Labelen en laten labelen
Yves Petry betreurt dat het eenzijdige gedachtegoed van activisten steeds meer weerklank krijgt. Groepsdenken leidt tot groepsdwang en maakt niemand werkelijk vrij.
Schrijver en filosoof.
Ik spreek – en schrijf – en slaak hier een soort van noodkreet in naam van de kleinste, de kwetsbaarste en de minst geziene minderheid van alle minderheden, meer bepaald het ik. Want wij, ik dus, moeten met lede ogen vaststellen hoe onze positie in zowel het publieke als het private leven steeds meer in het gedrang komt. In feite krijgen we nauwelijks nog de kans om ons te laten gelden als een reëel existerend iets.
Tegenwoordig is het al groepsbewustzijn wat de klok slaat, uit welke hoek de wind ook waait. Velen beweren ernaar te streven zichzelf te zijn, maar in de praktijk komt het er doorgaans op neer dat ze zich een identiteit aanmeten die niet alleen dient om een samenhorigheidsgevoel te smeden onder verklaarde gelijkgezinden, maar ook om zich te kunnen afzetten tegen andere zogenaamde identiteiten.
Wij, ik dus, herinneren ons nog een tijd waarin het, voor zover wij wisten, vooral in ultrarechtse middens gangbaar was om de behoefte aan ideologische opwinding te bevredigen door middel van collectieve zelfidentificatie en uitgesproken vijandbeelden. Maar vandaag bedient ook een luidruchtig deel van activistisch links zich zonder gêne of voorbehoud van die strategie. Ook in dat kamp zijn ze blijkbaar verslaafd geraakt aan de mentale luxe van een gelijk waarover je niet eens meer hoeft na te denken.
Bovendien vindt een overtrokken, eenzijdig gedachtegoed ook makkelijker weerklank in de mainstream- en zeker in de sociale media. Dat is van niet te onderschatten belang in tijden waarin het gewicht der gebeurtenissen en opinies grotendeels wordt afgemeten aan het aantal likes en klikjes dat ze genereren.
Het geslacht van engelen
Maar wij dan? Wij, ik dus, zijn ervan overtuigd dat groepsdenken tot groepsdwang leidt en uiteindelijk niemand werkelijk vrij maakt. Simplisme leidt misschien tot zekerheid, maar dat is steevast de zekerheid van een doodlopende steeg. Daarom ervaren wij het allerminst als vooruitgang dat genderactivisten pretenderen in de honderdduizendjarige chaos van de menselijke seksualiteit helderheid te kunnen scheppen op grond van een pas onlangs gemunt campusjargon van Angelsaksische snit, dat iets weg heeft van het dikdoenerige, pseudogeleerde Latijn uit vervlogen eeuwen. U weet wel, toen er nog niet over het geslacht van de mensen werd gehakketakt, maar over dat van de engelen.
Dikwijls bevindt hun toon zich ergens in het vocale register tussen pedagogische betutteling en hysterische beschuldiging. Ook dat doet denken aan de middeleeuwen – of anders aan de kleuterschool. Het liefst zouden wij, ik dus, daar op een gezond ironische manier mee omgaan en er ons zeker niet door op stang laten jagen.
Maar onwillekeurig worden we er toch ietwat kregelig van als we moeten meemaken dat, ook in de privésfeer en uitgerekend in kringen die zelfontplooiing hoog in het vaandel voeren, die kijfzieke genderscholastiek de status heeft verworven van een volstrekt serieus te nemen begrippenapparaat waarmee het onfatsoenlijk of zelfs onethisch is te spotten.
Loopbrug naar de maan
Neem nu die beruchte cisman waarvan de laatste tijd zoveel sprake is. Volgens sommigen een vreselijk dominante figuur die de wereld in zijn achterzak heeft zitten en maar met de vingers hoeft te knippen of hij wordt op zijn wenken bediend. De cartoonkapitalist gezeten op een zak vol poen en met een dikke sigaar in de mond is er niks tegen. Dat concept is ons inmiddels door een klein leger aan experts en journalisten ingeprent, al te vaak op een toon alsof het om een reële categorie zou gaan, een wetenschappelijk erkend en goed gedefinieerd fenomeen. Terwijl, welbeschouwd, de heer Cisman weinig meer is dan een ideologisch windei, een hol bedenksel, de steriele vrucht van hopeloos simplistische abstracties.
Ongetwijfeld lijkt het nu voor sommigen alsof ik zelf een cisman ben. Maar ze vergissen zich. Want diep vanbinnen voel ik mij geen man. Wie wel trouwens? Man-zijn is toch niets dan tijd- en plaatsgebonden flauwekul. Pure oppervlakkigheid. Daal wat dieper af in de dimensie van het ik, laat je
Cisman is weinig meer dan een ideologisch windei, een hol bedenksel, de steriele vrucht van hopeloos simplistische abstracties