Waarover men niet spreken kan, blijft men spreken
Kates tapes away, met Sofie Decleir, is een vijf uur durende monoloog via een cassettespeler. Interessanter als denkoefening dan als luisterervaring.
Theater anno 2021, dat is: jij op je sofa, met een ouderwetse walkman en drie cassettes van elk honderd minuten. De nieuwste Zuidpool-productie zet een merkwaardige stap terug in de tijd. Maar die is toepasselijk, want Kates tapes away grijpt terug naar een eighties-roman, en het lockdowneske verhaal dat makers Jorgen Cassier en Koen van Kaam daaruit plukten, is voer voor zo’n eenzame geluidsdrager.
Alleen op de wereld
Als basis dient Wittgenstein’s mistress (1988), een experimenteel cultboek van de Amerikaanse auteur David Markson. Daarin slechts één personage: Kate, een kunstschilder van circa vijftig jaar oud en de laatste mens op aarde. De reden kom je niet te weten. Wat je wel weet: behalve de mensen is alles intact gebleven, zodat Kate zich vrijelijk over de wereld kan bewegen. Zo trekt ze van museum tot museum, waar ze verblijft en de houten lijsten van de schilderijen verbrandt.
In Kates tapes away (en het boek) bevindt de vrouw, vertolkt door Sofie Decleir, zich weer thuis en spreekt ze op cassettes losse zinnen in. Het zijn mijmeringen, observaties, soms halve anekdotes. Van schilder over schrijver tot klassiek personage. Alsof ze een wereldrecord namedropping wil vestigen, ware zoiets niet overbodig op een lege planeet. Het enige wat je in het nu trekt, en wat Kate een tijdsindicatie geeft, zijn haar menstruaties, die steeds minder maat houden.
Taal zonder fundament
Het is ook het ontbreken van een structuur dat deze kale luisterervaring zo taai maakt, waardoor je gaandeweg de aandacht verliest. Dat hoort er enigszins bij, want de gefaalde poging tot communicatie is de crux van deze monoloog. Daarom ook refereerde Markson aan Ludwig Wittgenstein, die in zijn latere geschriften de sociale context van taal ging benadrukken. Op deze eenzame bol is er geen toehoorder en dus ook geen gedeelde realiteit om via taal connectie te maken.
Dat is wel wat Kate probeert. Wittgensteins
motto indachtig (‘Waarover men niet kan spreken, moet men zwijgen’), overdenkt en corrigeert ze haar zinnen voortdurend, om wat zich niet laat zeggen alsnog te verwoorden. In die onmogelijke strijd bewijst Sofie Decleir haar verfijnde verteltalent. Haar strijd, bedenk je tussen de weifelende spreekpogingen door, verklaart ook de verbrande lijsten: ze zijn een poging om de schilderijen uit hun kader en in de tijd te halen, zoals ook de cassette de taal alleen vasthoudt en nooit écht tot leven wekt.
Het is die tragiek, en die vluchtroute via de kunst uit de eenzaamheid, die aan Kates tapes away een bijzondere betekenis geeft. Maar dat gebeurt pas aan het eind, na vijf lange uren, die beslist meer dynamiek hadden kunnen gebruiken. Deze voorstelling slaagt dus eerder als conceptueel kunstwerk dan als theatrale beleving.
Deze kale luisterervaring wordt door het ontbreken van een structuur zo taai dat je gaandeweg de aandacht verliest