Opnieuw betaalt de Maasvallei een zware prijs
WATEROVERLAST Kunnen we bij de watersnood in de provincie Luik nog van een natuurcatastrofe spreken? Geert Buelens vindt van niet.
Een natuurramp, aldus Van Dale, is een ‘ramp die het gevolg is van natuurgeweld’. De zondvloed die zich vorige week tussen Maas en Rijn voltrok, lijkt perfect aan die definitie te voldoen. Hier speelde een kracht waar dijken, huizen noch mensen tegen bestand bleken. De kracht was zo immens, het effect zo vernietigend dat al snel superlatieven werden bovengehaald om het gebeurde te duiden.
‘België beleefde de grootste natuurcatastrofe sinds mensenheugenis, zeg maar sedert zijn bestaan,’ stond zaterdag in het commentaar van deze krant (DS 17 juli). Wat het aantal dodelijke slachtoffers betreft, viel dat nog te bezien – toen hij dat schreef, lag het cijfer lager dan de 28 doden die in België vielen bij de Watersnoodramp uit 1953. Natuurlijk, elk slachtoffer is een tragedie, het geeft geen pas aan vergelijkend rampenonderzoek te doen.
Maar misschien doen we er wel goed aan om ons af te vragen of het woord ‘natuurcatastrofe’ hier nog van toepassing is. Zowat alle specialisten die de binnen- en buitenlandse media hierover aan het woord lieten, legden een verband met de klimaatopwarming. Hogere temperaturen veroorzaken extremere regenval. Acute wateroverlast zou dus weleens het nieuwe normaal kunnen worden.
Zo bekeken was dit dus een natuurramp die deels van menselijke makelij was. Voor die categorie bestaat bij mijn weten in het Nederlands nog geen woord. Misschien kunnen we ze ‘vooruitgangsrampen’ noemen, catastrofes die de tol symboliseren die de mensheid nog eeuwen zal moeten betalen voor het geloof dat we ons lot door wetenschap en techniek kunnen controleren. De slachtoffers van Minamata, Bhopal en Tsjernobyl horen op die lijst, samen met iedereen die ziek is geworden van asbest, de pcb’s van de dioxinecrisis en alle andere gifschandalen en dodelijke ‘beroepsziekten’ uit verleden en heden.
Helemaal bovenaan die lijst komen de tientallen landgenoten die officieel zijn erkend als de eerste slachtoffers van luchtvervuiling ter wereld. Ook zij woonden in de Maasvallei, in de buurt van Luik. In Engis stikten op windstille dagen eerst schapen en koeien. Vervolgens, begin december 1930, ook tientallen mensen. Op 8 december maakte Het Laatste Nieuws gewag van 70 doden door de ‘doodelijke mist’, volgens Gazet van Antwerpen waren het er meer dan 100. Ze vielen onder meer in Jemeppe, Flémalle en Seraing. Jonge meisjes, oud-mijnwerkers – gestikt na urenlange agonie.
Aanvankelijk leek de oorzaak een groot raadsel. Zelfs op de officiële gedenksteen spreekt men vandaag nog over een ‘atmosferisch ongeluk’. Alsof, zo noteert een verblufte Frank Westerman in zijn boek ‘Wij, de mens’ (2018), de slachtoffers vielen door ‘een gewone nevel van waterdamp’. Maar dat was natuurlijk niet zo. Het was niet de mist die dodelijk was, maar de industrie – meer bepaald ammoniak en zwavelverbindingen uit de talrijke fabrieksschoorstenen die
De moderniteit bracht ons hogesnelheidstreinen en covidvaccins, maar ook smog, gif, verstikking en de opwarming van de planeet’
door de dichte mist gevaarlijk lang in de vallei bleven hangen. Tragisch, maar geen dwingende reden om de industrie beperkingen op te leggen, vond de overheid.
In september 1933, november 1934 en september 1938 herhaalt het fenomeen zich. Nog in september 1972 sterven er dieren in Engis, verliezen bomen hun bladeren en komen kinderen brakend en met acute astma-aanvallen van school. Pas in de jaren negentig komt er apparatuur om de giftige uitstoot te monitoren.
In het indrukwekkende doctoraat dat hij aan de universiteit van Straatsburg over de ‘moordende mist’ schreef, benadrukt Alexis Zimmer de tol die gewone mensen moesten betalen voor de moedwillige nalatigheid van industriële en politieke leiders. Het is een geschiedenis die, zo beschouwd, nog lang niet voorbij is.
Veel inkt is er de afgelopen jaren gevloeid over de vraag of en hoe een historische canon zou kunnen bijdragen aan een gevoel van gedeelde geschiedenis.
Gemeenschapsvorming is uiteraard van belang, maar als we als gemeenschap – en bij uitbreiding: als mensheid – een toekomst willen hebben, dan zullen we ons vooral scherper bewust moeten zijn van het tweesnijdende zwaard dat de moderniteit is. Ze bracht ons hogesnelheidstreinen en covid-vaccins, maar ook smog, gif, verstikking en de opwarming van de planeet.
Dat telkens de Maasvallei zo wordt getroffen – een van de bakens van de industrialisering in België – is van een gruwelijke symboliek. Schoolreisjes kunnen misschien voortaan het hellend vlak van Ronquieres en de stuwdam van Gileppe overslaan en een bezoek brengen aan Engis en Pepinster: de plekken van de eerste en meest recente vooruitgangsrampen van ons land.