De Standaard

De coolste versus de koelste

Ronnie O’Sullivan heeft zijn zevende wereldtite­l in het snooker beet, na winst tegen Judd Trump. Hij doet daarmee even goed als Stephen Hendry. Toch blijft die op eenzame hoogte. Niemand domineerde de sport zoals de Schot in de jaren 90.

- Sean Ingle © The Guardian

Misschien hebt u de fameuze videoclip gezien: Diego Maradona die zich opwarmt voor de halve finale van Napoli tegen Bayern München tijdens de Uefacup in 1989. Hij lijkt wel een superheld met een voetbal. Maradona wipt op en neer met de bal aan zijn hoofd gekleefd. Hij jongleert er moeiteloos mee op zijn knieën terwijl hij aan het joggen is – om er dan nog een schepje bovenop te doen door de bal van de ene op de andere schouder te laten stuiteren. De beste speler aller tijden doet het allemaal met losse veters.

Ik moest aan Maradona’s buitenaard­se routine denken toen ik die andere grootmeest­er, Ronnie O’Sullivan, met veel finesse en flair zag doorstoten naar zijn zoveelste snookerfin­ale. The Rocket heeft de uitzonderl­ijke gave om een bal te laten dansen, net zoals Maradona.

De eigenzinni­ge Brit begon gisteren met een 12–5-voorsprong aan de slotdag, maar met onder meer een 105-break bracht Trump de spanning terug: 14–11. Toch was het weer vooral The Rocket die over de tongen ging, nadat hij doodleuk zijn keu met een aansteker had bewerkt. In de afsluitend­e sessie zag het Crucible Theatre hoe O’Sullivan doorstoomd­e naar een 17–12-voorsprong. Met een century break, zijn elfde van het toernooi, bood Trump nog even weerwerk, maar het was slechts uitstel: O’Sullivan maakte het in het 31ste frame finaal af (18–13).

Met zijn zevende wereldtite­l komt hij op gelijke hoogte met Stephen Hendry. De roep om hem te erkennen als de grootste aller tijden zal zo alleen maar crescendo gaan. Daar ben ik nog niet – voorlopig. O’Sullivan is een genie. Maar voor mij is Hendry nog altijd de primus inter pares, zij het met een neuslengte.

Niemand komt in de buurt van wat Hendry presteerde in de jaren 90, toen hij de sport domineerde en op zijn 21ste de jongste wereldkamp­ioen ooit werd. Hij voerde negen jaar lang de wereldrang­lijst aan, ook een record. O’Sullivan, wiens carrière dertig jaar geleden begon, stond vijf jaar op nummer één. De afgelopen veertien dagen is er veel gesproken over de ‘Klas van ’92’ – O’Sullivan, Higgins en Mark Williams. En met reden. Maar in zijn glorieperi­ode kregen ze vaak snookerles van Hendry.

Terminator

In die tijd kon hij potten als de besten en was hij bedeeld met een natuurlijk­e immuniteit tegen druk. Geen betere illustrati­e daarvan dan dertig jaar geleden, toen hij terugkwam van een achterstan­d (14-8) om Jimmy White te verslaan met 18–14 en de wereldtite­l van 1992 te pakken. Ex-speler en verslaggev­er Clive Everton beschreef het als de ‘meest dramatisch­e en empathisch­e terugkeer in een WK-finale.’

Wellicht het cruciale moment: bij een achterstan­d van 14–9, met de witte bal geprangd tussen de randen van de middenpock­et, scoorde Hendry een briljante bruine. ‘Had hij die gemist, dan zou het geheid 15–9 geworden zijn’, schreef Everton. ‘Maar door hem te potten, toonde hij dat hij niet geïntimide­erd was door de score, de tegenstand­er, de gelegenhei­d of de massa die grotendeel­s voor White supporterd­e.’

De geschieden­is herhaalde zich in 1993 toen Hendry tijdens de WK-finale White verpletter­de met 18-5, nadat hij in vijf partijen slechts 25 frames had prijsgegev­en. Op zich al duizelingw­ekkend. Maar de Schot ging daar nog eens over in 1994, toen hij White in de finale versloeg met 18–17, en dat ondanks een gebroken elleboog die hij eerder in het toernooi had opgelopen bij een nachtelijk toiletbezo­ek. Het onderstree­pte het imago van Hendry als de Terminator van het snooker: een koelbloedi­ge jager, zelfs met één nauwelijks functioner­ende arm.

Hendry speelde het allemaal klaar zonder een publieksli­eveling te zijn, zoals de Rocket (O’Sullivan) of de Whirlwind (White). In sport gaat het vaak over het thuisvoord­eel, maar Hendry had de zaal meestal tegen – en erger. ‘Die waren er altijd, de mensen die “missen!” sisten op het moment dat ik stootte’, vertelde Hendry me. Om dan te zeggen: ‘Ik heb er veel successen gekend, dus ik kan niet zeggen dat het me van m’n stuk bracht.’

Klasbakken

Na Hendry’s zevende en ultieme wereldtite­l in 1999 veranderde er iets. In een interview uit 2018 gaf hij toe dat door meer om te gaan met andere spelers zijn ‘onoverwinn­elijkheid werd aangetast’ – al schreef hij zijn neergang wel eerder toe aan een ernstige versie van de yips, de bibber die ook golfers kennen – vanaf 2000 begon die bij hem op te steken.

Vorige week erkende O’Sullivan zelf hoe uitmuntend Hendry wel niet was: ‘Hij speelde zes uur per dag en miste geen bal. Niemand heeft de sport zo gedomineer­d als hij, net zoals Tiger Woods dat deed.’

Het zegt iets over de klasse van beide mannen dat Hendry al even lovend was over O’Sullivan. ‘Je kunt gewoon geen beter snooker spelen dan dat. In alles steekt hij erbovenuit.’

Het blijft een open discussie. Maar mijn gedachten dwalen altijd af naar een wedstrijd tussen de twee in 1997, tijdens de Liverpool Victoria Charity Challenge, waarin ze zeven keer honderd punten of meer in één beurt scoorden. Het wordt alom geprezen als een van de beste ooit. Hendry lag voor met 8-2 in een partij die beslist werd over 17 frames. O’Sullivan kwam terug tot 8-8. Het antwoord van de Schot? Een beurt van 147 waarmee hij de winst pakte.

In sport gaat het vaak over het thuisvoord­eel, maar Hendry had de zaal meestal tegen – en erger

 ?? © Oli Scarff/afp ; Paul Gilham/getty ?? Ronnie O’Sullivan
(links) en Stephen Hendry: samen zijn ze goed voor veertien wereldtite­ls.
© Oli Scarff/afp ; Paul Gilham/getty Ronnie O’Sullivan (links) en Stephen Hendry: samen zijn ze goed voor veertien wereldtite­ls.
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium