gestorven. In welk dossier hebt u gezien dat hij werd geëlektrocuteerd en zijn lichaam verbrand? Verantwoordelijke journalistiek is cruciaal als u het verhaal brengt van een vreselijke genocide.’
Online circuleerde een oproep aan Vice om de reportage weg te halen. Loughrey liet weten dat hij in volledig overleg had gewerkt met het Genocide Museum. Maar dat zegt dat ‘de bewerkte foto’s de waardigheid van de slachtoffers ernstig aantasten’.
Vice verving de reportage zondag door een verklaring: ‘Dit artikel bevatte foto’s van slachtoffers van de Rode Khmer die meer dan alleen maar ingekleurd waren. Het verhaal voldeed niet aan de redactionele normen van Vice en is verwijderd. We betreuren de fout en onderzoeken hoe ze is kunnen gebeuren.’
In de glooiende velden van het Pajottenland, aan de voet van de Kesterheide in Gooik, ligt het nieuwe Plattelandscentrum Paddenbroek. Omringd door een hoogstamboomgaard, een poel, een ecologische moestuin, een bakoven en een bijenhal konden kinderen en volwassenen er tot voor kort in een hoeve terecht voor natuuren milieueducatie.
Dat kunnen ze nog steeds, alleen overtuigde architect Jo Taillieu de gemeente om een glazen stolp te zetten over sommige delen van de uitgeleefde boerderij. Niet alle ruimtes en functies in het centrum hadden het comfort nodig van een woonkamer, een shelter bleek voldoende.
En zo brengt de serre bijna een song van Bob Dylan in de praktijk: ‘Try imagining a place where it’s always safe and warm’, zong hij in ‘Shelter from the storm’. ‘Come in, she said. I’ll give ya shelter from the storm.’
De laatste jaren gebruiken wel meer architecten industriële serres. Maar ook al maken ze al lang deel uit van het landschap, verrast het wanneer ze als een overmaatse stolp een nieuw soort biotoop creeren boven en rond de restanten van een oude boerderij.
Met gezond boerenverstand en met de hulp van het studiebureau Daidalos Peutz bestudeerde de architect hoe een serre het gunstigste microklimaat kan opleveren. Tezelfdertijd speelde hij volop het spel van de architectuur. Hij bewaarde selectief fragmenten van de oude hoeve en integreerde werken die al waren aangevat in het sanitaire blok. Brandtrappen liet hij eigenzinnig uitbreken uit het serrevolume. In de glazen gevels verwerkte hij rode poorten, als citaten uit een ver verleden.
Taillieu bedacht enkele vondsten om de geest van de plek te laten zingen. Zo verbouwde hij een schouw tot een raam, en stortte hij tegen een half afgebroken marmeren schouwmantel een betonnen spiegelbeeld. Je kunt je afvragen of dit soort maniërismen – de betonnen schouwmantel staat in een vergaderruimte op de zolderkamer – niet beter was besteed aan een akoestisch plafond.
Het dak van de serre, daarentegen, absorbeert de klank heel aangenaam en maakt dat de grote overkoepelende hal klinkt als een warme vergaderruimte.
Hoe dan ook, de kracht van deze architectuur is dat ze grenzen slecht: tussen binnen en buiten, tussen het verleden en de toekomst, tussen behoud en innovatie.
Meer zelfs, het plattelandscentrum is één oefening in poëzie. Want als bouwen proza is, dan is architectuur poëzie. Als een dichter diept Taillieu woorden op uit een ver verleden, hij morrelt aan de syntaxis en vooral: hij laat witruimte. Wat betekenisvolle witregels zijn voor de poëzie, is de tussenruimte voor de architectuur in Paddenbroek.