De rit naar het slachthuis is het nieuwe pijnpunt
Dierenartsen die toezicht houden in de slachthuizen, melden veel inbreuken tijdens het transport. Het zwaartepunt van dierenleed lijkt te verschuiven van de slachtvloer naar de rit ernaartoe.
In maart 2017 gingen beelden van Animal Rights viraal. Een maand lang had de dierenrechtenorganisatie undercover gefilmd in het Exportslachthuis in Tielt. Op de beelden was te zien hoe medewerkers varkens mishandelen voor en tijdens het slachten. De respons was enorm: 130.000 Belgen zetten hun handtekening onder een petitie om het slachthuis te sluiten, Delhaize stopte de samenwerking, Vlaams minister van Dierenwelzijn Ben Weyts (N-VA) legde strengere maatregelen op in de sector en liet alle Vlaamse slachthuizen doorlichten. De zaakvoerder en het bedrijf werden eind 2019 veroordeeld tot 16.000 euro boete, waarvan de helft met uitstel.
Sindsdien is de taak van de ‘dierenarts met opdracht’ (DMO) in het slachthuis aangescherpt. Die inspecteur is elke dag drie uur aanwezig en stelt een verslag op van de inbreuken tegen de voedselveiligheid en het dierenwelzijn. Vorig jaar waren dat er gemiddeld twee per dag. Uit de verslagen blijkt nu dat het zwaartepunt verschuift: de meeste inbreuken vinden vroeger in de keten plaats, meer bepaald tijdens het transport. De dierenarts stelt vast dat dieren eigenlijk niet vervoerd hadden mogen worden, omdat ze ziek of gewond zijn of niet meer zelfstandig kunnen lopen. Sommige dieren overleefden zelfs de rit naar het slachthuis niet.
Maar liefst 663 van de 757 inbreuken gingen over het transport, tegenover 70 overtredingen door het slachthuis, 24 over beide. In een op de drie gevallen werd een proces-verbaal opgesteld, waarvan 8 tegen slachthuizen en 71 tegen houders van dieren, maar het grootste deel (143) tegen transporteurs.
Voedsel gaat verloren
Het lijkt erop dat de heisa in Tielt zijn effect niet heeft gemist. Slechts 2 waarschuwingen en 21 pv’s gaan over de behandeling van de dieren in het slachthuis en tijdens het slachten. ‘De Vlaamse regering moet deze cijfers in handen nemen en met de transportsector samenzitten’, zegt Vlaams Ludwig Vandenhove (Vooruit), die de cijfers opvroeg. ‘Ook moeten de minister van Landbouw, Hilde Crevits (CD&V), en die van Dierenwelzijn, Ben Weyts, met de sector overleggen hoe men de mobiele slachtinstallaties kan inzetten zodat het dierenleed tijdens het transport wordt beperkt.’
Verzwakte dieren zijn voor een veehouder een moeilijke kwestie: een dier met pakweg een kwetsuur aan de poot is niet geschikt voor transport en als de wonde niet geneest, moet het op de boerderij geëuthanaseerd worden. Het kadaver wordt opgehaald en vernietigd. Dat betekent verlies voor de houder, maar ook het kostbare voedsel gaat verloren. In geval van een acuut ongeval kan er ook een noodslachting uitgevoerd worden.
Mobiele unit
Er is al langer sprake van een mobiele dodingsunit zodat niet alleen niet-transportwaardige, maar ook gezonde dieren op de boerderij kunnen worden gedood, waarna het naar het slachthuis wordt vervoerd voor verdere verwerking. Dat proefproject loopt nog. Bij een mobiele slachtinstallatie wordt het dier zowel ter plaatse gedood, verwerkt als versneden.
‘We zijn hier al vrij lang mee bezig’, zegt Paul Verbeke, ketenmanager bij BioForum, dat de proefprojecten begeleidt. ‘De uitvolksvertegenwoordiger dagingen zijn groot, zowel technisch, wetgevend als financieel. Vooral dat laatste blijft een heikel punt, zeker bij een mobiele slachtinstallatie: als iemand op weg gaat, de installatie opzet, het werk doet, alles opruimt en de administratie afhandelt, is die al gauw 10 uur aan de slag. Aan 30 euro per uur zit je aan 300 euro. En er zijn nog andere kosten. Breng je je dier naar het slachthuis, dan kost dat gemiddeld 150 euro per rund.’
Het probleem is zoals vaak helderder dan het antwoord. Paul Verbeke (BioForum): ‘Zet je een gekwetst dier op transport, dan is dat een marteling op het vlak van dierenwelzijn. De stress kan wegen op de kwaliteit van het vlees. Anderzijds wil je het vlees niet verspillen en moet het rendabel blijven – de consument wil betaalbaar vlees. Het is een moeilijk evenwicht.’
De heisa in Tielt lijkt zijn effect niet gemist te hebben. Slechts 2 waarschuwingen en 21 pv’s gaan over de behandeling van de dieren in het slachthuis en tijdens het slachten
Dat zegt ook Jos Van Thielen, docent dier en welzijn (Thomas More, KU Leuven). Hij gaf ten tijde van de heisa in Tielt bijscholing aan werknemers die met levende dieren omgaan. ‘De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) heeft per diersoort een rapport uitgewerkt dat beschrijft wanneer het transportwaardig is. Ook zij erkennen dat er een schemerzone is met twijfelgevallen, want veel hangt af van de context: hoelang duurt het transport, in welke weersomstandigheden … Ik merk dat dierenartsen hun oordeel de laatste tijd sneller laten overhellen naar “niet transportwaardig”.’