Groot-India, een gevaarlijke droom
NATIONALISME Wie zich zorgen maakt over Poetins Groot-Russische droom, kijkt beter ook eens verder oostwaarts, schrijft Gie Goris. Bij hindoenationalisten wint het idee van een Groot-India snel terrein.
Met Narendra Modi aan de macht, groeit het gevaar dat wat tot nu vooral mythisch denken was, reëel wordt. Vladimir Poetin bewees al dat de sprong van retoriek naar oorlog angstwekkend klein kan zijn. De invasie in Oekraïne wordt in de Russische propaganda de bevrijding van een broedervolk. Dat daarbij levens, steden en de toekomst vernietigd worden, is voor dat soort volksnationalisme blijkbaar een detail.
In India leeft het gevoel dat het ruimere Zuid-Aziatische subcontinent, en zeker de drieling Pakistan, India en Bangladesh, één natie vormt. Dat is niet vreemd: gedurende millennia was het een samenhangende cultuurregio, weliswaar met grote diversiteit. De regio viel zo goed als nooit onder één gezag, maar er was zoveel gewilde of gedwongen uitwisseling dat je terecht kon spreken van een soort geheel. Maar de hindoetva-militanten – meestal en ontoereikend vertaald als hindoenationalisten – willen niet eender welke samenwerking of zelfs hereniging met de buurlanden. Ze zien het moederland als een hindoenatie. Akhand Bharat, zo heet GrootIndia in het Hindi.
De militanten willen niet per se dat elke moslim, christen, sikh of boeddhist zich bekeert, wel dat die tot het inzicht komen dat ze als moslim, christen, sikh, jain, ahmadi, boeddhist of animist deel zijn van de hindoenatie, die bestaat uit grond, verwantschap, overgeleverde wijsheid en spiritualiteit.
Overtuigen met de stok
‘Wij hebben onze diversiteit in ons opgenomen’, zei Mohan Bhagwat, de leider van de Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS), midden april. ‘Wij zijn niet verschillend door onze diversiteit. Als we samen marcheren, bereiken we onze bestemming binnen tien, vijftien jaar.’ Die bestemming, dat is het eengemaakte moederland. Hoe ze die bereiken? ‘Wij zullen de taal van geweldloosheid hanteren, maar tegelijk een stok bij ons dragen. En dat zal een dikke stok zijn.’
Hindoetva-organisatie RSS heeft onder anderen premier Modi voortgebracht en telt zo’n twee miljoen actieve leden. Dagelijks nemen die deel aan een shaka, een bijeenkomst die het midden houdt tussen een paramilitaire oefening en een religieuze motivatiesessie. Vanuit de RSS worden zo’n 36 hindoenationalistische organisaties aangevuurd, aangestuurd en ingezet. Om maar te zeggen: Bagwat is geen nitwit, maar een mastermind.
Wie die stok van de RSS vandaag al voelt, is de moslimminderheid in India. Het discours over eenheid die dieper gaat dan de religieuze verschijningsvormen dient alleen om de slachtoffers de schuld te geven van de repressie die ze ondergaan. Als moslims zich gewoon zouden gedragen naar de eeuwige orde der dingen, dan zouden ze met rust gelaten worden. Idem voor linkse activisten, inheemse gemeenschappen en politieke tegenstanders. Zoals het de schuld van de Joden was dat de nazi’s hen begonnen te vervolgen.
Verkiezingen hebben het voorbije decennium een duidelijke trend naar steeds meer macht voor de hindoetvaideologie getoond. Die macht wordt vertaald in onverkort meerderheidsdenken. Bij recente verkiezingen in de deelstaat Uttar Pradesh (met meer dan 300 miljoen inwoners) lanceerde de politieke monnik en deelstaatpremier Yogi Adityanath de verkiezingen met de slogan dat het een keuze van 80 procent tegen 20 procent zou worden. Niet toevallig is dat de verhouding tussen hindoemeerderheid en moslimminderheid.
Gevaarlijke grenzen
Toen Amit Shah, de voorzitter van de hindoenationalistische BJP en minister van Binnenlandse Zaken, in 2019 aankondigde dat de noordelijke deelstaat Jammu en Kasjmir zijn bijzondere status zou verliezen, voegde hij er in het parlement aan toe dat héél Kasjmir deel uit maakt van India – inclusief het grondgebied van de vroegere deelstaat dat door Pakistan gecontroleerd wordt én Aksai Chin (onder Chinese controle). China antwoordde enkele maanden later: het verschoof de betwiste grens in Ladakh, wat meteen leidde tot militaire confrontaties tussen de twee Aziatische giganten.
Vladimir Poetin bewees al dat de sprong van retoriek naar oorlog angstwekkend klein kan zijn
Bovendien is Pakistan een uitgesproken bondgenoot van China geworden. Dat wordt in Islamabad in toenemende mate gezien als een verzekering tegen mogelijke plannen in India om de Groot-Indiase gedachte in expansie om te zetten.
De hindoenationalistische regering van India etaleert internationaal vooral haar politiek-economische nationalisme: make India great again. Het religieus-culturele meerderheidsnationalisme én de cultus van viriele dadendrang blijven onder de radar. De hindoe-versie van het ‘onze mensen eerst’-verhaal gaat ervan uit dat gelijke rechten voor minderheden een teken van zwakte en de oorzaak van verval zijn. De meerderheid moet zich daarom positioneren als de onbetwiste erfgenaam van een groots verleden en als de echte burgers van het heden. Minderheden verliezen rechten en worden alleen getolereerd als ze zich houden aan de normen, verwachtingen en regels die de meerderheid oplegt. Dat dit alles zonder internationale kritiek kan gebeuren, voedt het zelfvertrouwen van de Indiase regering.