Swaffelen met de Ultima’s
Dat een dubieuze documentaire een ‘staatsprijs’ kan winnen, is geen incident, schrijft Marc Reynebeau. Zo oogst de politiek wat ze gezaaid heeft: paranoia.
Veel aandacht kreeg de reeks video-interviews Tegenwind niet – waarom zou ze ook? Ermee inbreken in een internetpoll van een Vlaams ministerie, was slim bekeken. Zo ging deze in desinformatie en complotdenken gedrenkte reeks over de coronacrisis toch even over de tong. In de poll won Tegenwind de publieksprijs (10.000 euro) bij de Ultima’s, de officiële Vlaamse cultuurprijzen. (De officiële naam van de prijzen is Ultimas, zonder apostrof, op zijn Spaans, maar voor Van Dale is dat een spelfout.) Die keuze leidde tot weer zo’n eendagsrelletje, maar zo kwamen die prijzen ook eens in het nieuws; het moet niet altijd zijn omdat een minister er is onthaald op gejoel en tomaten. De kwestie is alweer vergeten. Ten onrechte. Ze is meer dan dat moment de gêne dat hopelijk snel passeert, bijvoorbeeld voor de presentatoren van het Ultimafeestje, die toch niet bekendstaan als de domsten in omroepland.
Met de poll kon het publiek zelf kandidaten voorstellen. Zo te zien dacht het ministerie hierbij aan ‘events’, ‘die je niet makkelijk in een andere categorie kunt onderbrengen’. Hoezo? Het ministerie vond het dus te veel moeite om de prijscategorieën beter te definiëren? Of had het allemaal zo weinig belang dat het al volstond om het publiek een zelf in te vullen restcategorietje toe te werpen? Toch zijn er genoeg prijzen waarin Tegenwind desgewenst had kunnen winnen: ‘film en visuele media’, ‘sociaalcultureel volwassenenwerk’, ‘cultureel ondernemerschap’ (met deze lucratieve stunt!), ‘opkomend talent’ of, waarom ook niet, ‘amateurkunsten’.
Bij internetpolls wordt altijd gemobiliseerd voor deze of gene. Het hoort erbij. En als activisten zelfs eigenmachtig mogen bepalen wie deze of gene is, kiezen ze uiteraard zichzelf. In polls wint nooit de ‘beste’, wel die met de meeste vrienden. Rond Tegenwind cirkelen al disproportioneel veel klavierhelden en grootverbruikers van uitroeptekens – dit was een kolfje naar hun hand. Dat is niet nieuw. Britse kwajongens kregen bijna voor elkaar dat een oceanografisch schip Boaty McBoatface zou heten. Mobilisatie in polls over ‘het woord van het jaar’ verrijkte onze taal met de melige dertigerstreurnis ‘samsonseks’ en de puberale provocatie ‘swaffelen’.
De Ultima’s zijn mee bedacht door Stephanie D’Hose (Open VLD), Vlaams Parlementslid en voorzitter van de Senaat. Ze vindt dat het ministerie haar geesteskind mismeesterde. Dan heeft ze wel verzuimd om daar in het parlement wat scherper op toe te kijken. En als ze het erg vindt dat de poll beslecht is door amper 0,0018 procent van de Vlamingen, verwart ze een poll met een referendum. Al kan ze het ministerie ook aanporren wat meer zijn best te doen om de resterende 99,99 procent te sensibiliseren voor de prijs. Of ze kan de afgeschafte opkomstplicht laten vervangen door een pollplicht.
D’Hoses krokodillentranen missen een essentieel inzicht. Haar perceptie is allicht vertroebeld door wat ze beter kent, verkiezingscampagnes, die ook vaak meer op een poppoll lijken dan op een inhoudelijk debat. Anders dan een vakjury, die haar oordeel beargumenteert in een omstandig rapport, telt bij een publieksprijs alleen de wet van het getal. En anything goes, talrijk genoeg bent.
Dat kan tot grote verschillen leiden. Als er zaterdag geen publieksjury was geweest, dan had Oekraïne Eurosong niet gewonnen. Een publieksjury besliste daar anders over. Niet erg. Eurosong is onbelangrijk genoeg om de einduitslag sympathiek te kunnen vinden. Al betekent dat ook dat een drang tot solidariteit bij het publiek voorrang kreeg op, toch volgens de vaklui, het oordeel over muzikale kwaliteit. Wat een beetje raar is voor wat een liedjeswedstrijd zou zijn. Al past het wel weer bij de legendarische kitsch van dit festival. Zetelen in zo’n publieksjury dan louter domoren? Dat zegt de organisatie of het ministerie die een verschil maakt tussen een publieks- en een vakjury, en de eerste zo aanmerkt als niet vakbekwaam. als je maar
De spanning tussen beide heeft een verre oorsprong: de doorbraak van de moderniteit, halfweg de 19de eeuw. Toen rees het besef dat de wereld zo complex is geworden, dat niemand nog alles over alles kan weten. Daar is maar één oplossing voor en ze is voor het samenleven essentieel: arbeidsverdeling en specialisatie. Iedereen bekwaamt zich op een eigen, specifiek terrein, of dat nu loodgieterij of virologie is, en vertrouwt erop dat anderen in hun vak even beslagen zijn.
Vertrouwen is het sleutelwoord. De virologen kregen dat volop in de pandemie, maar over cultuur voelen politici de aandrang om het vertrouwen in vakkennis te ondermijnen. In 2000 verweet toenmalig minister van Cultuur Bert Anciaux (Vooruit) een ‘ascetische elite’ dat haar vermeende hermetisme publieksbereik in de weg stond. Maar is een te gering geachte cultuurparticipatie het gevolg van een politiek falen, politici draaiden het om en maakten culturele professionals tot zondebok.
Hier sloeg het populisme toe dat een conflict creëert tussen een corrupte elite en ‘het volk’. De ‘culturo’s’ werden wereldvreemde, slechts op de eigen navel gerichte subsidieslurpers. Versta: politici doen expertise en vakkennis af als elitair, weigeren het hun vertrouwen en willen er geen politieke verantwoordelijkheid meer voor nemen. Al is het vaak een vals conflict. Het gebeurt geregeld dat een publieksjury uit een vooraf vastgelegde shortlist dezelfde laureaat kiest als de vakjury, laatst nog bij de literaire Boonprijs.
In dat nodeloos gecreëerde conflict ontstonden publieksprijzen en de inbreng van ‘gewone’ cultuurconsumenten in jury’s of beoordelingscommissies. Al is het geen compliment om als ‘gewoon’ en dus als amateur te worden weggezet. In de exacte wetenschap is die schijndemocratie ondenkbaar, daar is het ook hard werken om ‘mee’ te zijn. Het verschil is dat cultuur meer open debat vergt om tot heldere en scherpe inzichten te komen, waarbij verschil van mening altijd mogelijk is. Daar is een poll niet dienstig. Blijft het publiek dan monddood? Welnee, integendeel, het spreekt zich constant en ondubbelzinnig uit in bezoekersaantallen of verkoopcijfers. Het ene staat het andere niet in de weg en het afbreken van vermeende elitaire ivoren torens bevordert al zeker de diversiteit in visies niet. Het is maar wat de politiek wil: het cultuurleven bevorderen of pronken met een per poll uitgedrukte volkswil.
Tegenwind zet de politiek nu een pad in de korf door een contradictie aan het licht te brengen. Het is poetic justice. Voor deze Ultima schuift de politiek nu ook alle verantwoordelijkheid af. Het kabinet van minister van Cultuur Jan Jambon (N-VA) kwam niet verder dan het even bedremmelde als flauwe ‘het is hier Rusland niet’.
Toch wil de documentaire het voortschrijdende inzicht in de wetenschappelijke consensus met desinformatie discrediteren. Zo oogst de politiek wat ze gezaaid heeft. Paranoia is besmettelijk. Wie selectief is in zijn vertrouwen in vakkennis en expertise, mag niet verbaasd zijn dat Tegenwind nog een stap verder gaat – en toch met een Ultima en 10.000 euro aan de haal kan gaan.
Als de politiek expertise en vakkennis elitair vindt in cultuur, is het logisch dat antivaxers ook de wetenschap ridiculiseren