Kelners en flexi-jobbers slikken grootste inkomensverlies door corona
De gemiddelde werknemer verdiende vorig jaar 1 procent minder, maar onder dat cijfer zitten grote schommelingen verborgen. De grootste klappen vallen in de horeca en bij wie geen vast contract heeft.
In een vijver van gemiddeld 10 centimeter diep kun je verdrinken. Die statistische wijsheid dekt volgens onderzoekers van de KU Leuven goed de impact van de coronacrisis op de inkomens van werknemers. Eerder maakten ze al samen met hun collega’s van de UAntwerpen binnen het consortium Covivat de detailfoto van de lockdownmaand april (DS 9 januari). Nu maakte de groep rond professor economie André Decoster de oefening voor heel 2020.
Daaruit blijkt dat de buffers van de sociale zekerheid hun werk gedaan hebben. Zonder de ingeroepen systemen als tijdelijke werkloosheid, had de gemiddelde Belgische werknemer een inkomensverlies van 4,9 procent geleden. Dankzij de steunmaatregelen is dat slechts 1 procent. Meer nog: 64,4 procent van de weddetrekkenden leed helemaal geen inkomensverlies omdat ze niet of nauwelijks tijdelijk werkloos waren.
Dat betekent dat het inkomensverlies zich situeert bij 35,6 procent van de werknemers. Binnen die groep zijn de verschillen nog groot, zeker als je opsplitst per sector. De algemene trend: hoe langer iemand in tijdelijke werkloosheid zat, hoe groter het inkomensverlies. Een tijdelijke werkloosheidsvergoeding ligt immers nog altijd lager dan een regulier loon. Het is dan ook logisch dat de sectoren die lang gesloten bleven in 2020, zoals de horeca (-6,5 procent of 1.496 euro) en de kunstensector (-3,9 procent of 922 euro), de grootste nettoverliezen per werknemer slikken. Maar ook binnen die groep zijn er nog grote verschillen. De grootste slachtoffers waren de werknemers die vier dagen per week vast voor een horecazaak werken en één dag als flexiwerker in een andere zaak. Hun netto-inkomstenverlies kan oplopen tot 28,8 procent. Tegenover de flexibaan staat immers geen tijdelijke werkloosheidsuitkering en dus kregen ze geen compensatie voor dat verloren inkomen.
Lessen trekken
‘De coronacrisis was een grote stresstest voor de sociale zekerheid’, zegt Chris Serroyen, het hoofd van de studiedienst van het ACV. ‘Die heeft afgelopen jaar haar nut duidelijk bewezen. Maar we moeten ook lessen trekken uit wat minder goed liep. En dan hebben we het vooral over de mensen die een flexi-job hebben of met dagcontracten werken. Die vallen nu uit de boot.’ Om van een tijdelijke werkloosheidsuitkering te genieten, heb je namelijk een lopend arbeidscontract nodig. ‘Wie met precaire contracten werkt, heeft geen vast arbeidscontract en kon geen beroep doen op tijdelijke steun. Hij of zij kon wel op een klassieke werkloosheidsuitkering terugvallen, maar die ligt veel lager.’
‘De sociale zekerheid heeft vooral de werknemers beschermd die al goed beschermd waren’, merkt ook Stijn Van Houtven, medeauteur van de studie, op. ‘De coronaschok was heel asymmetrisch en trof vooral de sectoren waar de lonen al laag waren, zoals de horeca.’ Serroyen: ‘Een nettoinkomensverlies van 6,5 procent wordt veel harder gevoeld door mensen die al weinig verdienen. Het is vaak het verschil tussen de rekeningen wel of niet kunnen betalen.’ Voor Serroyen is het duidelijk wat er moet gebeuren. ‘Het systeem van de flexi-jobs moet afgeschaft worden, de precaire contracten moeten verbeterd worden.
Politieke discussie over financiering
Het statuut van de flexi-jobbers, waarbij een horecazaak veel minder belasting moet betalen op het loon van mensen die maar enkele uren per week flexibel ingezet worden, kwam er als compensatie voor de witte kassa in de horeca. Vreest Serroyen dan niet dat een duurder statuut de al geplaagde horecaondernemers nog meer op kosten jaagt? ‘Horecajobs zijn niet gevoelig voor buitenlandse concurrentie, dus je kunt de prijzen makkelijker optrekken. Je moet wel de oneerlijke concurrentie uitschakelen van bijvoorbeeld de leveranciers van afhaalmaaltijden die werken met platformwerkers en geen normale bijdragen betalen.’
Van Houtven gaat niet zover als Serroyen. ‘Er zijn nog werknemers die van kortingen in de sociale zekerheid genieten en toch hun volle rechten hebben. Dit wordt vooral een politieke discussie over wie van de sociale zekerheid geniet en hoe je die financiert.’
‘De sociale zekerheid heeft vooral de werknemers beschermd die al goed beschermd waren’
Stijn Van Houtven Onderzoeker KU Leuven
Als ceo van Horeca Vlaanderen voert Matthias De Caluwe een dagelijks gevecht voor het overleven van zijn sector.
’s Ochtends een koffie in bar Black & Yellow op het Antwerpse Eilandje. Daar zal Matthias De Caluwe, de ceo van Horeca Vlaanderen, zijn dag mee beginnen op het moment dat de horeca de deuren weer helemaal mag openen.
De 38-jarige De Caluwe leidt de sectororganisatie door een crisis zonder voorgaande. Het heeft van hem een bekende naam gemaakt. Een onderzoek van de Universiteit Antwerpen plaatst hem in de top twintig van mensen die de meeste minuten krijgen om hun zegje te doen over de coronacrisis in de tv-journaals. Op de kabinetten spreken ze hem ondertussen aan met zijn voornaam en zijn digitaal adresboekje puilt uit.
‘Ik ben onder de indruk van de standvastigheid en gedrevenheid waarmee hij iedere dag aan de slag gaat’, zegt Filip Vanheusden, voormalig voorzitter en lid van de raad van bestuur van Horeca Vlaanderen. ‘Hij bijt zich vast in dossiers en gaat niet weg voor er resultaten zijn.’ De sollicitatie van De Caluwe, ruim drie jaar geleden, zal Vanheusden zich nog lang heugen. Hij diende zich aan met een hersenschudding na een ongelukje thuis. ‘Maar hij wilde die afspraak niet verzetten.’
De keuze voor De Caluwe maakte deel uit van een denkoefening over de toekomst van de federatie. Zijn voorganger, Danny Van Assche, had een politieke en academische achtergrond, De Caluwe is veel meer marketeer en ondernemer. ‘Hij slaagt erin onze boodschap helder te krijgen’, zegt Vanheusden. ‘Dat mag je niet onderschatten. Onze achterban bestaat uit zowel caféuitbaters zonder personeel als hotelketens. Het is moeilijk om voor iedereen goed te doen.’ Daardoor krijgt hij – bij momenten scherpe – kritiek over zich heen, ook uit eigen gelederen. Zo wordt hem wel eens verweten dat hij te veel op de lijn van de regering zit. En soms ook het omgekeerde.
Hij is wel wat gewend. De Caluwe werkte op het moment van zijn sollicitatie eind 2017 als ceo van zijn eigen strategisch adviesbureau Nexiris, gericht op sport en entertainment. Hij begeleidde in die rol onder meer de verhuis van het festival Laundry Day naar de Antwerpse Linkeroever. Niet alle buurtbewoners zaten daarop te wachten.
Blauw paradijs
Hij deed overigens al op jonge leeftijd ervaring op in de festivalwereld. In 2000 was hij de pr-verantwoordelijke van Blue Paradise Weekend, een klein festival in Kapellen. Het idee daarvoor was ontstaan aan de toog van Café Verli, waar de lokale liberalen graag samenkomen. ‘De gemiddelde zeventienjarige zou het koude zweet uitbreken als hij de media te woord moet staan. Matthias niet. Hij was daarvoor gemaakt, hij genoot ervan’, zegt Pieter Kuylen, een van de andere organisatoren.
Die vlotte babbel was de liberale Kapelse burgemeester en voormalig Vlaamse viceminister-president Dirk Van Mechelen niet ontgaan. De Caluwé kwam in zijn gemeenteraad in 2013 en nam ontslag toen hij ceo werd. ‘Ik ben al van in het begin een believer in hem. Hij werd weleens gepercipieerd als een spring-in-’t-veld met veel uitspraken, maar hij doet wat hij zegt, hij is correct en hij onderbouwt zijn analyses met cijfers. Dat combineert hij met een goede mediafeeling’, zegt Van Mechelen.
De twee zijn al eens samen naar de voetbal geweest. Dat is geen toeval. Bij Germinal Beerschot Antwerpen had De Caluwe zijn eerste echte job in 2005. Hij ontfermde zich er onder meer over de communicatie, de public affairs en de marketing. De Caluwe: ‘Daar heb ik voor het eerst geleerd over crisismanagement en crisiscommunicatie.’ Zelf voetbalt hij nog bij de lokale club Noorse SV, al staat hij niet bekend als erg technisch onderlegd. De Caluwe: ‘Maar wel strijdbaar. (lacht)’
Die strijdbaarheid wekt soms ergernis op. Niet al zijn uitspraken vallen even goed, bijvoorbeeld toen hij onlangs zei dat er geen nieuwe versoepelingen mogen zijn als de horeca niet open mag in mei, omdat de cijfers slecht blijven.
Hij ziet het zelf als zijn grootste sterkte en zwakte, hij geeft zich altijd 300 procent: ‘Mijn papa, dirigent Dirk De Caluwé, zei dat iedereen altijd de beste voorstelling verdient. Ik wil dat ook realiseren. Ik werk daar heel hard voor. Mensen mogen dat van me verwachten. Maar ik kan niet altijd garanderen dat alles lukt.’
Stijn Cools
Op de kabinetten spreken ze Decaluwe ondertussen met zijn voornaam aan, zijn digitale adresboekje puilt uit