Na het kolkende water, een golf van solidariteit
Het medeleven met de slachtoffers van de watersnood is enorm. Depots kunnen de toevloed aan spullen amper aan, vele helpende handen melden zich. ‘Ik moet vandaag niet werken, dus ben ik hier.’
In Pepinster was de eerste golf er een van verwoestend water. De tweede werd er eentje van nationale solidariteit. Ze rolt zich als een warm deken over de zwaar getroffen gemeente uit.
‘Het is hartverwarmend’, zegt Virginie Gillet, in een lokaal gemeenschapscentrum, net buiten de straal van de verwoesting. ‘We zijn compleet overweldigd.’ Van over het hele land zakken burgers naar de uithoek af om hulpgoederen binnen te brengen.
An Mertens, een zestiger, is één van hen. Voor de ingang sleurt ze een wipstoel voor een baby en een set wandelkrukken uit haar auto. Haar zoon is tandarts in het centrum van Pepinster. De afgelopen dagen ging ze zijn praktijk poetsen die helemaal onder water heeft gestaan. ‘Wat ik daar zag, heeft me diep geraakt’, zegt ze. ‘Mensen die niets meer hebben, zoveel verdriet. Dus wil ik ze helpen.’ Dat het baby-wipstoeltje een emotionele waarde voor haar heeft, ontkent ze niet. Toch wil ze het schenken. ‘Als het mensen kan helpen, is dat belangrijker.’
Overvloed
Op het gelijkvloers puilt een zaal uit met waterflessen, melk, conserven, snacks en toiletpapier. Vrijwilligers maken pakketten klaar, en lopen af en aan om auto’s en bestelwagens te vullen. Die trekken naar het rampgebied, om ze te verdelen in de straten, of ze brengen leveringen naar een centraler depot in de gemeentelijke sporthal. Gillet, in normale tijden financieel directeur van de gemeente, coördineert de operatie. ‘We kunnen amper volgen’, zegt ze. ‘Dit depot zat al dadelijk vol. Ons tweede ook al. Nu hebben we een derde, en ook dat raakt stilaan vol.’
De inwoners van Pepinster hebben nu vooral voedsel en water nodig. Veel water, want ze zijn zwaar aan het werk met de opkuis bij hoge temperaturen, terwijl de waterleiding het niet doet. Gillet hoopt dat de steun ook de volgende weken aanhoudt. ‘Dan zullen er andere goederen nodig zijn.’
Kleding wordt intussen geweigerd, omdat de meeste slachtoffers dat niet nodig hebben. En ook al is veel hulp een daad van goedheid, toch maken sommigen ook misbruik van de inzamelingen. Om van hun oude rommel af te raken. ‘We moeten veel afval weggooien’, zegt Gillet met een zucht. ‘Parfumflesjes met slechts een bodempje erin. Of stokoude computers die niet meer werken.’
Intussen staat Pierre-François di Stefano (29) voeding, water en babyluiers uit zijn auto te laden. De hippe jongeman komt helemaal uit Brussel om te helpen. ‘Onze keuken stond laatst ook onder water’, zegt hij, om zijn empathisch vermogen te staven. ‘Wie er goed voorstaat, moet wie in de problemen zit helpen. Dat is hoe een samenleving hoort te zijn.’
Hij is niet van plan om snel te vertrekken, want een minuut later heeft hij zich bij Gillet al opgegeven om te helpen met het verdelen van de hulppakketten. ‘Er moeten 600 maaltijden worden verdeeld’, zegt hij met een zweem van plichtsbesef in de stem. ‘Het is zondag. Ik moet vandaag niet werken. Dus ben ik hier.’
Verbondenheid
Wat verderop, in het centrum, lijkt de apocalyps zich er te hebben voorgedaan. De schade is er niet te overzien. Maar ook in deze doffe ellende vormen de helpende handen vele lichtpuntjes. Zo rijdt een auto propvol waterflessen geduldig door de tot puin herleidde straten. De passagier, een gesluierde dame, deelt ze uit aan al wie ze tegenkomt.
Een sporthal die vorige week nog onder water stond, is nu een goed georganiseerd depot voor hulpgoederen. Vrijwilligers, waaronder veel jongeren, sorteren onophoudelijk de nieuw aangeleverde producten op de meterslange tafels. Anderen vullen zakjes met ‘bestellingen’, die getroffen inwoners kunnen doorgeven aan toegewijde scoutsmeisjes aan de ingang.
‘Wie er goed voorstaat, moet wie in de problemen zit helpen. Dat is hoe een samenleving hoort te zijn’
PierreFrançois di Stefano Vrijwilliger uit Brussel
Dat deed ook Joëlle Lemoine (65), een tengere dame, die zes literflessen water en een paar rubberlaarzen naar buiten sleurt. Haar huis heeft tot aan het plafond van het gelijkvloers onder water gestaan. Toch blijft ze positief ingesteld. ‘We leven nog’, zegt ze kranig. ‘Andere mensen zijn overleden of vermist. Dat is nog veel, veel erger.’
Achter haar lopen andere inwoners af en aan, met voedsel en water. Auto’s en bestelwagens met nieuwe leveringen komen toe. ‘C’est génial’, zegt Lemoine erover. Hoe weerzinwekkend de ramp ook is, de golf van solidariteit die erop volgt, stemt haar hoopvol. Zowel de hulp van burgers uit de rest van het land, als die uit eigen streek. Zo spreekt ze vol lof over een lokale bakker die zijn broden ging rondbrengen. Of een pizzeria die iedereen pizza’s bezorgde.
Intussen helpen de inwoners van Pepinster ook elkaar uit de brand. ‘Vroeger kende ik mensen van honderd meter verder amper met hun familienaam’, zegt ze. ‘Nu ken ik zelfs hun voornamen.’ De ramp zal de gemeenschap zo hebben veranderd, denkt ze. Ten goede. ‘Als dit allemaal achter ons ligt’, zegt ze glimlachend, voor ze weer naar haar gehavende huis trekt, ‘dan houden we allemaal samen een grote barbecue.’