De Standaard

‘Picon drink je bij Gisèle, niet op een chic terras’

- REPORTAGE Steven De Foer Vanuit Oudkerque, Frankrijk

Wie Picon zegt, zegt Noord-Frankrijk, en werkmansca­fés. Wordt Picon, deze week verkocht aan het Campari-concern, na Aperol de nieuwe hit op chique terrassen? Welnee, zeggen ze bij Gisèle in Oudkerque. ‘Een Picon drink je in de juiste ambiance.’

In 1962 reageerde het Franse ministerie van Volksgezon­dheid woedend op Un singe en hiver met Jean Gabin en Jean-Paul Belmondo. De film was een dramatisch­e komedie en één grote ode aan stevig zuipen. Niet alleen dat onderwerp zat de minister dwars, maar ook de opzichtige promotie voor Picon als drankje voor échte venten. (Als Belmondo na een rel uit een café gezet wordt, zegt de waard: ‘Le Piconbière, ça pardonne pas. C’est de ça que mon pauvre papa est mort. Il n’y a rien de plus traître!’ (Picon met bier is gevaarlijk. Mijn arme vader is eraan gestorven. Niets is zo verraderli­jk, red.) Dat klinkt misschien niet zo wervend, maar dat het de jonge cinemagod Belmondo was die er zich lazarus aan zoop, maakte het cool.

Picon, dat vreemde drankje met bitterzoet­e smaak tussen citrus, kruiden en karamel in, bestaat al ruim een eeuw.

Vroeger werd het gedronken met spuitwater, melk, tonic of witte wijn – en dan vooral in het zuiden van Frankrijk. Maar de uitgekiend­e lancering van Picon als feestelijk­e toevoeging aan een gewoon pintje, sloeg aan in de bierdrinke­nde delen van het land: het noorden en het oosten. Zozeer zelfs dat Picon – nochtans hoofdzakel­ijk geproducee­rd in Marseille – vandaag zowat 70 procent van zijn 5 miljoen liter per jaar verkoopt in dat bierdrinke­nde noorden en oosten. En ook wel in Wallonië en in de Vlaamse grenszone met Frankrijk – langs de Schreve.

Salopettes in de stationsba­r

Veel Fransen beschouwen Picon bijna als een streekprod­uct, iets voor mensen die ch’ti spreken en flammkuche­n eten. Een hippe reputatie heeft het drankje nooit gehad. Het roept het beeld op van arbeiders in een salopette aan de toog van het stationsca­fé in de tijd van onze grootouder­s. Het nieuws dat de Campari-groep Picon voor 119 miljoen euro koopt van de Britse drankenmul­tinational Diageo, komt dus als een verrassing. De Italianen zijn meesters in de marketing, dat bewezen ze al toen ze in 2003 Aperol kochten. Dat bittere drankje werd toen alleen in de Veneto gedronken. Minder dan twintig jaar later wordt het geserveerd op terrassen in de hele wereld als hoofdbesta­nddeel van de Spritz, hét lichte aperitief van het moment. Aperol is het succesprod­uct van

Gisèle (87) de multinatio­nal geworden. Willen de Italianen met Picon de stunt herhalen?

In Au Saint Eloi, in Houtkerque in Frans Vlaanderen, is het nieuws van de overname donderdagn­amiddag nog niet doorgedron­gen. De kleine en oergezelli­ge staminee – het huis uit 1668, de meubels uit de jaren 60 – is nochtans heilige grond voor Piconfans. Bazin Gisèle is 87 jaar en staat al achter de toog sinds haar 23ste, in 1958.

‘Je moet het graag doen, anders hou je het niet je leven lang vol’, zegt ze in het Frans. In het West-Vlaams kan ook, haar vader kwam uit Westrozebe­ke, maar haar Frans is wel een stuk beter verstaanba­ar.

De overname raakt haar koude kleren niet. ‘Het maakt voor mij niet uit wie die flessen verkoopt en eerlijk gezegd: La Voix du Nord en de regionale tv-zender maken veel spel van hoe ik mijn Picon maak, maar ik giet het ook maar gewoon uit.’ Gisèle is geen 87 geworden door zich veel te laten wijsmaken. En ze weet ook dat het na haar wellicht gedaan is met Au Saint Eloi, want geen van haar dochters of kleindocht­ers wil in haar voetsporen treden en wie neemt

‘De noemen ze de weg naar hier. Ze komen uit Valencienn­es en verder om het hier te komen drinken. Ik weet ook niet waarom’ Piconschen­kster par excellence

Het duurt vaak lang voor de handhaving­strajecten van kinderdago­pvang afgerond kunnen worden. Dat zei het agentschap Opgroeien in de onderzoeks­commissie Kinderopva­ng.

Het was niet het beste voorbeeld dat Ariane Vandenberg­he meebracht naar de onderzoeks­commissie Kinderopva­ng in het Vlaams Parlement, maar wel een realistisc­h. Een crèche die in oktober 2019 opende, kreeg pas in maart 2021 voor het eerst de inspectie op bezoek. Een erg ‘verlaat’ bezoek, ten gevolge van de pandemie. ‘Onder code rode mochten de inspecteur­s de opvang niet binnen’, zei Vandenberg­he, het afdelingsh­oofd handhaving­sbeleid binnen Opgroeien. Er werden behoorlijk veel en ernstige tekorten vastgestel­d: er heerste wanorde in de opvang, er lagen potentieel gevaarlijk­e objecten op de vloer, er was te weinig toezicht en de kinderen sliepen niet in veilige omstandigh­eden.

Gesprek van de laatste kans

Twee maanden later, in mei, legde een klantenbeh­eerder binnen Kind en Gezin het dossier ter bespreking voor aan het multidisci­plinaire team dat zich over complexe situaties buigt. Er werd een schorsing ‘met dringende noodzakeli­jkheid’ overwogen. Maar het zogenaamde ‘korte’ handhaving­sbeleid dat daarop volgde, nam nog een jaar in beslag. Na een eerste handhaving­sgesprek met de ondernemer­s, in juni, duurde het liefst tot oktober voor de Zorginspec­tie een tweede keer langsging. Er was enige vooruitgan­g, maar niet genoeg. Op 17 maart maakte Opgroeien het voornemen kenbaar om de vergunning op te heffen. Toeval of niet, dat was een dag nadat in ’t Sloeberhui­sje in Mariakerke een baby om het leven was gekomen.

De crèche uit het voorbeeld is nog altijd open. De organisato­r heeft zich tijdens het ‘gesprek van de laatste kans’ van goede wil getoond. Hij geeft zelf aan dat hij de organisati­e van een zelfstandi­g kinderdagv­erblijf niet aankan en wil aansluiten bij een dienst voor onthaaloud­ers. De beslissing tot opheffing van zijn vergunning is in de maak. Voor iets wat in het begin al niet goed liep, was dus een traject van 2,5 jaar nodig.

Vandenberg­he gaf toe dat er soms wat terughoude­ndheid is in verband met schorsinge­n, vanwege het risico op juridische procedures. ‘Al houdt dit ons, als het er echt op aankomt, zeker niet tegen.’

Wanneer gevaar?

Als er gevaar dreigt voor kinderen, wordt er sneller geschakeld. Parlements­leden vroegen Vandenberg­he naar de definitie van gevaar. Ze moest even zoeken. Het gaat over fysiek letsel dat niet verklaarba­ar is, over gebrek aan zorg bij ziekte of letsels en over foutief pedagogisc­h handelen, zoals vaak roepen tegen kinderen of ruw met hen omgaan. Celia Groothedde (Groen) merkte op dat dit laatste het geval was in ’t Sloebertje, dat toch niet op de radar van de overheid stond. Daar wilde Vandenberg­he niets over zeggen, omdat er een gerechteli­jk onderzoek aan de gang is.

Groothedde wilde ook weten waarom een teveel aan kinderen in de opvang niet als ‘gevaar’ geboekstaa­fd staat. ‘Iedereen weet dat het risico op incidenten groter is met minder begeleidin­g. Het gaat ook om goed pedagogisc­h handelen, wat moeilijk is met acht of negen kinderen per begeleider, en al helemaal als je in overtal gaat. Kinderopva­ng is niet per definitie oké als je kind ’s avonds fysiek ongeschond­en thuiskomt.’

 ?? © ?? Gisèle met Gaetan, een van de vaste klanten. ‘Ze is onze tweede moeder.’
Ivan Put
© Gisèle met Gaetan, een van de vaste klanten. ‘Ze is onze tweede moeder.’ Ivan Put

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium