Een sportjaar in het rood
Dik één jaar na het begin van de pandemie kijkt ook de sportwereld terug. Aan de top van het voetbal of wielrennen schitterden dezelfde sterren als voorheen, maar onder die elite zochten jongeren naar motivatie en kreunden kleine verenigingen. Vier sportpsychologen meten de schade op. 1. Topsport lijkt immuun
Was het afgelopen sportjaar anders dan gewoonlijk? Typische thuisploegen als het Duitse Borussia Dortmund of het Engelse Liverpool verloren zonder hun supporterslegioen veel meer thuismatchen dan gewoonlijk. In de Nederlandse Eredivisie is het aantal gele kaarten voor bezoekers met 42 procent gedaald. En toch wordt Club Brugge in België opnieuw kampioen, net als Bayern München in Duitsland, Ajax in Nederland en Paris Saint-Germain in Frankrijk. In Spanje en Groot-Brittannië wisselen dezelfde topploegen elkaar af, zoals ze al jaren doen. Corona was dus ‘een geslaagde stresstest’, aldus Club-voorzitter Bart Verhaeghe in De Tijd: de content wordt geleverd, het contact met de fans gebeurt online en een-op-een, de meeste clubs bleven overeind. Viktor Van der Veken: ‘Een kapitaalkrachtige en stabiele vereniging blijkt een lange pandemie te kunnen opvangen. Ondanks de lege stadions, de coronabesmettingen en het grote inkomensverlies zijn de machtsverhoudingen in het topvoetbal dezelfde gebleven. Dat wil men ook: professionalisering is erop gericht om de topsportwereld immuun te maken voor externe factoren.’
Jef Brouwers: ‘Het verschil tussen winnaars en verliezers wordt niet bepaald door de trainer alleen, maar door de kwaliteit van de spelers en de graad van professionalisme. Dat zie je in alle sporten. Kijk naar Union, dat naar de Jupiler Pro League promoveert: professioneel geleid, financieel ondersteund en een topcoach. Dat succes is voorspelbaar en aantrekkelijk. Afgelopen jaar maakte meer dan ooit duidelijk dat topsport niet over emotie, maar over business gaat. 80 procent van de Japanse bevolking wil geen Olympische Spelen, en toch zullen ze doorgaan, net zoals de grote competities en wielerwedstrijden alleen doorgingen vanwege de financiële belangen.’
2. Elk nadeel heb se voordeel
Paul Lambert, manager van de Britse traditieclub Ipswich Town, denkt dat de coronacrisis impact zal hebben: ‘Wanneer het leven opnieuw normaal is, zal voetbal erop vooruitgegaan zijn. Ik verwacht een omkering van het machtsevenwicht dat al veel te lang verkeerd zit. Spelers en makelaars zullen clubs niet meer kunnen gijzelen wanneer een contract moet worden afgesloten.’ Viktor Van der Veken: ‘Ik verwacht na de terugval een compensatie-effect. Elke tegenslag is een kans om nieuwe zaken te ontwikkelen. Mensen willen blijven sporten: kijk hoe het fietsen nu boomt. ’
Kris Perquy: ‘De Chinese voetbalbond heeft ons om advies gevraagd om coaches te helpen alert te zijn voor signalen van mentale problemen bij spelers door corona, en om tools aan te reiken om in dialoog te gaan met die spelers. Ik denk dat veel verenigingen daar wel bij stilgestaan hebben, en dat zal in de komende jaren zeker een positief effect hebben. We moeten immers verder gaan dan alleen tactische en fysieke
Caroline Jannes begeleiding: er is een verbinding nodig met wat in de samenleving gebeurt. Daarom vind ik het goed dat jonge spelers, die normaal zo gesoigneerd worden door clubs dat ze alleen doen wat van hen verwacht wordt, nu zélf moesten nadenken over wat ze nodig hebben om zich te ontwikkelen. Door hen te leren hoe ze de dingen wél kunnen controleren, vergroten we hun autonomie.’ Caroline Jannes: ‘We hebben prikkels nodig. Hopelijk mogen we zo gauw mogelijk weer kleine wedstrijden toelaten, zodat sporters kunnen checken hoever ze staan en plezier hebben. En we moeten in deze moeilijke periode meer dan ooit de zorg blijven bewaken. De bonden moeten voor alles creatief contact houden met de leden.’
Kris Perquy: ‘Op het vlak van digitale marketing was er nog een serieuze weg af te leggen om de fans aan de clubs te binden. Wat dat betreft, denk ik dat de plannen van veel clubs het afgelopen jaar in een stroomversnelling geraakt zijn, en dat we dat de volgende jaren zullen opmerken.’
‘Normaal helpen wij mensen die al goed functioneren hun prestaties nog te verbeteren. Nu zie ik mensen die in de put zitten, eenzaam zijn of een burn-out hebben’ Sportpsychologe
3. Angst achter de schermen
De Nederlandse profvoetballer Gregory van der Wiel getuigde in no
vember over paniekaanvallen en angstgevoelens nadat hij niet meteen een nieuwe club had gevonden. Hij ervoer ze al voor de pandemie, maar ze zijn erg herkenbaar. ‘Ik ging van een routinematig leven van elke dag trainen en elke week wedstrijden spelen naar een leven zonder doelen of routine. Zes maanden later begonnen mijn paniekaanvallen.’ Dat een topsporter zich kwetsbaar opstelt, is zeldzaam.
Viktor Van der Veken: ‘Ik heb meerdere sporters in behandeling die vechten met angsten voor het onbekende, voor een besmetting en voor hun vormpeil. Vooral opvallend is de toegenomen vraag naar zingeving, soms gekoppeld aan schuld- en schaamtegevoelens, omdat ze ongevraagd in een bevoorrechte positie zitten, maar toch niet bij hun oma op bezoek gaan. Ik gebruik dat als een mentale techniek om hun motivatie stabieler te maken. Er gebeurt zoveel waar we niets aan kunnen doen, en waardoor je je steeds kleiner voelt. Het is zaak om je opnieuw af te vragen wat je zelf wél kan doen.’ Caroline Jannes: ‘Dit is inderdaad een ongewone situatie. Normaal helpen wij mensen die al goed functioneren om hun prestaties nog te verbeteren. Nu zie ik mensen die in de put zitten, eenzaam zijn of een burnout hebben. Zij willen terug naar een gewoon niveau van welbevinden. Dat vereist een heel andere aanpak van ons.’
Kris Perquy: ‘Dat het “allemaal niet zo erg is”, hoorde ik weleens van sporters. Ze zien hoe snel collega’s van een besmetting herstellen, en hebben er moeite mee om te aanvaarden dat ze elkaar niet mogen omhelzen na een doelpunt. Ik begrijp
Jef Brouwers het wel: ze worden al zoveel gecontroleerd in hun bubbel en ze willen vieren waar ze een hele week naartoe werkten. Maar ik probeer dan toch hun realiteitsbesef te vergroten.’
4. Jongeren haken af
Buiten het wereldje van de gevestigde topsport sloeg de pandemie wel blutsen, zeker bij de jonge talenten, voor wie er vaak geen wedstrijden en zelfs trainingen meer mogelijk waren.
Caroline Jannes: ‘Atleten kregen onregelmatig vreemde trainingen of moesten op ongewone plekken gaan lopen: ik ken er die stiekem hun eigen clubfaciliteiten gingen gebruiken. Ze zien hun vrienden niet meer en moeten intussen online blijven studeren. Er waren zo weinig wedstrijden dat ze soms maar één kans kregen om een limiet te halen, met alle stress van dien. Dan crashen ze, en zie je het verdriet, de angst en díé grote vraag: “Kan ik het nog?”’
Kris Perquy: ‘Jonge voetballers moeten jarenlang aan de weg timmeren en in het voorbije jaar hebben voetbaltrainers meer gekozen voor ervaring. Dat doet hen twijfelen. Bij de amateurs is dat nog pijnlijker: sommigen kunnen doortrainen in bubbels, maar anderen hebben maandenlang geen contact gehad met hun clubs. Motivatie haal je uit de positieve routine, die je helpt je droom waar te maken. En net die ontbrak. Het risico dat nogal wat jongeren aan het afhaken zijn, is reeel.’
Viktor Van der Veken: ‘De drop-out is al bezig en sommigen zullen niet terugkomen. Als je als zwemmer, ruiter, voetballer, schermer … geen perspectief hebt om een plek te veroveren, ongeacht je vele inspanningen, moet je sterk staan om al die opofferingen te blijven doen. Pubers en adolescenten gebruiken sport om aan hun identiteit te bouwen, door zich een positie te verwerven in een groep. Dat proces heeft grote vertraging opgelopen – misschien zelfs een definitieve.’
Caroline Jannes: ‘De eerste lockdown had ook positieve kanten, er waren energie en veerkracht, maar de tweede heeft héél lang geduurd. En jongeren hebben het gevoel dat ze hun keuzes nog moeten maken. Moeten ze nog voortdoen als ze niet weten waar ze staan? Is hun lichaam nog even fit? Trainen ze op de juiste manier om atletisch te groeien? Dat is wat ik hoor. Velen twijfelen nu hard of ze zullen voortdoen.’
5. Het (flauwe) surrogaat voor de twaalfde man
Op zijn piekmoment haalde de Ronde van Vlaanderen een marktaandeel van 86,4 procent, of bijna anderhalf miljoen kijkers. En matchen van Anderlecht en Club Brugge trokken gemiddeld bijna 200.000 tvkijkers. Heeft televisie het in het afgelopen jaar overgenomen van de livebeleving?
Viktor Van der Veken: ‘Het klopt dat het publiek niet zo’n belangrijke rol speelt voor de prestatie van sporters, maar sport is voor fans wel een grote bron van plezier, en op televisie was dat niet hetzelfde. Omdat er niets anders was, konden mensen zich daarmee verzoenen, maar je voelt je niet écht verbonden, en verbinding is waar we naar snakken.’
Jef Brouwers: ‘Ik vind televisie geen flauw surrogaat. Integendeel, het is een comfortabele beleving die vaak nog een emotioneel verlengstuk krijgt op de sociale media. De mens moet zich aanpassen, en kijk: meer mensen dan ooit hebben familiaal gekeken naar de koers, het voetbal, enzovoort. Maar om echt gelukkig te zijn, moeten we autonoom kunnen handelen en een connectie hebben met anderen. Wat we het afgelopen jaar verloren, is de gemeenschappelijkheid van samen emoties te beleven: dat is de échte social distance van deze tijd.’
Kris Perquy: ‘Ook de spelers willen de toeschouwers zo snel mogelijk terug. Het thuisvoordeel mag dan niet zo groot zijn, de sporters missen vooral de beleving. En ik ook. Ik heb vier jaar geleden in het stadion van Barcelona de remontada tegen PSG meegemaakt (6-1-winst na een 4-0verlies in de heenwedstrijd, red.). Ik was erbij, mét anderen: dat zijn twee essentiële factoren die je niet hebt in je living. Sportverenigingen moeten daarom veel meer inzetten op de beleving van hun fans.’
Peter Vantyghem
‘Wat we het afgelopen jaar verloren, is de gemeenschappelijkheid van samen emoties te beleven: dat is de échte van deze tijd’ Sportpsycholoog