Wie niet WAGt … D
at Noa Lang deze zomer aan een exotisch strand ligt, in plaats van kriskras over het Oude Continent te vliegen om met het Nederlands elftal een gooi te doen naar de Europese titel, is de schuld van Ruud Vormer.
(Goedkoop is hij niet, de cursus ‘splijtende eerste zin voor columnisten’, maar dan heb je ook wat.)
Stel dat je geen Beneliga maar een Beneploeg zou maken, dan zou het verdedigende deel vooral uit Nederlanders bestaan en het aanvallende compartiment uit Belgen. En op het middenveld zou Frenkie de Jong in dienst spelen van Kevin De Bruyne, maar dat is een ander verhaal. Is het dan niet vreemd dat, mocht Noa Lang Belg zijn, hij met zijn prestaties welhaast zeker een plaatsje in de EK-selectie van de Rode Duivels zou verwerven? Net daar waar de weelde is? En dat dat bij Oranje niet zal gebeuren, al heerst daar voorin relatieve schaarste?
Onze noorderburen zijn best kritisch over hun eigen eredivisie – met een overdosis zelfspot dopen ze die om tot ‘Mickey Mouse League’ – maar het blijven mensen, in wier natuur het ligt om op zoek te gaan naar iets waar ze zich boven verheven kunnen voelen. Ze kijken zuidwaarts over de grens, en ontwaMidden ren een competitie die ze nog het liefst als de ‘Goofy Liga’ zouden omschrijven.
Die perceptie wordt nog het meest gevoed door Ruud Vormer, de éminence blonde van de Hollandse enclave in Brugge. Toen hij in 2014 Feyenoord verliet en bij Club neerstreek, was er geen Nederlander die daar een traan om liet. Vormer was quantité négligeable in eigen land. Dat het lelijke eendje uit een sterk vervuilde Rotterdamse havengeul zich aan het Minnewaterpark ontpopte tot een sierlijke zwaan, is voor Nederlanders te zeer een sprookje om er ook daadwerkelijk in te geloven. Die competitie moet wel inferieur zijn, redeneren ze, als ze Vormers statistieken bij Club Brugge onder de ogen krijgen.
in de diepe crisis van Oranje zakte toenmalig bondscoach Ronald Koeman wel naar West-Vlaanderen af, en verwaardigde zich zelfs om Vormer op te roepen. Vier interlands trok de Brugse aanvoerder redelijk zijn streng, de laatste in september 2018. Maar het besef groeide dat hij bij Oranje nooit het statuut van waterdrager zou ontstijgen. Vormer trok zijn conclusies, koos voor Club Brugge, en laadt nu tijdens interlandperiodes zijn batterijen op. Thuis, gezwind in het Zwin.
Ook Bas Dost, intussen al een paar maanden in Brugge aan de slag, bedankte voor de eer, na achttien caps. Eén keer scoorde hij, in een oefenwedstrijd tegen Wales. Dost voelde nooit vertrouwen, zelfs als breekijzer werd hij afgerekend op zijn houterige stijl, roezemoesden de tribunes wanneer een bal van zijn voet wegsprong, werd hij genadeloos afgemeten op de schaal van Marco van Basten, Dennis Bergkamp, Patrick Kluivert en Robin van Persie. Een vreselijk strenge meetlat, waarop Dost hoogstens tot het streepje van ordinaire goaltjesdief reikt.
Stefano Denswil schopte het nooit tot international, en dat zal ook in de toekomst zo blijven. Hij zit in Brugge op de bank en is voor eeuwig en drie dagen gebrandmerkt door de bekerfinale van 2014: Ajax verloor die met 1-5 van PEC Zwolle, een historische oplawaai die de verdedigers van toen is blijven aankleven.
Vervlogen zijn de tijden waarin zwart geld het Belgische voetbal boven zichzelf deed uitstijgen, met Nederlanders die hier net zo makkelijk door de mazen van vijandelijke defensies als door die van de belastingwetten gleden – de Dagobert League. Nooit was Oranje dichter bij een wereldtitel dan in Argentinië, toen Robbie Rensenbrink in de laatste minuut een bal tegen de paal tikte. Hij voetbalde toen voor Anderlecht, net als Arie Haan die die dag ook op het veld stond. Twaalf jaar later, toen Holland in Duitsland Europees kampioen werd, was de linkerflank van Belgische makelij: Adri van Tiggelen en Erwin Koeman speelden een fantastisch toernooi, trokken hun prestaties van bij Anderlecht en KV Mechelen door bij hun nationale ploeg.
Die kruisbestuiving tussen de Belgische competitie en Oranje viel stil. De laatste Nederbelg die de selectie voor een groot landentoernooi haalde, was Anderlechtaanvaller Johnny Bosman, in 1994, en hij kreeg in Amerika geen minuut speeltijd. Twee jaar eerder, op het EK in Zweden, moest Buffalo Eric Viscaal het met een invalbeurt van tien minuten stellen.
Zevenentwintig jaar moet Noa Lang dus zien te overbruggen. En evenveel ton scepsis. Akkoord, hij is doorgestuurd bij Ajax en een uitleenbeurt aan Twente was geen groot succes. Maar Twente was een zwalpend schip, en Ajax is niet meer de opleidingsclub van weleer. De eigen talenten worden in Amsterdam gebarreerd door peperdure aankopen.
Lang heeft bij zijn nationale ploeg vijf concurrenten voor de rol van winger/vrijbuiter: Ryan Babel, Quincy Promes, Steven Berghuis, Cody Gakpo en Calvin Stengs. Die laatste twee zijn de meest beloftevolle en Stengs is bovendien het vriendje van Beau de Boer, dochter van de bondscoach.
Wij, volgers van het Belgische voetbal, hebben mooi praten, kunnen nog honderd keer vertellen dat Club Brugge het Ajax van België is, dat Philippe Clement zijn ploeg op een in deze contreien ongeziene manier laat voetballen, met Hollandse branie. Wij kunnen uitschreeuwen dat Simon Mignolet de beste keeper in de Lage Landen, Clinton Mata een fenomeen en Hans Vanaken ondanks zijn lengte geen Goofy is, enzovoort. Ze zullen schamper grinniken, en in Vormer, Dost en Denswil een bewijs voor hun gelijk zien.
Er was, bij gebrek aan Beneliga, maar één mogelijkheid om onze noorderburen overstag te doen gaan: de Europa League. Een treffen tussen Club en Ajax had Lang kunnen opstuwen in de vaart zijner volk. Helaas heeft het coronavirus daar anders over beslist. Het velde Clubs vedette, en dus ook zijn team tegen Dynamo Kiev.
Er rest Noa Lang nog slechts één optie. Beau heeft twee zussen, Jacky en Romy.
Stel dat je geen Beneliga maar een Beneploeg zou maken, dan zou het verdedigende deel vooral uit Nederlanders bestaan en het aanvallende compartiment uit Belgen