Méér dan een kermis van kitsch en confetti
In 1986 zag ik Sandra Kim het Eurovisiesongfestival winnen met ‘J’aime la vie’, een wit jasje en een roze strikje. Het liedjesfeest was een jaarlijks hoogtepunt in mijn kinderbestaan, omdat ik laat mocht opblijven en omdat die kermis van kitsch en confetti mij fascineerde.
Dertig jaar eerder werd het muziekfeest voor het eerst georganiseerd. De Europese eenmaking trok zich aarzelend op gang en de zangwedstrijd, met toen zeven deelnemers, was een manier om kennis te maken met elkaars muziek. Erasmusuitwisselingen en Easyjet bestonden nog niet en op de televisie werden alleen programma’s uit het eigen land vertoond. De wereld was klein en werd dankzij het songfestival een beetje groter.
De liedjes mogen niet over politiek gaan, zeggen de organisatoren. In 2009 wilde Georgië meedoen met het nummer ‘We don’t wanna put in’. Volgens de zangers had dat niets te maken met de Russische leider, waarmee het land toevallig op gespannen voet leefde. De jury zag het anders en diskwalificeerde de song. Wie de boodschap een beetje subtieler verpakt, glipt er doorgaans wel mee door de mazen. Aan de lopende band worden er politieke meningen gesmokkeld in de teksten, in de kostuums of in de toeters en de bellen.
Niemand twijfelde er een seconde aan dat Rusland na de inval in Oekraïne uit het festival zou worden geknikkerd. Dat de rappers met hun fluit en roze muts zouden winnen, wist iedereen eveneens op voorhand. Dat de zege zo ruim was, sterkt regeringen overal in Europa in hun pro-Oekraïense beleid. Het brede publiek staat pal achter Kiev.
Het liedjesfestival is een competitie tussen landen, maar van een heel andere orde dan pakweg een voetbalkampioenschap. Supporters gaan niet vechten of schelden, maar geven punten aan de andere deelnemers. Landen die elkaar graag zien, belonen elkaar van harte met de douze points.
Het politieke karakter van het festival zit ook ergens anders: in de manier waarop landen en hun artiesten zich tonen aan de wereld. Soms is dat heel traditioneel. Dan krijgen we Portugese saudade, Frans chanson, Tirools gejodel of blazers uit de Balkan.
Meestal is het evenwel ingewikkelder en wordt het traditionele pad verlaten voor een drie minuten durend muzikaal traject vol verrassingen. Wie bij Israël denkt aan Joden met pijpenkrullen, verwachtte allicht niet dat het land een kwarteeuw geleden zou winnen met Dana International, een transvrouw in een periode waarin de meeste mensen nog nooit een transgender persoon van dichtbij gezien hadden. Wie Oostenrijk verbindt met alpenweiden en dartele meisjes met blonde vlechten, zag in 2014 met verwondering hoe Conchita Wurst, een Weense vrouw met een baard, de trofee binnenhaalde. Servië won bij zijn eerste deelname in 2007 met een powerballad van een lesbische zangeres, ook niet direct de meest voor de hand liggende associatie met dat land. En wat moesten we in 2006 in godsnaam denken van Finland? Het land waarvan we veronderstelden dat de vrouwenemancipatie er vergevorderd was, haalde het met Lordi, een verzameling luid brullende monsterlijke mannen.
Er zijn eindeloos veel voorbeelden van landen en artiesten die de clichés doorprikken en de platitudes aan hun laars lappen. Zo gaat het altijd op dit festival: er wordt een laagje weggekrabd en er verschijnt alweer een volgende verrassing. Artiesten zijn niet in hokjes te parkeren, en landen evenmin. Dat leert dit liedjesfeest ons steeds opnieuw.
Natuurlijk wordt er gefronst, gezucht en met het hoofd geschud, en toch blijven mensen massaal kijken, soms ongetwijfeld met gekrulde tenen, beide handen voor de ogen en vingers in de oren. Maar een programma dat jaar na jaar met tweehonderd miljoen kijkers flirt, is geen marginale freakshow. Dit is al vele decennia een onderdeel van hoe wij op dit continent collectief cultuur beleven, in een flamboyant spektakel vol diversiteit en talen, dubbele bodems en taboedoorbrekende taferelen. Waar maatschappelijke kramp en verstarring dreigen, biedt het festival humor en zuurstof. Het houdt de Europeanen een spiegel voor, die een en ander verhaspelt, vervormt en uitvergroot, en toch een spiegel blijft.
Heeft dat allemaal ook met politiek te maken? Meer dan ooit. De voorbije dagen was er ophef over de resultaten van De Stemming (DS 14 mei): van nieuwkomers in ons land verwachten we dat ze zich onze cultuur, onze normen en onze gewoonten eigen maken. Impliciet wordt verondersteld dat het daarbij gaat om duidelijke standaarden, strikt afgebakend, helder te omschrijven en aan weinig verandering onderhevig. Zaterdagavond zagen we, zoals ieder jaar in mei, dat het toch wat minder eenvoudig is om de heersende normen te definiëren dan we onszelf doorgaans wijsmaken.
Artiesten zijn niet in hokjes te parkeren, en landen evenmin. Dat leert het Eurovisiesongfestival ons steeds opnieuw
Hendrik Vos doceert Europese studies aan de UGent. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag.